Leesfragment: Een man in de dierentuin

11 januari 2019 , door David Garnett
|

Nu in de winkel: David Garnetts roman Een man in de dierentuin, in de vertaling van Irwan Droog. Lees bij ons een fragment.

Wat begon als een romantische wandeling door de Londense dierentuin, ontaardt al snel in een ruzie over hun toekomst samen. John Cromartie is stapelverliefd op Josephine Lackett, maar beschuldigt haar ervan niet hetzelfde voor hem te voelen. Hoe durft hij aan haar te twijfelen! 'Je zou opgesloten moeten worden en tentoongesteld, hier in de dierentuin!' Ze bedoelde het vast niet zo letterlijk, maar eenmaal thuis schrijft meneer Cromartie een brief aan het bestuur van de dierentuin. Is het niet vreemd, vraagt hij, dat de dierentuin zich laat voorstaan op zijn vrijwel complete verzameling dieren, maar dat er geen mens is opgenomen in de rij mensapen?

Wonderwel geeft de directie hem gelijk; er wordt een kooi tussen de orang-oetan en de chimpansee voor hem ingericht met een tapijtje, leesstoel en boekenkast, en een klein privékamertje erachter met een bed en badkamertje. De eerste dag staat er een handjevol mensen voor zijn tralies naar binnen te kijken - wat is hier de bedoeling van? Maar elke dag wordt het publiek groter, en al snel wordt er in heel Engeland over meneer Cromartie gepraat. Hij gaat zo op in zijn nieuwe rol dat de gedachte pas laat in hem opkomt: wat als Josephine opeens tussen de toegestroomde dagjesmensen staat? Komt het ooit nog goed tussen hen? Als ze weer oog in oog staan, zou ze dan alsnog voor een toekomst met hem samen kiezen - zelfs al is het voor het oog van de wereld?

Met Een man in de dierentuin werd David Garnett definitief onthaald als groot literair talent. Net als in Vrouw of vos slaagt hij erin ons het onvoorstelbare zo boeiend te vertellen, dat wij er volledig in meegaan.

N.B. Eerder brachten we een fragment uit Vrouw of vos. Lees het op Athenaeum.nl.

 

John Cromartie en Josephine Lackett liepen met hun groene entreebewijzen door de toegangspoortjes en betraden de Zoological Society’s Gardens via de zuidelijke ingang.
Het was een warme zondagmorgen, tegen het einde van februari. Er hing een vleugje lente in de lucht, vermengd met de geur van verschillende dieren – jaks, wolven en muskusossen, maar daar merkten de twee bezoekers niets van. Ze waren geliefden, en ze waren ruzie aan het maken.
Ze kwamen algauw aan bij de wolven en de vossen, en bleven stilstaan tegenover een kooi met daarin een dier dat veel weg had van een hond.
‘Andere mensen, andere mensen! Je houdt altijd maar rekening met wat andere mensen denken,’ zei meneer Cromartie. Zijn gezelschap antwoordde niet, dus hij vervolgde: ‘De een vindt dit, zeg je, de ander weer dat. Je hebt het nooit over iets anders dan wat andere mensen ergens van vinden, of wat ze zullen denken. Ik wou dat je eens ophield over andere mensen en over jezelf sprak. Maar ik vermoed dat je niet anders kán dan over de gevoelens van anderen praten, omdat je zelf niets voelt.’
Het dier tegenover hen verveelde zich, keek een moment naar ze en vergat ze meteen weer. Hij leefde in een kleine ruimte en had geen herinneringen aan de buitenwereld, waar wezens als hij vrijelijk rondrenden.
‘Als dat de reden is,’ zei Cromartie, ‘zie ik niet in waarom je het niet zou toegeven. Het zou wel zo eerlijk zijn als je zei dat je niets voor me voelt. Wat níét eerlijk is, is eerst zeggen dat je van me houdt, om vervolgens te verklaren dat je, zoals het een goed christen betaamt, evenveel van iedereen houdt.’
‘Onzin,’ zei het meisje, ‘je weet dat dat onzin is. Het heeft niets met christelijkheid te maken, ik hou gewoon erg veel van een aantal mensen.’
‘Je houdt helemaal niet erg veel van een aantal mensen,’ sprak Cromartie haar tegen. ‘Je kunt onmogelijk houden van mensen als jouw tantes. Geen mens is daartoe in staat. Nee, eigenlijk houd je van niemand. Je beeldt het je in, omdat je het lef niet hebt om zelfstandig te zijn.’
‘Ik weet van wie ik houd, en van wie ik niet houd,’ zei Josephine. ‘En als jij me dwingt te kiezen tussen jou en alle anderen, zou ik wel gek zijn om mezelf aan jou te geven.’

DINGO ♂
Canis familiaris var.
Nieuw-Zuid-Wales, Australie

‘Arme kleine dingo,’ zei Cromartie. ‘Ze grijpen hier echt alles aan om levende wezens op te sluiten. Dit is een doodgewone hond.’
De dingo piepte en begon te kwispelen. Hij wist dat ze het over hem hadden.
Josephine draaide zich van haar geliefde naar de dingo, haar gezicht ontspande toen ze naar hem keek.
‘Ze willen hier natuurlijk alles hebben, alle diersoorten die er zijn, zelfs als het zo’n doodgewone hond blijkt.’
Ze liepen van de dingo door naar het volgende dier, waar ze zij aan zij voor de kooi bleven staan kijken.
‘Slanke hond,’ las Josephine voor van het bordje. Ze moest lachen, en het vosachtige dier stond op en liep weg.
‘En dit is dus een wolf,’ zei Cromartie toen ze drie meter verderop bleven stilstaan. ‘Weer een hond in een kooi... Jezelf aan mij geven, Josephine? Dat klinkt alsof je ze niet allemaal op een rijtje hebt. Het is in elk geval duidelijk dat je niet van me houdt. Als je van iemand houdt, is het alles of niets. Je kunt niet van verschillende mensen tegelijk houden. Ik weet dat omdat ik van jou houd, en alle andere mensen zijn de vijand – het is noodzákelijk dat zij de vijand zijn.’
‘Wat een onzin!’ zei Josephine.
‘Als ik van jou houd,’ ging Cromartie verder, ‘en jij van mij, dan ben jij als enige níét mijn vijand, en ik als enige niet die van jou. Je zou wel gek zijn om jezelf aan mij te geven? Je bent pas echt gek als je jezelf wijsmaakt dat je van me houdt terwijl dat niet zo is, en ik zou gek zijn als ik je geloofde. Als je van iemand houdt gééf je je niet aan die persoon, dan ben je juist jezelf en laat je je pantser zakken.’
‘Hebben ze hier alleen maar tamme honden?’ vroeg Josephine.

[...]

 

© 1924 David Garnett
Nederlandse vertaling © 2019 Irwan Droog en Uitgeverij Cossee BV, Amsterdam

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum