Leesfragment: Een Italiaanse reis. Een zoektocht naar de herkomst van mijn viool

27 juli 2019 , door Philipp Blom
| |

Philipp Bloms Een Italiaanse reis. Een zoektocht naar de herkomst van mijn viool (Eine italienische Reise, vertaald door Wil Hansen) is een van onze Zomerboeken dit jaar! Lees hier een fragment.

Rond 1700 reisde een vioolbouwer uit de Allgäu naar Italië. Zijn naam kennen we niet, wel is een van zijn instrumenten bewaard gebleven: een viool, ontworpen volgens de Zuid-Duitse traditie en vermoedelijk in Venetië vervaardigd. Ruim drie eeuwen later kwam deze viool in handen van Philipp Blom.

In Een Italiaanse reis vertelt Blom het verhaal van dit bijzondere instrument. De viool heeft een route afgelegd waarlangs al meer dan driehonderd jaar mensen, goederen en kennis door Europa reizen. Het is een geschiedenis van vakmanschap en arbeidsmigratie, van houtsoorten en de definitie van klank, en van Venetië als de hoofdstad van de achttiende-eeuwse muziek. De zoektocht naar een onbekende vioolbouwer vertelt het verhaal van een heel tijdperk, dat in veel opzichten helemaal niet zo veel van onze tijd blijkt te verschillen.

 N.B. Lees ook Coen Vermaas' boekverkopersbespreking. Eerder publiceerden we een fragment uit Wat op het spel staat en uit De opstand van de natuur, en van Alleen de wolken een fragment en een recensie

 

Dit is het verhaal van een passie. Het is de zoektocht naar een mens, een reis naar een wereld van drie eeuwen geleden. Het is een verkenning van de sporen van een man wiens leven en sterven schijnbaar spoorloos door de getijden van de gebeurtenissen zijn weggespoeld. Niets en niemand herinnert meer aan hem - behalve het instrument dat zijn handen gebouwd hebben en dat nu in mijn handen ligt.
Dit boek is geen roman. Ik heb niets bedacht, verzonnen, erbij gefantaseerd of opgesmukt. Als het maar even mogelijk was, heb ik met historische documenten gewerkt. Speculatie is als zodanig vermeld. Enkele gesprekken die ik in de loop van mijn onderzoek heb gevoerd worden hier naverteld, op grond van mijn notities en uit mijn geheugen.
En nog iets: de viool waarom het gaat is geen Stradivarius. En ja: misschien is alles heel anders geweest.
Maar even de dingen op een rijtje. Doek op voor een bescheiden aria, de beschrijving van het object dat tegelijk begin en doel van deze reis is.

 

 

Een viool

Het lichaam glimt in de kleur van gouden barnsteen, de klankkast is van fijn geaderd sparrenhout, de omtrek is mooi gebogen, de f-gaten links en rechts van de kam waarover de snaren lopen, zijn rank, helder uitgesneden en evenwichtig in de lijnvoering. Achterkant en zijwanden van het instrument bestaan uit mooi gevlamd ahorn, uit de weerspiegeling blijkt de uitstekende kwaliteit van de lak. Dit is het werk van iemand die zijn vak verstaat.
De proporties van het lichaam zijn elegant en met een helder idee over de vorm uitgevoerd, de vlakke, spanningsrijke welving doet denken aan instrumenten uit de school van Amati. Opvallend zijn de scherp gesneden, expressieve en bijna eigenzinnige hoeken, die afstaan als de vleugels van een stijve boord. De krul, het uiteinde van het instrument boven aan het verlengstuk van de handgreep, is opmerkelijk klein, fijn gedraaid en smal; subtiel gesneden, heel ongewoon. Krul en lichaam horen bij elkaar, en onder uv-licht kun je zien dat de lak nog grotendeels origineel is.
Een blik in het binnenste toont enerzijds aan dat het instrument een stapelscheur heeft gehad, een potentieel noodlottige schade, die in dit geval perfect gerepareerd is, vanbuiten bijna niet te zien. Een blik in het binnenste levert twee stickers op, die al heel lang geleden in het instrument zijn geplakt. Vlak onder het linker f-gat, zo bevestigd dat het daglicht erop kan vallen, bevindt zich de traditioneel gedrukte sticker met de naam van de vioolbouwer erop, in dit geval:

