Leesfragment: Dichter in de jungle

28 oktober 2019 , door Roelof van Gelder
| | |

Hoera! Roelof van Gelders Dichter in de jungle. John Gabriel Stedman (1744-1797) is bekroond met de Libris Geschiedenisprijs. Lees bij ons het voorwoord.

Dichter in de jungle, van Roelof van Gelder, is een indrukwekkende biografie over John Gabriel Stedman. Stedman, een Schots-Nederlandse officier, was de schrijver van het in 1796 verschenen boek Narrative, of a five years’ expedition against the Revolted Negroes of Surinam. Stedman maakte deel uit van een expeditieleger in Suriname dat als taak had slaven op te sporen die van hun plantages waren weggelopen. Het boek was geïllustreerd met tachtig op Stedmans eigen tekeningen gebaseerde gravures en werd vrijwel meteen een internationaal succes. Het werd vertaald in meerdere talen, waaronder het Nederlands.

Stedman beschreef gedetailleerd de gruwelijke wijze waarop sommige plantage-eigenaren omgingen met hun slaven. Hierdoor werd dit boek een belangrijk instrument in de strijd tegen de slavernij. Stedmans prenten zijn nog steeds iconen van de slavernijgeschiedenis.

N.B. Bekijk ook de andere genomineerden voor de Geschiedenisprijs 2019.

 

Voorwoord

In de namiddag van 2 februari 1773 bereikte na een overtocht van zes weken het Nederlandse fregat Hillegonda Jacoba de monding van de Surinamerivier. De volgende dag liet het schip het anker vallen voor het landinwaarts gelegen Fort Nieuw Amsterdam, op de plek waar de Surinamerivier en de Commewijne samenvloeien. Over en weer daverden saluutschoten. De opvarenden, zo’n honderdvijftig militairen, gestoken in hun nieuwe blauwe uniformen, salueerden en uitten onder tromgeroffel en het schrille gefluit van de pijpers hun stemming met geestdriftig hoerageroep. Eindelijk mochten ze van boord, de benen strekken en weer eens een fatsoenlijk maal genieten. Deze mannen maakten deel uit van een expeditieleger van vijfhonderd man, dat als taak had om slaven die van hun plantages waren weggelopen op te sporen, terug te brengen of uit de kolonie te verdrijven. Deze slaven, marrons genoemd, liepen weg omdat ze de onmenselijke omstandigheden op de plantages niet langer konden verdragen. De kolonisten, onmachtig hier effectief tegen op te treden, hadden de Staten-Generaal in Nederland om deze militaire versterking gevraagd.
Een van de militairen, de 28-jarige kapitein John Gabriel Stedman, bezag aandachtig de rivieroevers waarvan de dichte begroeiing als twee groene muren oprees uit het water. Hij zag bontgekleurde vogels over het water scheren en snoof de nieuwe geuren op. En al voelde hij zich beklemd in de lauwe, vochtige, tropische atmosfeer, hij vond het uitzicht schitterend. Veel later, toen hij Paramaribo en vele plantages had bekeken zou hij in een gedicht zijn eerste impressie van Suriname beschrijven als de komst in het paradijs met zijn fraaie groene gebladerte en zijn prachtige plantages, zo netjes aangelegd door de Nederlanders. En hij bezingt de citroenen, de limoenen, de pompelmoezen, de sinaasappelen en de geuren van al die vruchten die de Arabische parfums tot zwijgen brengen.
Vier jaar na zijn aankomst was van die verheerlijking niet veel meer over. Het land, hoe mooi ook, maakt je ziek, schreef hij, het is fataal voor wie zwak van gezondheid is. Van de opgetogen soldaten die zo verheugd de weelderige groene oevers hadden bejubeld, was minder dan een kwart nog in leven. Stedman zelf, in die jaren dagelijks geplaagd door muskieten, mieren en zandvlooien en belaagd door bloedzuigende vleermuizen, schorpioenen en slangen, was bijna bezweken aan dysenterie en rode hond. Hij leed onder malaria-aanvallen, aan een langdurige infectie aan zijn linkerbeen en aan een gebroken hart.
Vier jaar en vier maanden verbleef John Gabriel Stedman in Suriname. Dat verhinderde hem niet het boek dat hij over zijn verblijf in deze Nederlandse kolonie zou schrijven Narrative of a Five Years’ Expedition, against the Revolted Negroes of Surinam te noemen. Hierin beschreef hij gedetailleerd het dagelijkse leven van plantage-eigenaren en opzichters in Paramaribo en op de plantages. Hij gaf ook een indringend beeld van het lot van de slaven en als een geëngageerde verslaggever beschreef hij de acties tegen de marrons. Tussen al deze observaties behandelde hij de geschiedenis van het land, de bevolking, het bestuur, de flora en de fauna en zijn eigen relatie met de jonge slavin Joanna van de plantage Fauconberg. Het boek verscheen in 1796 in Londen en was een onmiddellijk succes. Binnen tien jaar werd het vertaald in het Frans, Duits, Zweeds, Italiaans en Nederlands. Het geldt als ‘one of the richest, most vivid accounts ever written of a flourishing slave society’. Juist door de gedetailleerde beschrijving van de rauwe wijze waarop sommige eigenaren en opzichters omgingen met hun slaven, werd dit boek een instrument in de handen van de Engelse abolitionisten. Vanaf de jaren tachtig van de achttiende eeuw, toen Stedman zijn boek schreef, ijverden zij voor de afschaffing van de slavenhandel. In Groot-Brittannië zou die handel in 1807 worden verboden, de slavernij zelf in 1833. In Nederland duurde dat respectievelijk tot 1814 en 1863.
Meer nog dan aan de tekst zelf is het succes van Stedmans boek te danken aan de tachtig illustraties die teruggaan op Stedmans eigenhandige tekeningen. Een aantal van deze gravures werd gemaakt door befaamde kunstenaars als William Blake en Francesco Bartolozzi. Het merendeel heeft flora, fauna en landschap tot onderwerp. Al een paar maanden na publicatie prees de Critical Review het boek en de gravures als ‘in a style of uncommon elegance’. Verreweg de meeste indruk maakten de voorstellingen van het slavenbestaan en dan vooral van de bestraffingen van de slaven. Die komen nog altijd aan als een dreun in het gezicht van elke lezer. Geen boek, geen artikel, zelfs geen speelfilm over slavernij of er is wel een beeld in te vinden dat teruggaat op deze prenten. De aan een haak opgehangen slaaf, de geradbraakte man, de gegeselde slavin, het is zo vaak gereproduceerd dat ze tot de iconen van de slavernijgeschiedenis gerekend mogen worden. Stedman wordt dan ook wel gezien als een heraut van het abolitionisme. Het is, zoals in dit boek zal blijken, helemaal de vraag of dat terecht is.

Er is nogal wat geschreven over Stedmans Surinaamse jaren, zijn opvattingen over slavernij, zijn verhouding met Joanna, bij wie hij een zoon Johnny kreeg, en over de gravures in zijn boek. Dat werd mogelijk toen op twee verschillende momenten drie belangrijke bronnen gepubliceerd werden. De Engelse antiquaar Stanbury Thompson publiceerde in 1962 Stedmans memoires en zijn dagboeken. Dat deed hij niet al te nauwkeurig, lacuneus en zelfs zonder te vermelden waar deze handschriften zich toen bevonden. Al deze papieren berusten sinds 1982 in de James Ford Bell Library in Minneapolis, Minnesota. Eerder was daar ook het oorspronkelijke handschrift van Stedmans boek over Suriname, het Narrative beland, dat aanzienlijk afwijkt van de gedrukte editie uit 1796. In 1988 heeft het echtpaar Richard en Sally Price dat handschrift op een indrukwekkend gedetailleerde wijze uitgegeven. Ik heb dankbaar gebruikgemaakt van de uitgaven van Thompson en van de Prices.
Maar mijn boek is geen studie over slavernij in Suriname of over het abolitionisme, al komen die twee thema’s zeker ter sprake. Het is een biografie, een beschrijving en een analyse van Stedmans hele leven. Ik heb mij daarbij gebaseerd op zijn dagboeken, die hij in zijn Surinaamse jaren en daarna vrijwel tot zijn dood bijhield, en op zijn memoires, die hij op 41-jarige leeftijd schreef. Dit zijn twee unieke bronnen. De dagboeken geven in beknopte vorm zijn dagelijkse activiteiten weer. De korte notities lijken op het eerste gezicht particuliere geheugensteuntjes, maar zijn bij nadere bestudering sleutels tot zijn leven, zijn omgang met vriend en vijand, zijn vele amoureuze avonturen, zijn ambities en zijn gemoedsstemmingen, die uiteenlopen van overmoedige bevlogenheid tot diepe treurnis. Samen met zijn memoires geven ze een uitzonderlijk inzicht in de vele contacten die hij onderhield en de uiteenlopende milieus waarin hij verkeerde. Alles bij elkaar noemt hij in deze twee bronnen iets meer dan achttienhonderd personen. Die zijn vrijwel allen thuis te brengen, maar slechts een deel van hen figureert in deze biografie. Dat betreft de personen die het belangrijkst waren in zijn leven en die met hem hun rol speelden in het militaire, politieke en sociale leven van de tweede helft van de achttiende eeuw in Nederland, Suriname en Engeland.
Naast deze twee openhartige egodocumenten dienden als bronnen de twee versies van zijn beroemde boek. Dat is ten eerste het oorspronkelijke manuscript en ten tweede de sterk geredigeerde gedrukte versie uit 1796, waarop alle herdrukken, bewerkingen en vertalingen zijn gebaseerd. Daarnaast gebruikte ik vele verspreide archivalische bronnen uit binnen- en buitenland. Leidend bij mijn onderzoek zijn telkens de motieven achter Stedmans handelen geweest in de verschillende fases van zijn leven en in de verschillende milieus waarin hij verkeerde. En in het algemeen is het, zoals een biografie dat moet doen, een poging de man in zijn wereld begrijpelijk te maken en dwars door de mist van de geschiedenis iets dichterbij te brengen.

Amsterdam, juni 2018

 

© 2018 Roelof van Gelder

pro-mbooks1 : athenaeum