Leesfragment: De glorie van Rome

27 september 2019 , door Adrian Goldsworthy
| |

1 oktober verschijnt de nieuwe Adrian Goldsworthy, De glorie van Rome. De klassieke kunst van het oorlog voeren, vertaald door Roelof Posthuma. En vrijdag 4 oktober spreekt hij erover bij SPUI25. Vandaag publiceren we voor!

In De glorie van Rome beschrijft bestsellerauteur Adrian Goldsworthy de werking en de invloed van het Romeinse leger, het beste beroepsleger dat de wereld ooit heeft gekend. De legioenen waren niet 'slechts' uit op de overwinning, maar ook op de totale vernietiging van hun vijanden. Deze agressieve Romeinse oorlogsvoering creëerde een enorm rijk, dat voor een groot deel gekenmerkt werd door vrede en welvaart. Goldsworthy brengt de alliantie tussen politiek en militaire macht in beeld. 'Als je ooit twee boeken over het Romeinse leger gaat lezen, laat dit dan één van die twee zijn,' aldus de Britse krant The Observer.

N.B. Eerder publiceerden we voor uit De muur van Hadrianus en Pax Romana.

 

Leden van de pretoriaanse garde in parade-uniform op de Boog van Claudius. Uit: Adrian Goldsworthy, De glorie van Rome. De klassieke kunst van het oorlog voeren.
Leden van de pretoriaanse garde in parade-uniform op de Boog van Claudius

 

Inleiding

Onderworpenen sparen, neerslaan wie zich verzetten

In de geschiedenis van Rome was bij het opbouwen en in stand houden van een rijk dat uiteindelijk een groot deel van Europa, het Nabije Oosten en Noord-Afrika omvatte, een hoofdrol weggelegd voor oorlogvoering. Oorlog en politiek waren onlosmakelijk met elkaar verbonden, en het recht om in vredestijd macht uit te oefenen werd gekocht met de plicht om een succesvol leider te zijn in tijden van oorlog. Het Latijnse woord imperator, waarvan het Engelse ‘emperor’, keizer, is afgeleid, betekent generaal, en zelfs de minst militaristische keizers pronkten met de martiale successen die hun legers behaalden. Dat Romeinse soldaten bereid waren om tegen elkaar te vechten, maakte de cycli van burgeroorlogen mogelijk die het einde betekenden voor het republikeinse staatsbestel en die verantwoordelijk waren voor de versplintering van de keizerlijke macht in de derde eeuw n.Chr. Maar ondanks het belang van oorlogvoering raakte de Romeinse maatschappij langzaam maar zeker gedemilitariseerd. De militielegers, waarin burgers met voldoende bezit uit verplichting tegenover de staat dienden, maakten plaats voor een professioneel leger dat zijn leden vooral uit de armste lagen van de maatschappij rekruteerde. In de tweede eeuw n.Chr. waren de in Italië geboren soldaten ver in de minderheid, zelfs in de legioenen van Romeinse burgers. De uit senatoriale kringen of de ridderstand afkomstige officieren die de hoogste rangen vervulden als onderdeel van een gemengd burgerlijke en militaire carrière, vormden nog enige tijd een band tussen het leger en de rest van de maatschappij, maar ook die werd in de derde eeuw grotendeels doorgesneden. Daarna waren zowel de officieren als de manschappen carrièresoldaten met aspiraties die duidelijk afweken van het burgerlijke leven in de provincies.
De Romeinse manier van oorlogvoering was uiterst gewelddadig en werd gekenmerkt door een meedogenloos najagen van de overwinning. Tacitus liet een Caledonische krijgsheer verklaren dat de Romeinen ‘een woestenij creëren en het vrede noemen’. Hun instelling wat wreedheid en het aanrichten van bloedbaden betrof, was uiterst pragmatisch: vrijwel alles wat het pad naar de overwinning kon effenen, was gerechtvaardigd. Een stad die zich niet had overgegeven voordat de eerste Romeinse stormram de muur raakte, viel welbewust ten prooi aan een uiterst gewelddadige plundering om het verzet elders af te schrikken. Vooral opstanden werden wreed onderdrukt, waarbij gevangengenomen rebellen vaak massaal werden gekruisigd of een gewelddadige dood vonden op het zand van de arena. Maar alle verwoesting en wreedheid moet wel worden afgezet tegen de vaak positieve resultaten van de Romeinse oorlogen. De Romeinen profiteerden van veel van hun oorlogen, zeker in de periode van de veroveringen, maar hun oorlogvoering was nooit alleen maar op roven en plunderen gericht. Verslagen vijanden werden tot ondergeschikte bondgenoten gemaakt, die al snel veel loyale soldaten leverden om in de volgende ronde van Romes oorlogen mee te vechten. Sommige voormalige vijanden verwierven langzaam maar zeker het Romeinse burgerschap en konden op den duur zelfs deel gaan uitmaken van de elite van het Rijk. De Romeinse heerschappij werd met geweld opgelegd en gehandhaafd, maar voor de meeste gebieden betekende dat wel het begin van een periode van veel grotere vrede en voorspoed dan ze in de eeuwen voor het Rijk hadden gekend of daarna zouden kennen. Ondanks de beweringen van sommige auteurs die op het hoogtepunt van Romes macht de pen voerden, hadden de Romeinen hun rijk niet veroverd uit een soort plichtsbesef om de provincies voor hun eigen bestwil te organiseren en te besturen, maar uit puur eigenbelang en de zucht naar rijkdom en glorie. Een volk dat ooit tegen Rome had gevochten, werd altijd als een potentiële vijand beschouwd, totdat het niet meer in staat was om oorlog tegen het Rijk te voeren. De eenvoudigste en effectiefste manier om dat te bereiken, was het opnemen van de voormalige vijand als duidelijk ondergeschikte bondgenoot, of het inlijven van diens gebied als afhankelijke provincie. Het talent van de Romeinen om verslagen tegenstanders in hun rijk op te nemen, was uniek in de oude wereld.
Het professionele Romeinse leger was de meest geavanceerde strijdmacht die de wereld ooit had gezien. Na de val van Rome zou het meer dan 1000 jaar duren voordat er weer een vergelijkbare krijgsmacht in Europa te vinden zou zijn. Het leger was in veel opzichten verrassend modern, met zijn nadruk op uniforme uitrusting, training, en een duidelijke organisatie en commandostructuur. De soldaten doorliepen een vastgestelde carrière en kregen onder aftrek van een paar vaste kostenposten een standaardbedrag als soldij uitgekeerd. Verder werd hun hele leven bepaald en geregistreerd door een complexe militaire bureaucratie. Veel aspecten van het leven en de dagelijkse routine in het Romeinse leger zouden moderne soldaten onmiddellijk bekend voorkomen. Het is echter belangrijk te onthouden dat de troepen zich in andere opzichten onmiskenbaar Romeins gedroegen en de maatschappij weerspiegelden waaruit ze als krijgsmacht waren voortgekomen. Het leger was ontstaan als een burgermilitie waarin de hele gemeenschap naargelang leeftijd en status in verschillende capaciteiten dienstdeed. Daaruit was een gevoel van gemeenschappelijke inspanning overgebleven, waaraan Romeinse soldaten een vrijheid van meningsuiting tegenover hun commandanten ontleenden die soms haaks lijkt te staan op de strakke discipline. Promotie in het leger was vooral gebaseerd op patronage, waarbij verdiensten en anciënniteit een ondergeschikte rol speelden. Hoewel patronage ook in veel moderne instituten, waaronder legers, kan voorkomen, wordt het tegenwoordig gewoonlijk als een aantasting van een correct en eerlijk systeem van promotie gezien. De Romeinen beschouwden het echter niet als de corrumpering van een eerlijker systeem; het wás het systeem en werd openlijk geaccepteerd als onderdeel van het normale leven.
De Romeinen worden vaak gezien als een methodisch en zeer praktisch volk dat zijn leger dankzij technisch vernuft doelmatiger kon laten opereren. De Romeinse wegen, misschien hun beroemdste erfenis, boden directe, goed onderhouden routes waarlangs het leger onder vrijwel alle weersomstandigheden de garnizoenen kon bevoorraden of troepen kon verplaatsen. Ze werden ook als een spectaculaire vorm van machtsvertoon welbewust op monumentale schaal en in obsessief rechte lijnen aangelegd. De bruggen die het leger aan het begin van een veldtocht bereidwillig en met veel inspanning over brede rivieren als de Rijn en de Donau bouwde, dienden het praktische doel om het leger te laten oversteken, maar waren ook symbolen van het Romeinse vermogen om de natuur zelf te overwinnen, net als elke vijand.
Het marskamp dat aan het einde van een dagmars volgens een standaardpatroon werd opgebouwd, bood de soldaten en hun bagage veiligheid voor de nacht. Het exact voorgeschreven uiterlijk van de kampen en het feit dat er elke dag weer een nieuw exemplaar verscheen, waren uiterst intimiderende tekenen van de gestage, onstuitbare opmars van het leger. De Romeinen hadden er slag van om het praktische met het visueel spectaculaire te verbinden. Vaak waren de activiteiten van de legioenen erop gericht om de vijand al met een enorm machtsvertoon te overrompelen voordat het tot direct contact kwam.

De ontwikkeling van de oorlogvoering

Dit boek gaat over Romeinse oorlogvoering, maar veel aspecten kunnen niet in detail behandeld worden. De ruimte ontbreekt om gedetailleerd verslag te doen van alle oorlogen die Rome vanaf de stichting van de stad tot de zesde eeuw n.Chr. heeft gevoerd. In plaats daarvan heb ik geprobeerd de ontwikkeling van de krijgskunst binnen de context van de evolutie van het leger en de staat te beschrijven, of, wat de staat betreft, in elk geval met het oog op die aspecten van politiek en maatschappij die met het leger te maken hebben. Voor elke periode worden het karakter van het leger alsmede het waarom en het doel van de oorlogvoering besproken, en in verband gebracht met de militaire instituties van de belangrijkste opponenten uit dat tijdvak. Het kan echter nooit een volledige geschiedenis van het Romeinse leger worden, omdat tal van aspecten, zoals uitrusting, carrière- en dienstpatronen, betaling en dagelijkse routine, de rol van het leger in het bestuur van de provincies of de opzet van forten en bases maar heel summier behandeld kunnen worden. In de bibliografie zijn voor elk hoofdstuk moderne studies opgenomen die de hier besproken onderwerpen en andere aspecten van het leger in de betreffende periode behandelen. De lijst is niet uitputtend en is beperkt tot werken in het Engels, omdat een volledige opsomming veel te omvangrijk zou worden. In combinatie met de bibliografieën in de genoemde werken biedt de lijst echter een goed startpunt voor nadere bestudering van specifieke onderwerpen. Een ander deel van de bibliografie vermeldt de belangrijkste Griekse en Latijnse bronnen voor deze periode, met beknopte indicaties van stijl, betrouwbaarheid en bruikbaarheid. De meeste werken zijn in vertaling beschikbaar. Ze zijn onmisbaar voor een dieper begrip van de Romeinse oorlogvoering.

 

Copyright © 2000, Adrian Goldsworthy
Copyright Nederlandse vertaling © 2019, Uitgeverij Omniboek

pro-mbooks1 : athenaeum