Leesfragment: Dennie is een star

07 maart 2019 , door Maartje Wortel
|

8 maart verschijnt Dennie is een star van Maartje Wortel, en zaterdag 30 maart spreekt ze erover met Thomas Heerma van Voss. Lees bij ons een fragment!

Maartje Wortel: 'Op de Rietveld Academie kreeg ik les van Wim Brands.
Tijdens een van de eerste lessen gaf hij ons een paar regels mee.
Hij zei: Probeer niet te lachen, dat komt zo dom over.
Hij zei ook: Je moet eerst weten hoe je moet sturen voor je uit de bocht vliegt.
En hij zei: Schrijf nooit over je kat. Of over welke kat dan ook überhaupt.'

Dennie is een star is een verhaal over tijd en ruimte, over religie, over seks en vooral: over Dennie. De kat.

N.B. Lees meer Maartje Wortel in onze voorpublicaties van Half mens en Er moet iets gebeuren, en onze recensie van Goudvissen en Beton.

 

5

Door een misverstand noemde ik mijn kat Dennie. Het zat zo: toen ik eenmaal had besloten dat ik een kat wilde, kreeg ik een telefoonnummer van iemand die een twee jaar oude kat weg wilde doen. Ik kreeg vijf foto’s van die kat in mijn inbox en ik had nog nooit zo’n prachtig beest gezien. bel voor dennie, stond er onder aan die mail. Ik wist meteen dat ik een kat wilde die Dennie heet. Als ik zelf een naam had kunnen bedenken had ik het dier Klok genoemd, maar Dennie was nog beter. Ik stuurde foto’s van mijn huis en van mijn tuin en zelfs van mijn bed en close-ups van de bank en het schapenvel en alle kussens en van de vensterbank en het uitzicht vanaf die vensterbank (waar ik me een beetje voor schaamde, want ik woon aan een drukke en sterk vervuilde weg) omdat ook Dennie moest weten waar hij terecht zou komen. Op een zaterdagochtend fietste ik naar Amsterdam-West, waar Dennie woonde. Op een of andere manier heb ik een hekel aan Amsterdam-West. Ik heb er zelf een paar jaar gewoond en ik sluit niet uit dat ik zelfmoord had gepleegd als ik daar was blijven wonen. Er is iets aan Amsterdam-West wat me buitengewoon somber stemt. Omdat die afkeer puur intuïtief is en ik niet in een paar heldere streken kan uitleggen waarom West een plek is waar ik liever zo weinig mogelijk mee te maken heb, geef ik mijn liefde voor hiphop de schuld. Ik hou van de taal en de zelfbeheersing in hiphop, die te vergelijken is met de zelfbeheersing bij martial arts. gza, een van de rappers en oprichters van de Wu-Tang Clan, heeft gezegd dat je voor een goede flow in de rap zowel kalm als woedend moet zijn, het is gecontroleerde agressie. In zekere zin is hiphop ontwikkeld om niet te vechten, het is een manier om strijd te ritualiseren zodat je elkaar niet hoeft aan te vallen. Het draait om je territorium afbakenen, net als katten dat doen.
Ik heb op het gebied van taal en flow ook nog wel een aantal vijanden die ik met veel zelfbeheersing zou willen afslachten. Ik sluit niet uit dat ze allemaal in West wonen, dus mijn territorium baken ik niet alleen af door kalm en woedend te doen wat ik doe, maar ook door West simpelweg te negeren.
Toch maakte ik voor een kat graag een uitzondering. Ik vertrok dus op zaterdagochtend op de fiets naar Dennie. We zouden elkaar ontmoeten en kijken of het klikte. Hoe verder ik van Oost wegfietste en West naderde, hoe meer ik voelde dat deze hele onderneming een vergissing was. Ik had in mijn bed moeten blijven liggen, een boek lezen, de markt bezoeken, een plaat van de Wu-Tang Clan opzetten.
Ik belde aan bij het huis waar Dennie woonde. Ik moest twee trappen bestijgen in een nauw en donker trappenhuis dat sterk naar kruidnagel rook. Eenmaal boven aangekomen zweette ik nogal van de zenuwen, van het fietsen en van de zon, die al vroeg meedogenloos scheen. Het was de zomer van 2018, die ongetwijfeld de boeken in zal gaan als, nou ja, de zomer van 2018, die plakkerig, broeierig en heet was, zoals de zomers in mijn jeugd waren: veel te lange, veel te warme dagen, wat een gevoel van zowel verveling als opwinding teweegbracht. Alles was droog, er dreigde veel verlies. Verlies van het land, verlies van verstand, verlies van rivierwater, andersoortig vocht en zoveel meer. De zon hield maar niet op met schijnen. Ik kon aan weinig andere zinnen denken dan aan: ‘Schijn, brave zon, ik wil mijn schaduw fier zien paraderen.’ Dat was niet eens waar. Ik bedoel, ik wilde die zon niet meer zien schijnen en ook mijn schaduw niet zien paraderen. Ik wilde aan een koel meer liggen en verdwijnen. Dankzij de zomer van 2018 snap ik dat je geobsedeerd kunt raken door het tegendeel van waarnaar je verlangt. Mijn huid leek voortdurend ingepakt in een laagje plastic, zonnebrandcrème factor 50. Ik had daar eigenlijk geen geld voor, maar ik had ook geen geld voor kanker.
Het meisje dat de deur opendeed en moest beoordelen of ik Dennie mee naar huis zou mogen krijgen keek me wat wantrouwig aan. Dat kwam denk ik door het zweet. Ik begin nogal snel te zweten, daarom denken douanebeambten altijd dat ik bolletjes cocaïne heb geslikt. Ik slik eerlijk gezegd alleen paracetamol. Nu stond ik dus zwetend op de tweede verdieping van een rommelig appartement in Amsterdam-West en ik leefde en de kat leefde ook, dus waar heb ik het over?
Ik zal Koelie even roepen, zei het meisje dat voor Dennie zorgde.
Ik dacht dat ze misschien een extra naam voor Dennie had, zoals je ook namen voor je geliefden verzint om ze inclusief te maken. N. noemt mij soms Tub. Dennie werd af en toe Koelie.
Koelie, hoorde ik haar roepen. Koelie.
Ik stond nog altijd in de gang, al kon ik door de openstaande deuren een gedeelte van het appartement overzien. Ik hoorde dat er een paar boeken van een plank naar beneden vielen en daar kwam het meisje met Dennie in haar armen. Het was de kat die ik herkende van de foto. En nog altijd was-ie prachtig. Ik vroeg me af waarom ze van die kat af wilde, of dat dier soms was zoals sommige bloedmooie mensen die overal recht op denken te hebben, op welk gedrag dan ook. Picasso zei: Honden denken dat ze mens zijn, katten wanen zich God.
Dit is Koelie, zei ze. Het beest sprong uit haar armen en vluchtte het balkon op.
Nu zag ik dat ook het meisje begon te zweten. Ze wilde immers graag een nieuw huis vinden voor haar dier en als hij niet meewerkte werd dat wellicht wat moeilijk.
Heet hij geen Dennie? vroeg ik.
Het meisje begon te lachen. Nee, zei ze. Hij heet Koelie, omdat hij zich altijd zo koel en arrogant gedraagt. Als het een boy zou zijn geweest dan was hij een macho. Mijn vriend heet Dennie. Dennie en Koelie kunnen moeilijk met elkaar in één huis wonen. We hebben het geprobeerd, maar…
Ze maakte haar zin niet af.
Ik probeerde mijn teleurstelling te verbergen. Al was dat niet nodig, want het klikte overduidelijk niet tussen Koelie en mij. De kat zat in de verste hoek van het balkon met zijn rug naar me toe. En hoeveel vissnoepjes ik ook in mijn hand had, hoe vaak ik of het meisje hem ook riepen: hij keek niet achterom. Zijn oren draaiden niet eens in mijn richting terwijl het toch echt makkelijk is voor een kat om die oortjes een beetje draaien, daar hoeft zo’n beest verder niets anders voor te bewegen. Ik kon wel klaar zijn voor van alles, het moest ook klaar zijn voor mij. Ik stond daar in Amsterdam-West op een door duiven volgescheten balkon op een zaterdagochtend in de zomer van 2018 een partij te zweten voor niets. Of ja, voor Koelie. Die zou blijven waar hij was. Ik bedankte het meisje, viel op weg naar buiten bijna van de trap en ik fietste zo snel ik kon terug naar Oost. Omdat ik me afgewezen voelde sms’te ik een paar vrienden dat die kat uit West beter af zou zijn op een boerderij.
Een vriendin die boeken heeft geschreven over dieren sms’te terug: Geen enkel dier is beter af op een boerderij.
Na dat heen-en-weergefiets van Oost naar West zat ik gewoon weer alleen thuis op de bank. Toch was de onderneming niet alleen maar zinloos geweest, ik wist nu hoe mijn kat zou moeten heten. Zijn naam was Dennie. Waar hij zich ook bevond.

 

© 2019, Maartje Wortel

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum