Leesfragment: De geografische factor. Tien landkaarten die de wereldpolitiek verklaren

20 juni 2019 , door Tim Marshall
|

25 juni verschijnt Tim Marshalls De geografische factor. Tien landkaarten die de wereldpolitiek verklaren, uit het Engels vertaald door Arian Verheij. Lees hier alvast een fragment!

Waarom is Poetin geobsedeerd door de Krim? Welke rol speelden watervallen in de ontwikkeling van het Afrikaanse continent? Waarom is China een marinevloot aan het opbouwen? Wat voor conflict broeit er tussen Egypte en Ethiopië?

Of het nu gaat om machtige bergketens of begeerlijke zeehavens, de geografische kenmerken van een land beïnvloeden het handelen van zijn leiders. Om de wereldpolitiek te kunnen volgen moet je mensen, ideeën en bewegingen begrijpen, maar zonder kennis van de geografie krijg je nooit een compleet beeld. Aan de hand van tien landkaarten legt ervaren buitenlandcorrespondent Tim Marshall uit hoe grenzen, grondstofvoorraden en de loop van rivieren de loop van de wereldgeschiedenis nog altijd bepalen.

 

Inleiding

Vladimir Poetin ziet zichzelf als een godsdienstig man, een trouw lid van de Russisch-orthodoxe kerk. Als dat klopt, zou het zomaar kunnen dat hij ’s avonds voor het slapengaan een gebedje zegt: ‘Lieve God, waarom hebt u in Oekraïne niet een paar bergen neergezet?’
Als God in Oekraïne voor wat bergen had gezorgd, dan zou er geen sprake geweest zijn van de grote Noord-Europese Laagvlakte die het voor anderen keer op keer zo aantrekkelijk maakte om Rusland aan te vallen. Onder de gegeven omstandigheden heeft Poetin geen keuze. Hij moet op zijn minst proberen om de laaggelegen gebieden in het westen onder controle te houden. En dit geldt voor alle landen, groot of klein: het landschap houdt de leiders gegijzeld. Ze hebben veel minder te kiezen, veel minder manoeuvreerruimte dan je misschien zou denken. Het gold voor het Atheense Rijk, en eerder al voor de Perzen en voor de Babyloniërs. Het gold voor alle leiders die een hooggelegen plek nodig hadden om hun stam te beschermen.
De grond waarop we wonen heeft ons altijd gevormd. De grond is bepalend geweest voor oorlogen, machtsvorming, politiek en de sociale ontwikkeling van volkeren overal ter wereld. Het lijkt misschien wel alsof de moderne technologie elke fysieke en geestelijke afstand tussen mensen kan overbruggen. Toch is en blijft het land waar we wonen, werken en onze kinderen grootbrengen van fundamenteel belang. De beslissingen van de leiders van de zevenenhalf miljard aardbewoners zullen altijd mede bepaald worden door rivieren,bergen, woestijnen, meren en zeeën – en zo is het altijd geweest.
Je kunt niet zeggen dat er één specifieke geografische factor is die zwaarder weegt dan alle andere. Bergen zijn niet altijd van groter belang dan woestijnen, een rivier is niet per definitie sterker dan een oerwoud. In de verschillende delen van de wereld zijn het telkens weer andere geografische kenmerken die beslissende invloed uitoefenen op wat mensen wel en niet kunnen doen.
In zijn algemeenheid probeert de geopoliticologie te begrijpen hoe internationale politieke ontwikkelingen samenhangen met geografische omstandigheden. Daarbij gaat het niet alleen om het landschap – denk aan bergketens als natuurlijke grenzen, of stroomgebieden van rivieren – maar ook om het klimaat, demografie, cultuurgebieden en toegang tot natuurlijke hulpbronnen. Dit soort factoren kunnen van groot belang zijn voor tal van aspecten van onze beschaving, of het nu gaat om politiek en militair beleid of om sociale ontwikkeling,taal, handel en godsdienst.
De fysieke werkelijkheid als kader voor nationale en internationale politiek blijft vaak onderbelicht, zowel in de geschiedschrijving als in de journalistiek. Toch maakt de geografie onmiskenbaar deel uit, zowel van het ‘waarom’ als van het ‘wat’. Misschien is ze niet de allesbepalende factor maar zeker de meest veronachtzaamde. Neem China en India: dat zijn twee grote landen, elk met een gigantisch aantal inwoners. Er loopt een zeer lange grens tussen die twee in en ze hebben geen politieke of culturele banden. Redenen genoeg voor oorlog, zou je zeggen, maar afgezien van wat schermutselingen gedurende één maand in 1962 is er nooit iets gebeurd. En waarom niet? Ze worden gescheiden door de hoogste bergketen ter wereld; het is geen doen om met een grote legermacht de Himalaya over te steken. Natuurlijk, met het voortschrijden van de techniek wordt er steeds meer mogelijk, maar de fysieke barrière blijft bestaan. Dus al houden de twee elkaar nauwlettend in de gaten, hun buitenlandbeleid is op andere regio’s gericht.
Individuele politici, ideologie, technologie – het is allemaal belangrijk voor wat er gebeurt in de wereld, maar het is ook allemaal tijdelijk. Daarentegen krijgt elke nieuwe generatie te maken met de Hindoekoesj en de Himalaya, met de moesson, met gebrek aan delfstoffen of voedsel.
Ik begon hier oog voor te krijgen toen ik in de jaren negentig verslag deed van de Balkanoorlog. Het viel me op dat de Servische, Bosnische en Kroatische leiders hun ‘stammen’ doelbewust wezen op de oude scheidslijnen en het oude wantrouwen in deze zeer divers samengestelde regio. Na het oprakelen van de verdeeldheid was het een koud kunstje om de mensen tegen elkaar op te zetten.