Carlo Giuseppi Testore in Contrado largii (? moeilijk leesbaar) in Milano al segno dell' Aquila, 1605

De laatste twee cijfers zijn met de hand aangebracht. Erboven zit een tweede sticker:

Gerepareerd
H. Voigt vioolbouwer
Wenen, 1882

Op de hals van het instrument heeft dezelfde H. Voigt zich ook met een klein brandmerk vereeuwigd, waarschijnlijk om te laten zien dat hij het is geweest die dit instrument in 1882 gemoderniseerd heeft en daarbij, zoals je bij bijna alle violen uit de barok ziet, er een nieuwe, wat langere en vooral een wat sterker achteroverhellende hals aan gezet heeft, waarbij hij het oude verlengstuk van de handgreep en de originele krul zorgvuldig aan de nieuwe hals heeft aangepast. Het is een fraai stukje werk, ook al is er waarschijnlijk door die restauratie een klein stukje op de schouder van het instrument beschadigd geraakt, dat door Voigt is vervangen.
Het instrument is enkele jaren geleden geheel gerestaureerd en verkeert in een voortreffelijke conditie.

 

I

Een ontmoeting

'O, die,' zei MR tussen neus en lippen, 'die is heel interessant. Ze is rond 1700 in Italië gebouwd, maar wel door een Duitser.'
Met die zin is het begonnen, is mijn reis begonnen, ook al kon ik dat toen nog niet vermoeden. Ik kwam er al jaren, in dat onooglijke gebouw, waarin zoveel draden van mijn leven samenkwamen, hoewel ik hoogstens als amateur werd toegelaten in die heilige hallen, want de grootste musici liepen er in en uit.
Ikzelf had ooit musicus willen worden en had er als jongeman alles voor overgehad, maar ik moest ten slotte inzien dat mijn talent ondanks alle wilskracht en inspanning niet voldoende was. Ik was historicus en schrijver geworden. Voor mijn vroegere grote liefde, de viool, resteerde steeds te weinig tijd, ook al speelde ik nog altijd, alleen of met vrienden. Maar in dat gebouw kwamen de grootste virtuozen. Nee, ik was een amateur, een gast.
MR's atelier bevindt zich niet in de binnenstad, met een gepoetste koperen naamplaat en een keurige receptioniste, zoals veel van zijn collega's zich veroorloven. Het verschuilt zich in een anoniem gebouw in een buitenwijk, vlak naast een fabriek, in een wijk met goedkope winkels, handwerkbedrijfjes, Bosnische cafés, Turkse bakkerijen, Thaise massagesalons en discountsupermarkten. Geen erg chique omgeving. En toch komen de wonderlijkste musici hiernaartoe, en toch is er in dat gebouw iemand die de kunst verstaat de grootste meesterwerken van de instrumentenbouwkunst te repareren, stemmen uit vier eeuwen, allemaal grote namen, een onzichtbare gemeenschap van levenden en doden. Het enige naambordje dat op zijn bestaan wijst, is dat bij de bel, naast de onopvallende maar zwaar gepantserde voordeur.
In de loop van de voorafgaande jaren had ik vaak op die deurbel gedrukt, niet alleen om mijn eigen viool te laten repareren (MR was niet onder de indruk van mijn bescheiden instrument en zei alleen: 'Als een van mijn leerlingen het zo had gelakt, had ik meteen gezegd dat hij de lak er weer af moest halen en van voren af aan beginnen'), maar ook steeds weer uit nieuwsgierigheid, omdat ik me voor instrumenten interesseerde, omdat ik van ateliers hield. MR gaf me dan een goede bittere espresso uit een chroomglanzende Italiaanse machine. Af en toe haalde hij ook een van zijn prachtige violen uit de grote kluis, het heilige der heiligen, niet zelden een instrument van een legendarische vioolbouwer. 'De inspeelkamer is op het ogenblik vrij,' zei hij dan met een uitnodigende knipoog, 'neem de tijd, probeer die maar uit.'
Zo had ik door de jaren heen veel grote Cremonese en andere meesterwerken in handen gehad. Niet elk instrument klonk geweldig, enkele Stradivariussen en andere instrumenten met die kraagwijdte hadden een verbazingwekkend middelmatige klank, misschien omdat ik niet goed genoeg speelde, misschien omdat beschadigingen en vele slechte restauraties ze geruïneerd hadden, maar misschien ook omdat die instrumenten niet allemaal geweldig waren en ze af en toe niet alleen moesten worden ontdaan van eeuwen vuil en stof, maar ook van een nog dikkere en hardnekkigere laag mythe, markt en messianisme.
Wat me steeds weer fascineerde was dat het vaak werkelijk beroemde instrumenten waren waarop je moeilijk kon spelen, dat ze eerst moesten worden getemd, dat je hun persoonlijkheid weken- en maandenlang moest leren begrijpen en doorgronden, voordat je doorhad hoeveel meer er mogelijk was aan geluid en resonantie en kleur, wanneer je het instrument maar kon leren verstaan, want het liep in elk opzicht op je vooruit. Een betere violist zou de diepten en verschillende facetten van een groot instrument sneller ontdekken, maar ook de grootste musicus kan niet vinden wat er niet is.
Steeds weer nam ik ook een van de instrumenten die niet in de kluis lagen uit een van de massieve eikenhouten kasten om ze te bekijken, de stijl te vergelijken en iets over hun geschiedenis te weten te komen. Violen hebben gezichten, net als mensen; ze lijken allemaal op elkaar en zijn toch verschillend, uitgebalanceerd of asymmetrisch, lang of gedrongen, elegant of onbeholpen, ze hebben verschillende kleuren, met sprekende details, met een eigen mimiek. Ze hebben een geschiedenis, een oorsprong, een klinkend leven.
Een van de violen in die kast vond ik extra interessant door een met een bijzonder vaste hand gesneden omtrek, een elegante welving en een ongebruikelijk kleine krul - het gedraaide bovenste deel van het instrument, daar waar de snaren door de stemschroeven vastgehouden worden.
Er was veel aan de hand op de dag waarop ik die viool ontdekte, zoals eigenlijk altijd als ik hier was. MR was bijna onophoudelijk bezig meerdere dingen tegelijk te doen: een gesprek met een klant voeren, een instrument keuren, indien mogelijk een kleine reparatie of subtiele afstemming regelen, vragen van zijn medewerkers beantwoorden, een telefoongesprek voeren met een collega op jacht naar een zeldzaam instrument, een studente advies geven bij de keuze van een instrument. MR reikte me de viool aan.
'Hoe weet je dat de bouwer uit Duitsland afkomstig was,' vroeg ik nieuwsgierig, voor hij weer zou verdwijnen.
'Gewoon,' zei hij. 'Dat kun je zien. Dit soort hoeken, dit soort groeven helemaal aan de rand, de positionering van de f-gaten. Dat kan alleen maar iemand zijn geweest die zijn vak in het zuiden van Duitsland heeft geleerd, in de Allgäu om precies te zijn, zeer waarschijnlijk in Füssen. Daar kwamen vooral in de zeventiende eeuw heel veel vioolbouwers vandaan, maar dat is nog nauwelijks onderzocht. Dat duidt er allemaal op dat hij in de Allgäu in elk geval in de leer is geweest. Maar de welving en de vorm zijn al helemaal Italiaans. De lak ook, overigens. Dat kon toentertijd alleen in Italië. Ten noorden van de Alpen werden er nog niet zulke violen gebouwd, niet zo goed, niet met zo'n welving die van Amati is afgekeken, niet met zo'n fraaie grondlaag.'
Terwijl MR sprak, las ik met behulp van een lamp de sticker op de binnenzijde van het instrument, waarop te lezen stond dat de grote Milanese meester Carlo Giuseppe Testore het gebouwd had.
'Dus geen Testore?' vroeg ik.
'Nee, natuurlijk niet, dan was die viool tienmaal zo duur geweest, de sticker is uiteraard vals. Ze ziet er eigenlijk erg Milanees uit, maar het is zeker geen Testore. Er is bijvoorbeeld een klein probleem met de datum: 1605 is bijna zestig jaar vóór zijn geboorte. Iemand is er even niet met zijn gedachten bij geweest.'

[...]

 

Copyright © 2018 Carl Hanser Verlag
Copyright Nederlandse vertaling © 2019 Wil Hansen

pro-mbooks1 : athenaeum