Leesfragment: De schrijver die over de soep vloog

27 september 2019 , door David de Poel
| | |

1 oktober verschijnt David de Poels biografie De schrijver die over de soep vloog. Het leven van Frans Pointl. Wij publiceren voor.

Frans Pointl was al 56 toen hij debuteerde met De kip die over de soep vloog. Hij verscheen in Van Dis in de Ijsbreker en stal de harten van heel televisiekijkend Nederland. Zijn boek werd een bestseller en Pointl werd in één klap een BN’er. In deze bijzondere biografie neemt David de Poel ons mee in Pointls leven. Daarnaast beschrijft De Poel de laatste jaren van Frans Pointl, hoe hij plotseling ernstig ziek werd en lang moest revalideren. En hoe hij tot zijn laatste ademteug geestig en ad rem bleef.

N.B. Eerder publiceerden we voor uit de postume verhalenbundel Zonder rampspoed valt er niets te melden.

 

Proloog

Voorjaar 2008. Het appartement in Nice is op loopafstand van de zee. Ik logeer er twee weken om aan de biografie van Frans Pointl te werken. Helaas is dat zonder de medewerking van de hoofdpersoon. Onlangs heeft Frans mij een brief geschreven waarin hij me opdraagt, hoewel hij me eerder gevraagd had zijn levensverhaal op te tekenen, onmiddellijk met het project te stoppen.
Ik ben er al zeker een halfjaar mee bezig, heb Frans verschillende keren geïnterviewd. Het Letterkundig Museum in Den Haag heeft mij dagenlang in archieven laten spitten, en ik heb diverse mensen uit zijn verleden gesproken. Inmiddels weet ik dat mijn inspanningen een boeiende biografie kunnen opleveren. Ik wil ermee doorgaan.
Dat laatste vertelde ik een paar dagen voor mijn vertrek naar de Zuid-Franse badplaats aan Parool-journalist Maarten Moll, die ik toevallig op een Amsterdamse boekenmarkt tegen het lijf liep. Hij wist dat ik met de biografie bezig was en informeerde hoe het ermee stond. Toen ik vertelde wat er aan de hand was, vroeg hij of hij er een stukje aan mocht wijden in de krant. Dat vond ik prima, maar nu het geplaatst is, ben ik nerveus. Frans wil niets meer van een biografie weten, en nu staat er toch een bericht over in Het Parool. Tegen beter weten in probeer ik mezelf gerust te stellen: Pointl heeft weinig geld, hij heeft vast geen krantenabonnement. Ik kan me niet voorstellen dat hij het leest.

Op de tweede dag in Nice gaat mijn telefoon. Ik herken het nummer meteen. Frans is woest. Hij vertelt dat hij Het Parool altijd een dag na verschijning van een buurvrouw krijgt. ‘Waarom ga je door met de biografie, terwijl ik je gevraagd heb te stoppen?’ vraagt hij.
‘Ik ben al een eind op weg, en ik heb er al zoveel tijd en energie in zitten dat ik het boek niet zomaar aan de kant kan leggen,’ antwoord ik.
‘Je weet dat ik het niet meer wil. Ik vind het heel vervelend om in de krant te moeten lezen dat je dan toch doorgaat! En in het interview vertel je dat je een ex-vriendin van mij hebt gesproken. Wie was dat?’
‘Dat vertel ik je nog wel.’
‘Nee, ik wil het nu weten! Wie heb je geïnterviewd? Wie?’
‘Het was Anne,’ zeg ik schoorvoetend. In de jaren zeventig en tachtig was Frans bevriend met haar, ze hebben zelfs een tijd een relatie gehad. Tijdens mijn interviews met Frans wilde hij nauwelijks iets over haar kwijt, en daarom vond ik dat ik haar moest spreken.
‘Ik ben er helemaal niet blij mee. En mijn uitgever is ook boos over het stuk, hij gaat je een e-mail sturen.’
Minstens twintig minuten blijft hij kwaad, maar uiteindelijk lukt het hem een beetje tot bedaren te brengen. ‘Ik ben nu op vakantie in Nice,’ zeg ik zo kalm mogelijk. ‘Als ik terug ben in Amsterdam, kunnen we het misschien bespreken.’
‘Zit je in Nice?’ vraagt hij. ‘Waarom zeg je dat niet meteen? Nu zit ik verdomme duur naar het buitenland te telefoneren!’ En hij hangt op.

In 1991 las ik voor het eerst een boek van Frans Pointl. Dat was De aanraking, en ik werd meteen getroffen door de directheid ervan. Frans had het talent om zware onderwerpen zoals de Jodenvervolging, die diepe sporen in zijn leven had nagelaten, luchtig te beschrijven. Bovendien beschikte hij over een heel vlotte stijl en een venijnig soort humor. Ik las ook zijn andere boeken, verdiepte me in interviews en ontdekte dat hij een moeilijk en eigenaardig leven had geleid. Hij was Joods, en een groot deel van zijn familie was door de Duitsers vermoord. Zijn Oostenrijkse vader had hem in de steek gelaten. Hij had in pleeggezinnen gewoond omdat zijn moeder de opvoeding niet aankon, maar als volwassen man juist weer jaren bij haar ingewoond. Hun relatie was zowel liefdevol geweest als moeizaam en verstikkend. Frans had talloze baantjes gehad, was arm geweest, had zelfs op straat geleefd. Hij schreef verhalen, die hij naar literaire bladen stuurde en die af en toe geplaatst werden. Als schrijver leek hij mislukt, tot hij op zijn zesenvijftigste onverwacht een enorm succes boekte met zijn verhalenbundel De kip die over de soep vloog. Deze bestseller stelde hem in staat om van een armetierige woning in Amsterdam-Oost naar een appartement aan een van de Amsterdamse grachten te verhuizen. Ik bedacht dat zijn leven zich goed zou lenen voor een biografie.

Eind 2006 verhuisde ik van een zolder in Amsterdam-Zuid naar een kamertje in de Plantagebuurt. Op een dag zag ik een kleine man lopen. Hij was netjes gekleed en kwam me bekend voor. Toen ik hem beter bekeek, herkende ik hem aan zijn kleine ogen en zijn opvallend grote neus: het was Frans Pointl. Ik had inmiddels al het een en ander gepubliceerd en wist dat mijn toenmalig uitgever hem twee van mijn boeken cadeau had gedaan; ik besloot hem aan te spreken.
‘Bent u Frans Pointl?’ vroeg ik.
Hij keek me vorsend aan en beaamde dat. ‘En wie bent u?’
‘David de Poel.’
We gaven elkaar een hand.
‘Als ik het goed heb, hebt u onlangs wat werk van mij gekregen,’ zei ik.
‘Dat klopt,’ zei Frans. ‘De buitenstaander is toch van jou?’
‘Inderdaad.’
‘Ik vond het een mooi boek. Is het autobiografisch?’
Ik knikte.
‘Ja,’ zei hij, ‘sommige mensen maken nogal wat mee in hun leven.’ Hij zette de tas met boodschappen tussen zijn benen op de grond en begon vanuit het niets te vertellen: over zijn poezen, zijn gezondheid, de buurt, over een nieuw verhaal waaraan hij werkte.
Op basis van zijn boeken had ik mij hem als een sombere, zwijgzame en teruggetrokken man voorgesteld, maar hij was spraakzaam, open en vrolijk. Het viel me op dat hij jeugdig overkwam voor iemand van 73. Hij praatte vlot en had een heldere, zelfs guitige oogopslag.
‘Fijn om je ontmoet te hebben,’ zei hij, nadat we bijna een uur hadden gepraat. ‘Laten we gauw afspreken. Drinken we wat in café Eik en Linde.’

In de weken daarna trof ik Frans een paar keer toevallig op straat. Vaak stapte ik van mijn fiets en gingen we verder met ons gesprek op het punt waar we de vorige keer gestopt waren. Hij vroeg me welke opleiding ik had gedaan, en ik antwoordde dat ik op de School voor de Journalistiek had gezeten. Frans knikte bewonderend, keek een moment peinzend voor zich uit en vroeg toen: ‘Zou je mijn biografie willen schrijven?’ Ik was verrast, zei dat ik het een interessant idee vond en erover zou nadenken.

De eerstvolgende keer dat ik Frans op straat tegenkwam, vertelde ik te hebben besloten op zijn verzoek in te gaan. Ik zou zijn biograaf worden.
Frans reageerde minder enthousiast dan ik had verwacht: ‘Als je mijn biografie wilt schrijven, kun je net zo goed de medische encyclopedie overpennen.’
We praatten wat over en weer, en het lukte me om een afspraak met hem te maken. Gezien zijn aarzeling, en omdat ik zelf inmiddels behoorlijk enthousiast was over de biografie, wilde ik de volgende dag al bij hem langs. Maar daar stak Frans een stokje voor. ‘Dat is veel te snel,’ zei hij misprijzend, alsof ik dat zelf ook wel had kunnen bedenken. ‘Als jij bij mij langs wilt komen, moet ik eerst natuurlijk wel flink opruimen en schoonmaken.’

[...]

 

Copyright © David de Poel 2019

pro-mbooks1 : athenaeum