Leesfragment: De vlucht van Gilles Speksneijder

03 augustus 2019 , door M.M. Schoenmakers
|

Eerder dit jaar verscheen De vlucht van Gilles Speksneijder van M.M. Schoenmakers. Lees bij ons het eerste hoofdstuk!

Gilles Speksneijder, een weinig uitgesproken man, bekleedt een bescheiden functie in een dienstverlenende organisatie. Als hij van de ene op de andere dag wordt gepromoveerd tot assistentverhuiscoördinator, bezwijkt hij bijna onder zijn verantwoordelijkheden en taken. De tijdsdruk neemt toe en het verhuisproces raakt vertroebeld door machtsspelletjes, vileine roddels en complotten.

Wanneer Gilles uit schimmige motieven een jonge vrouw meebrengt, een antikraakwacht die het verhuisproces dreigt te vertragen, verschuiven de verhoudingen in huize Speksnijder: terwijl Gilles naar de marge wordt gedrongen, neemt zijn vrouw steeds meer het heft in handen.

Een laatste opdracht wacht nog: het bezemschoon opleveren van het oude kantoor. Speksnijder neemt er zijn intrek, weert indringers af en gaat – ook letterlijk – het gevecht van zijn leven aan.

In heldere, beeldende taal laat M.M. Schoenmakers de opkomst en ondergang zien van een overbodig verklaarde man.

 

Aankondiging

Vroeg in de avond, omgeven door dozen in allerlei maten en op de vloer en tafel uitgestalde kerstspullen, voelde hij hoe zijn schreeuw loskwam uit de diepte en zich naar boven werkte. En terwijl zijn trots, een eigenhandig uit multiplex gezaagde, demontabele rendierkop, uit zijn hand gleed en zijn rechterarm naar de vloer naast het dressoir wees, deed Gilles Speksneijder zijn lippen van elkaar.
Misschien kon hij niet op tegen de stofzuiger die met een irritant rammelend geluid de hoeken en gaten van de huiskamer vulde of misschien deed zijn keel zeer of had hij niet genoeg lucht, in elk geval struikelde zijn schreeuw naar buiten.
‘Dáár,’ piepte hij. Zijn arm hield hij uitgestrekt, zijn wijsvinger gericht op de plint, recht onder het schilderij van een trekschuit tussen lage, onbegroeide oevers.
Madelief keek op, haar gezicht en hals glansden van het zweet. Met de voet tastte ze naar de knop van de stofzuiger.
‘Wat nou weer?’
‘Dáár!’
Het mocht een wonder heten dat zijn oog erop was gevallen, zo minuscuul klein en verloren lag het tegen de plint gedrukt, de driftig heen en weer getrokken slang van de stofzuiger op nog geen meter afstand.
‘Waar?’ vroeg Madelief, die feitelijk meer oog had voor de spullen die nog ingepakt moesten worden, kerstballen en kerstappeltjes en de vogeltjes voor in de boom en het door haar drie of vier jaar eerder ingekleurde hardkartonnen kerststalletje en de kaarsen en de kransen van dennenappels en haar pitrieten mand met gebreide paaskuikentjes die ook met kerst op tafel kwam en nog meer.
Speksneijder dook in de lauwe lucht die de stofzuiger naast het dressoir had achtergelaten. Hij raapte het ding op en legde het in zijn hand. Hij stelde de vraag allereerst aan zichzelf: ‘Wat is dit?’ Hij nam zijn bril af en bracht zijn oog dichterbij. ‘Het lijkt wel een paddenstoeltje,’ sprak hij voor zich heen. ‘Ik versta je niet,’ zei Madelief.
Hij hees zich overeind, zette zijn bril op en ging links van de kerstboom op de schemerlamp af, waarvan de kap was bekleed met een semi-transparante varkensblaas.
Hij wenkte haar.
‘Ik ben nog niet klaar,’ verklaarde ze. ‘Het is al bijna negen uur.’ Ze zag hem onder het licht van de lamp met de vinger door de kom van zijn hand roeren.
‘Kom nou…’ zei hij.
Ze stapte met tegenzin op hem af en kneep haar ogen toe vanwege het licht dat onder de schuin omhooggetilde lampenkap naar beneden viel.
‘Hier…’ zei hij. Als een wormpje stak zijn vondst boven zijn vingertoppen uit.
‘Ik zie niks.’ Ze wees naar beneden. ‘Pas op dat je niet op de lamp gaat staan.’
Hij deed een miniem stapje opzij, greep Madeliefs rechterhand, vouwde die open en legde het ding erin. ‘Voorzichtig,’ zei hij.
Zonder enige interesse bekeek Madelief het voorwerp, dat stil op haar handpalm lag. Waar maakte hij zich druk over, zoiets kleins?
‘Zie je het?’ vroeg hij, terwijl hij met overdadig precieze vingers het ding uit haar hand plukte.
‘Nee,’ zei ze. Misschien wil ik wel niks zien, dacht ze.
Terwijl Madelief sliep, lag hij klaarwakker en gespannen naast haar. Voor zijn geestesoog zweefde de ragfijn spiralende groef van het paddenstoeltje, de bolronde, aan een zijde wat afgesleten hoed en de dunne, bijna onzichtbare sleuf om de schroevendraaier in te zetten.
Hij werd slap van angst toen daarachter andere, duistere beelden opdoemden. Natuurlijk hoorde het schroefje bij een keukenapparaat; het was losgetrild, mogelijk in de fabriek niet goed aangedraaid, op de vloer terechtgekomen en door Madeliefs sloffende voeten meegenomen naar de huiskamer.

 

Copyright © 2019 M.M. Schoenmakers

pro-mbooks1 : athenaeum