De rivier de Ibar in Kosovo is een goed voorbeeld. Servië kwam onder Ottomaans bestuur na de Slag op het Merelveld in 1389, die plaatsvond vlak bij de plek waar nu de Ibar door de stad Mitrovicë stroomt. In de eeuwen daarna trok de Servische bevolking zich steeds verder terug achter de Ibar, terwijl moslims uit Albanië vanuit de bergachtige streek Malesia in Kosovo neerstreken, waar ze halverwege de achttiende eeuw de meerderheid van de bevolking vormden.
Spoelen we door naar de twintigste eeuw, dan zien we dat de rivier nog steeds een duidelijke etnisch-godsdienstige scheidslijn vormt. En in 1999, na zware aanvallen door de navo vanuit de lucht en door het Kosovaarse Bevrijdingsleger te land, trok het Joegoslavische (Servische) leger zich terug over de Ibar, al snel gevolgd door het grootste deel van de overgebleven Servische bevolking. De rivier was vanaf dat moment de facto de grens van wat door enkele landen erkend wordt als de onafhankelijke staat Kosovo.
Mitrovicë was ook de plaats waar de opmars van navo-grondtroepen tot stilstand kwam. Tijdens de drie maanden durende oorlog was er af en toe gezinspeeld op een invasie van Servië door de navo. In werkelijkheid is dat, gezien de geografische en politieke omstandigheden, nooit een serieuze optie geweest. Hongarije had al klip en klaar gesteld dat het niet akkoord zou gaan met een inval vanaf Hongaars grondgebied, uit vrees voor represailles tegen de 350.000 etnische Hongaren die in het noorden van Servië woonden. Het alternatief was een invasie vanuit het zuiden. In minder dangeen tijd zou de navo dan aan de Ibar staan, maar vervolgens zouden de troepen tegen een bergketen aan lopen.
Toen dit speelde was ik in Belgrado, waar ik samenwerkte met Servische collega’s. Ik vroeg wat er zou gebeuren als de navo eraan zou komen, en het antwoord luidde: ‘Dan leggen we de camera weg en pakken een geweer.’ Dit waren goede vrienden van mij, liberale Serviërs die niet achter hun regering stonden. Evengoed haalden ze een kaart tevoorschijn en wezen me de plekken in de bergen aan waar de Serviërs hun grondgebied zouden verdedigen en waar de opmars van de navo vast zou lopen. Ergens was het wel een opluchting om er via dit lesje aardrijkskunde achter te komen dat de mogelijkheden van de navo veel beperkter waren dan de Brusselse pr-machine ons wilde doen geloven.
Het inzicht in het belang van het fysieke landschap dat ik in de Balkan had opgedaan, kwam me in de daaropvolgende periode goed van pas. Zo was ik in 2001, een paar weken na de aanslag op de Twin Towers van 11 september, in het noorden van Afghanistan. Daar zag ik hoe het klimaat, ondanks alle moderne techniek, nog steeds bepalend is voor de mogelijkheden van de grootste en machtigste legers ter wereld. Vanuit Tadzjikistan was ik op een vlot de grensrivier overgestoken, op weg naar de troepen van de Noordelijke Alliantie (na), die tegen de taliban vochten.
Amerikaanse gevechtsvliegtuigen en bommenwerpers waren al bezig met het bestoken van posities van de taliban en van Al Qaida in de koude, stoffige vlaktes en heuvels ten oosten van de stad Mazar-i-Sharif. Zo wilde men de weg vrijmaken voor de opmars richting Kaboel. Na een paar weken maakte de na zich op om naar het zuiden te trekken. Toen verschoot de wereld van kleur.
Het was de heftigste zandstorm die ik ooit heb meegemaakt. Alles werd een soort mosterdgeel, tot de lucht die we inademden aan toe. Zesendertig uur lang was het zand het enige wat bewoog. Op het hoogtepunt van de storm was het zicht niet meer dan een paar me ter. Als er iets helder was, dan was het dat de opmars moest wachten op beter weer.
De hypermoderne Amerikaanse satellieten waren in dit natuurgeweld stekeblind. President Bush, de chefs van staven, de NA-soldaten, iedereen moest gewoon wachten. Toen begon het te regenen en veranderde het zand waar alles en iedereen onder zat in modder. Het regende zo hard dat onze hutjes van gedroogd leem leken te smelten. En weer moest de opmars naar het zuiden wachten tot de natuur haar zegje gezegd had. De geografische, fysieke omstandigheden bepalen de regels van het spel. Hannibal wist het al, net als Sun Tzu en Alexander de Grote; ook de hedendaagse leiders ontkomen er niet aan.
In 2012 kreeg ik weer zo’n les in geostrategie. In Syrië was de toestand ontaard in een heuse burgeroorlog. Vanaf een Syrische heuveltop had ik uitzicht over een dal ten zuiden van de stad Hama. In de verte zag ik een brandend gehucht. Syrische vrienden zeiden dat de aanval was gekomen vanuit een groter dorp op zo’n anderhalve kilometer afstand. Ze legden uit dat de strijdende partijen probeerden om elkaars mensen zo veel mogelijk uit het dal weg te jagen. Het doel was om de vallei te verbinden met andere stukken land en zo met de enige snelweg van het land. Op die manier moest er een levensvatbaar gebied ontstaan waar een rompstaatje gevestigd zou kunnen worden als Syrië definitief uiteen zou vallen. Eerst zag ik enkel een brandend gehucht, nu zag ik het strategisch belang ervan. Ik werd er eens te meer van doordrongen hoe de politieke werkelijkheid bepaald wordt door de meest basale fysieke werkelijkheid.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum