Leesfragment: Europeanen

27 september 2019 , door Orlando Figes
| | | |

4 oktober verschijnt het nieuwe boek van Orlando Figes: Europeanen. Het ontstaan van een gemeenschappelijke cultuur, vertaald door Toon Dohmen. Wij publiceren voor.

Rond 1900 werden in heel Europa dezelfde boeken gelezen, dezelfde opera's opgevoerd en dezelfde muziekstukken gespeeld. Hoe heeft die culturele canon zich kunnen vormen? Historicus Orlando Figes laat zien dat belangrijke technologische en economische ontwikkelingen (trein, telegraaf, fotografie, vrije markt) de verborgen krachten achter de vorming van een gedeelde Europese cultuur zijn geweest. In dit levendig geschreven boek staan drie personen centraal: de grote schrijver Ivan Toergenjev, de gevierde zangeres Pauline Viardot, met wie Toergenjev een intieme relatie had, en Paulines echtgenoot Louis Viardot, een goed ingevoerde kunstcriticus. Zij hadden contact met bijna iedereen in Europa die in cultureel opzicht belangrijk was, zoals Chopin, Delacroix, Dickens, Dostojevski, Flaubert, Wagner en Brahms. De beschrijving van de kosmopolitische levens van de drie hoofdpersonen staat voor het grote verhaal van de ongekende artistieke prestatie aan het begin van de negentiende eeuw, toen de culturele globalisering van Europa een aanvang nam.

Orlando Figes heeft zich gebaseerd op talloze documenten, vele brieven en ander, onbekend archiefmateriaal. De auteur voert de lezer langs concertzalen, theaters, salons en ateliers. Europeanen is een prachtig verhalend boek over cultuur als verbindende kracht tussen naties.

 

Inleiding

Op de ochtend van 13 juni 1846, een zonnige zaterdag, vertrok om half acht precies de eerste stoomlocomotief die van het Gare Saint-Lazare de reis naar Brussel ging maken. Hij werd gevolgd door twee andere locomotieven, onder luid gejuich van de aanwezige menigte en muzikale begeleiding van een blaaskapel. Elk van de drie treinen telde twintig open wagons die waren versierd met de Franse en Belgische driekleur. De vijftienhonderd reizigers waren door James baron de Rothschild uitgenodigd om aanwezig te zijn bij de feestelijke opening van de spoorlijn tussen Parijs en Brussel, waarvan zijn bedrijf Chemins de fer du Nord kort daarvoor het laatste stuk spoor tussen de Franse hoofdstad en Lille had voltooid.
Het was niet de eerste internationale spoorweg. Drie jaar daarvoor, in 1843, hadden de Belgen al een spoorlijn van Antwerpen naar Keulen (in de Pruisische Rijnprovincie) in gebruik genomen. Maar het spoor tussen Parijs en Brussel was van extra belang, omdat hiermee een snelle verbinding ontstond tussen Frankrijk en de Lage Landen, Groot-Brittannië (via Oostende of Duinkerken) en de Duitstalige landen. De Franse pers onthaalde de nieuwe spoorweg juichend als het begin van de Europese eenwording onder de bezielende leiding van Frankrijk. ‘Het uitnodigen van buitenlanders om onze kunsten, onze instituties en al wat ons groot maakt te komen bewonderen, is de beste manier om de goede naam van ons land in Europa hoog te houden,’ redeneerde de commissie die de aanleg van het spoor naar Lille goedkeurde.
De eerste trein vervoerde allerlei hoogwaardigheidsbekleders, onder wie de hertogen van Nemours en Montpensier, zonen van de Franse koning, Franse en Belgische ministers, kopstukken van de politie en prominente schrijvers als Alexandre Dumas, Victor Hugo en Théophile Gautier en de kunstschilder Jean-Auguste-Dominique Ingres. De voorste trein reed met de ongekende snelheid van 30 kilometer per uur en bereikte Lille in de zinderende middaghitte. Met verwaaide kapsels en hun nette kleding onder het stof vanwege de open wagons stapten de reizigers voor de middeleeuwse stadswallen uit op een provisorisch station, waar ze werden verwelkomd door de notabelen van de stad, de aartsbisschop van Cambrai en een erewacht te paard met Franse en Belgische vlaggen. Nadat een legerkapel de beide volksliederen had gespeeld, liep de stoet hoogwaardigheidsbekleders door de versierde binnenstad, waar zo veel mensen waren samengekomen dat de Nationale Garde moeite had de orde te handhaven. Het wemelde van de dieven, er ontstonden opstootjes toen de drank op raakte en er werd alarm geslagen toen er brand uitbrak in het Paleis van Justitie.snelheid van 30 kilometer per uur en bereikte Lille in de zinderende middaghitte. Met verwaaide kapsels en hun nette kleding onder het stof vanwege de open wagons stapten de reizigers voor de middeleeuwse stadswallen uit op een provisorisch station, waar ze werden verwelkomd door de notabelen van de stad, de aartsbisschop van Cambrai en een erewacht te paard met Franse en Belgische vlaggen. Nadat een legerkapel de beide volksliederen had gespeeld, liep de stoet hoogwaardigheidsbekleders door de versierde binnenstad, waar zo veel mensen waren samengekomen dat de Nationale Garde moeite had de orde te handhaven. Het wemelde van de dieven, er ontstonden opstootjes toen de drank op raakte en er werd alarm geslagen toen er brand uitbrak in het Paleis van Justitie.
De feestelijkheden begonnen met een groot banket voor tweeduizend mensen, door Rothschild aangeboden in een enorme tent op de plek waar het toekomstige treinstation zou komen, dat destijds binnen de middeleeuwse stadswallen in aanbouw was. Zestig koks en vierhonderd obers serveerden ruime hoeveelheden gepocheerde zalm in witte saus, Yorkham met vruchten, kwartels au gratin, patrijs à la régence, boontjes à la crème, kazen, desserts en Franse wijnen, waarna uitgebreid werd getoost: ‘Op de eenheid van Frankrijk en België!’ ‘Op de internationale vrede!’ Rothschild hield een gepassioneerde rede over de spoorwegen die de landen van Europa nader tot elkaar konden brengen.
Bij het vallen van de avond vond er een ‘monsterconcert’ plaats op het voorplein, waar Berlioz zijn Grande Symphonie funèbre et triomphale dirigeerde, die hier zijn eerste uitvoering kreeg door vierhonderd muzikanten afkomstig uit de plaatselijke legerkapellen. De organisatoren hadden alles op alles gezet om twaalf kanonnen te regelen die tijdens de slotakkoorden van de ‘Apothéose’ zouden worden afgevuurd. Maar toen het moment daar was, bleken de lontstokken zoek, hoewel twee kanonnen werden aangestoken met een sigaar, waardoor hun lont in de lucht begon te sissen en sommige toeschouwers het idee kregen dat dit daadwerkelijk de bedoeling was geweest.
Berlioz had ook opdracht gekregen een cantate te componeren, Le chant des chemins de fer, naar een tekst van schrijver Jules Janin waarin de internationale vrede en broederschap werden bezongen, idealen waartoe de spoorwegen inspiratie boden. De cantate, een compositie voor tenorsolist, orkest en verscheidene koren, werd na het concert op het voorplein uitgevoerd tijdens een feestmaal in het stadhuis. ‘De cantate werd met buitengewone geestdrift en zuivere stemmen gezongen,’ liet Berlioz zijn zus Nanci weten. ‘Maar ter- De feestelijkheden begonnen met een groot banket voor tweeduizend mensen, door Rothschild aangeboden in een enorme tent op de plek waar het toekomstige treinstation zou komen, dat destijds binnen de middeleeuwse stadswallen in aanbouw was. Zestig koks en vierhonderd obers serveerden ruime hoeveelheden gepocheerde zalm in witte saus, Yorkham met vruchten, kwartels au gratin, patrijs à la régence, boontjes à la crème, kazen, desserts en Franse wijnen, waarna uitgebreid werd getoost: ‘Op de eenheid van Frankrijk en België!’ ‘Op de internationale vrede!’ Rothschild hield een gepassioneerde rede over de spoorwegen die de landen van Europa nader tot elkaar konden brengen.
Bij het vallen van de avond vond er een ‘monsterconcert’ plaats op het voorplein, waar Berlioz zijn Grande Symphonie funèbre et triomphale dirigeerde, die hier zijn eerste uitvoering kreeg door vierhonderd muzikanten afkomstig uit de plaatselijke legerkapellen. De organisatoren hadden alles op alles gezet om twaalf kanonnen te regelen die tijdens de slotakkoorden van de ‘Apothéose’ zouden worden afgevuurd. Maar toen het moment daar was, bleken de lontstokken zoek, hoewel twee kanonnen werden aangestoken met een sigaar, waardoor hun lont in de lucht begon te sissen en sommige toeschouwers het idee kregen dat dit daadwerkelijk de bedoeling was geweest.
Berlioz had ook opdracht gekregen een cantate te componeren, Le chant des chemins de fer, naar een tekst van schrijver Jules Janin waarin de internationale vrede en broederschap werden bezongen, idealen waartoe de spoorwegen inspiratie boden. De cantate, een compositie voor tenorsolist, orkest en verscheidene koren, werd na het concert op het voorplein uitgevoerd tijdens een feestmaal in het stadhuis. ‘De cantate werd met buitengewone geestdrift en zuivere stemmen gezongen,’ liet Berlioz zijn zus Nanci weten. ‘Maar terwijl ik in de aangrenzende ruimte in gesprek was met de hertogen van Nemours en Montpensier, die speciaal naar me hadden gevraagd, werd mijn hoed samen met mijn bladmuziek van de cantate gestolen.’ De bladmuziek werd later weer teruggevonden, maar de hoed niet.
Om twee uur ’s nachts vervolgden de genodigden hun reis naar Brussel. In Kortrijk, de eerste stad in België, verdrong de lokale bevolking zich bij het station om de bijzondere treinen uit Frankrijk te verwelkomen. In Gent werd een militaire parade gehouden en een eresaluut afgevuurd. Het laatste stuk van de reis, vanaf Mechelen, legden de voorste treinen naast elkaar af, zodat ze onder luid gejuich van de verzamelde menigte tegelijk het station van Brussel binnenreden. De Franse prinsen werden op het perron opgewacht door de Belgische koning Leopold I en zijn Franse echtgenote Louise d’Orléans, de oudste zus van de prinsen. In het Koninklijk Paleis werd een banket aangericht en de Belgische Spoorwegen organiseerden een groot bal in het pas geopende Gare du Nord. Het station was omgetoverd tot een balzaal, compleet met een houten vloer boven de rails, kroonluchters aan de glazen stationskap en wagonladingen tulpen die speciaal voor de gelegenheid uit Nederland waren geïmporteerd. ‘Zo’n luisterrijk bal hebben we nog niet eerder meegemaakt,’ meldde de verslaggever van de National.
De volgende dag aanvaardden de bezoekers uit Frankrijk alweer vroeg in de ochtend de terugtocht. Ze zouden de afstand van 330 kilometer in slechts twaalf uur afleggen: een kwart van de tijd die de rit normaal gesproken duurde per postkoets, het snelste vervoermiddel voor de komst van de trein.
Al snel werden de landsgrenzen overal door spoorwegen gepasseerd. Voor de Europese cultuur was een nieuw tijdperk aangebroken. Kunstenaars en hun werk konden zich nu veel gemakkelijker over het continent bewegen. Berlioz zou voor een Russische tournee in 1847 dezelfde spoorlijn vanuit Parijs nemen (destijds bracht die hem niet verder dan Berlijn, maar voor zijn tweede Russische tournee, twintig jaar later, kon hij per trein vanuit Parijs helemaal naar Sint-Petersburg reizen). Vanaf deze decennia zouden de spoorwegen worden gebruikt door orkesten en koren, opera- en theatergezelschappen, rondreizende tentoonstellingen van beeldende kunst en schrijvers op lezingentournee. Het ontzagwekkende gewicht van veel kunstuitingen, dat voorheen ongelooflijke aantallen paarden en karren zou hebben gevergd, kon met behulp van stoomkracht relatief eenvoudig worden vervoerd. Voor goedkope, in grote oplagen vervaardigde reproducties van schilderijen, boeken en bladmuziek kwam een internationale markt binnen bereik. De moderne reiswereld deed zijn intrede en stelde veel grotere aantallen Europeanen in staat te ontdekken wat ze met elkaar gemeen hadden. Het bood hun de gelegenheid via deze kunstwerken te ervaren hoe ‘Europees’ zijzelf waren, welke waarden en ideeën ze met andere volken in Europa deelden, in welke mate ze de grenzen van hun eigen nationaliteit overstegen.
De vraag hoe deze ‘Europese cultuur’ kon ontstaan, staat centraal in dit boek. Het wil verklaren hoe het mogelijk was dat omstreeks 1900 overal op het continent dezelfde boeken werden gelezen, dezelfde schilderijen werden gereproduceerd, dezelfde muziek bij mensen thuis werd gespeeld en in concertzalen ten gehore werd gebracht, en dezelfde opera’s werden uitgevoerd. Hoe, kortom, de Europese canon – die de grondslag vormt voor alle hoge cultuur van tegenwoordig, en dat niet alleen in Europa maar overal waar Europeanen zich vestigden – vorm kreeg in het stoomtijdperk.
Europeanen gaat over internationale geschiedenis. Europa wordt hier als een geheel bekeken, niet als een gebied verdeeld in verschillende natiestaten en tijdzones – zoals in de meeste boeken over de Europese geschiedenis het geval is, waarbij de aandacht meestal uitgaat naar de rol die cultuur in de negentiende eeuw speelde bij de vorming van nationalistische bewegingen en het ontstaan van natiestaten in plaats van naar de kunsten als een bindende kracht tussen de verschillende Europese landen. Mijn streven is Europa te benaderen als een plek voor grensoverschrijdende cultuuroverdracht, vertaling en uitwisseling, waardoor een ‘Europese cultuur’ in het leven werd geroepen – een internationale synthese van kunstvormen, ideeën en stijlen – die Europa onderscheidde van de rest van de wereld.7 Zoals de Britse kunsthistoricus Kenneth Clark ooit zei: bijna alle grote ontwikkelingen in de beschaving – en de schitterende prestaties in de Europese cultuur van de negentiende eeuw maakten daar zonder twijfel deel van uit – hebben plaatsgevonden tijdens periodes van uitgesproken internationalisme, waarin mensen, ideeën en kunstuitingen vrijelijk tussen landen konden bewegen.
In veel opzichten is dit boek een verkenning van het stoomtijdperk en de opkomst van de spoorwegen als de eerste periode van culturele mondialisering, want dat is wat het ontstaan van een Europese kunstmarkt in de negentiende eeuw eigenlijk markeert. Veel mensen waren hier vanaf het begin op tegen – nationalisten met name, die vreesden dat het internationale culturele verkeer hun eigen nationale cultuur en karakter zou ondermijnen – maar niemand was in staat deze ontwikkeling tegen te houden. De grote technologische en economische omwentelingen van de negentiende eeuw – de revolutie op het gebied van massacommunicatie en reizen, de uitvinding van de lithografie en fotografie, de opmars van de vrije markt – onttrokken zich aan de politieke zeggenschap van de natiestaat. Ze vormden de verborgen krachten die de ‘Europese cultuur’ in het leven riepen: een supranationale ruimte voor het uitwisselen van ideeën en kunstwerken, die zich uitstrekte over het gehele continent.
De kern van dit boek wordt gevormd door de nieuwe verhouding tussen kunst en het kapitalisme die in de negentiende eeuw ontstond. Er staat even veel in over de economie van de kunsten (productietechnologie, verdienmodellen, marketing, publiciteit, sociale netwerken, het probleem van de bestrijding van piraterij) als over specifieke kunstwerken. Ik concentreer me op kunstvormen die het meest afhankelijk waren van het kapitalistisch stelsel, hetzij vanwege hun reproductie ten bate van de markt (de economische basis van de letteren, muziek en schilderkunst), hetzij omdat ze een zakelijke oriëntatie kregen toen de ondersteuning van hogerhand wegviel (opera bijvoorbeeld). Uiteindelijk was het de markt die de Europese canon vormde, die bepaalde welke kunstwerken hoog aangeschreven bleven en welke (veel groter in getal) het niet redden en in de vergetelheid raakten.
In dit boek staan drie mensen centraal: de schrijver Ivan Toergenjev (1818- 1883), de zangeres en componiste Pauline Viardot (1821-1910), met wie Toergenjev een langdurige verhouding had, en haar wettige echtgenoot, Louis Viardot (1800-1883), inmiddels vergeten maar in zijn tijd een belangrijke kunstcriticus, onderzoeker, uitgever, theateruitbater, republikeins activist, journalist en literair vertaler van het Russisch en Spaans naar het Frans – oftewel allemaal activiteiten die raken aan de kunsten en waarvan de kunstenaar afhankelijk is. Hun biografieën zijn verweven met het grotere verhaal, we volgen hen op hun reis door Europa (ze woonden op enig moment in Frankrijk, Spanje, Rusland, Duitsland en Groot-Brittannië en bereisden vrijwel het hele continent), we ontmoeten de mensen die zij kenden (bijna iedereen die ertoe deed in de Europese cultuur) en maken kennis met de zaken die hen bezighielden als kunstenaars en hoeders van het kunstleven.
Toergenjev en de Viardots kregen ieder op hun eigen manier te maken met kunstvormen die zich richten op de markt en de uitdagingen die daarbij horen. Pauline was geboren in een familie van rondreizende zangers, dus een zeker commercieel besef zat haar al in het bloed; maar ze was buitengewoon handig in het uitbuiten van de mogelijkheden die de nieuwe economie haar bood en voor een vrouw uitzonderlijk onafhankelijk in deze patriarchale tijd. In de beginjaren van hun huwelijk trad Louis op als haar agent. Als directeur van het Théâtre-Italien in Parijs, een van de meest vooraanstaande operagebouwen van Europa, leerde hij snel hoe hij de vrije markt naar zijn hand kon zetten, hoewel zijn zakeninstinct steevast werd getemperd door zijn academische instelling. Toergenjev stamde op zijn beurt uit een adellijk Russisch geslacht, waarvan de telgen geacht werden in overheidsdienst te gaan en te leven van de opbrengst van hun landerijen. Toen hij begon als schrijver was een zakelijke instelling hem vreemd.
Dankzij hun internationale contacten waren Toergenjev en de Viardots belangrijke culturele bemiddelaars, die schrijvers, kunstenaars en muzikanten uit heel Europa aan een internationaal publiek hielpen. De mensen die naar hun salons in Parijs, Baden of Londen kwamen, vormen een soort staalkaart van wie ertoe deed in de Europese kunst, high society en politiek.
Dit was een internationale cultuur die verdween met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Toergenjev en de Viardots waren kosmopolieten, leden van de Europese culturele elite, die overal in Europa hun plek wisten te vinden, gesteld dat deze niet indruiste tegen hun democratische principes en zonder dat dit iets afdeed aan hun nationale identiteit. De Europese beschaving vormde hun thuis. De beroemde stelling van Edmund Burke dat ‘er geen Europeaan [is] die zich in Europa volledig verloren zal voelen’ was hun op het lijf geschreven.

 

© 2019 Orlando Figes
© 2019 Nederlandse vertaling Toon Dohmen/ Nieuw Amsterdam

pro-mbooks1 : athenaeum