Leesfragment: Farao van de Vliet

19 oktober 2019 , door Kader Abdolah
|

25 oktober verschijnt de nieuwe roman van Kader Abdolah, Farao van de Vliet. Wij publiceren voor.

De beroemde Egyptoloog Herman Raven is zijn herinneringen kwijt. Van zijn grootse carrière weet hij niets meer. Om zijn nek hangt een pasje met zijn naam en telefoonnummer, zodat hij veilig kan thuiskomen. Gelukkig heeft hij een oude kameraad die als zijn geheugen functioneert: Abdolkarim Ghasem. De twee vrienden houden elkaar scherp en maken wandelingen langs hun geliefde Haagse Vliet.

Herman heeft een geheim dat hij al geruime tijd met zich meedraagt en in zijn kelder verborgen houdt. Tot nu was Abdolkarim de enige die hiervan op de hoogte was, maar nu de twee in de slotfase hun leven zijn aangekomen, besluiten ze om Hermans geheim naar buiten te brengen. Maar dat blijkt onverwachte gevolgen te hebben. De laatste, intense akte van hun levens stelt de onbaatzuchtige vriendschap tussen Herman en Abdolkarim danig op de proef. Misschien zelfs met een terugkeer naar huis?

Farao van de Vliet is een schitterende roman over de Egyptische oudheid, vriendschap en nijlkrokodillen. Met dit ontroerende verhaal slaat Kader Abdolah een nieuwe weg in, een weg die we nog niet van hem kenden.

N.B. Eerder publiceerden wij voor uit Het pad van de gele slippersSalam Europa! en Papegaai vloog over de IJssel, en lichtte Nancy Forest-Flyer haar vertaling van The King toe.

 

Zayed Hawass was zijn geheugen kwijt. Hij was alles vergeten en wist niet meer wie hij was. Van zijn hele verleden had hij alleen deze naam en een geheim onthouden. Hij was eigenlijk de bekende Nederlandse egyptoloog professor Herman Raven. Zayed Hawass was een pseudoniem.

Herman Raven had een bloeiende carrière als archeoloog in Egypte achter de rug en hij had een reeks boeken en talloze artikelen over de Oudheid van het land geschreven. Hij woonde jarenlang in Egypte en was zo verbonden geraakt met dat land dat hij een Arabisch pseudoniem voor zichzelf bedacht had.
In zijn tijd was Zayed Hawass altijd betrokken geweest bij belangrijke opgravingen in de grafkelders van farao’s. Hij was meestal de eerste die de oude trap van een nieuw ontdekte grafkelder afdaalde, en de eerste die het deksel van de kist opzijschoof om een blik op de mummie te werpen. Daarnaast was hij lid geweest van een roboticateam dat voor het eerst met een kabelcamera onderzoek deed naar een mysterieuze schat in de grootste piramide.
Maar Zayed Hawass wist niets meer over die tijd, zelfs niets meer over de grote invloedrijke farao’s als Hatsjepsoet, Thoetmoses III, Amenhotep III, Achnaton en Ramses III. Van zijn interessante glorieuze carrière had hij alleen een naam van een koningin uit een vroege dynastie onthouden. Deze naam was in hiërogliefen geschreven en klonk als Mrjt Njt. Dit betekende iets als ‘Geliefde van de Nijl’.

Zayed Hawass had een dochter die Merie heette, naar diezelfde koningin. Zijn vrouw was jong gestorven, toen Merie nog een kind was. Om die reden had hij Egypte definitief verlaten en was hij als egyptoloog aan de Universiteit Leiden gaan werken.

Hij woonde nu in Den Haag, aan de Haagse Vliet. Het was een groot oud huis met twee verdiepingen en een grote achtertuin. De woonkamer had een breed raam waar grote vrachtschepen regelmatig langs voeren.
Er kwamen later andere vrouwen in het leven van Zayed Hawass, maar hij hertrouwde niet en bracht die vrouwen nooit thuis want zijn huis behoorde toe aan zijn vrouw en was het nest van zijn dochter.

Omdat Hawass’ geheugen niet meer werkte wilde zijn dochter hem in een bejaardentehuis onderbrengen, maar het was haar niet gelukt hem zover te krijgen. Zayed wilde onder geen enkel beding zijn huis verlaten. Hij was alles vergeten, maar niet dat hij in de kelder van zijn woning heimelijk iets kostbaars bewaarde. Daarom had Merie een verzorgster voor haar vader geregeld, een oude weduwe die doordeweeks in het huis verbleef en beneden in haar eigen kamer sliep. De vrouw, die Anneke heette, deed huishoudelijke taken voor hem en hield een oogje in het zeil. De weekenden waren Merie en haar gezin vaak bij Zayed en was Anneke vrij.

Niemand kon Zayed Hawass thuis houden, hij ging vaak de deur uit voor een lange wandeling. Toen hij voor het eerst de weg naar huis kwijt was, moest zijn dochter hem na lang zoeken bij het politiebureau ophalen.
Na dit voorval deed Merie nog een keer een poging om haar vader naar een bejaardentehuis te brengen, maar het bleek onbegonnen werk.
Ze legde zich erbij neer en bedacht een oplossing. Ze hing een geplastificeerd kaartje met de naam en het adres van haar vader samen met haar eigen telefoonnummer om zijn nek en zei: ‘Papa! Zorg dat je dit altijd bij je hebt. Anders kom je nooit thuis.’
Hawass vergat het nooit, hij sliep zelfs met het kaartje om zijn nek.

 

Merie was getrouwd en had twee kinderen, twee blonde jongens van zeven en vijf. Ze ging elke dag na haar werk bij haar vader langs en nam dan haar zoontjes mee.
Zayed Hawass zag ze niet als zijn kleinkinderen, het waren de jongens die bij Merie hoorden. Hij wist soms dat Merie zijn dochter was, en vaak ook niet. Maar ze hoorde bij zijn huis, en bij de kelder waarin hij zijn geheim bewaarde. Merie bracht hem bovendien thuis als hij de weg kwijt was.
Het gebeurde vaak dat een onbekende haar belde en zei: ‘Uw vader is hier. Hij is de weg kwijt.’
Dan pakte ze de auto en ging hem ophalen.
Vaak maakte ze zich toch zorgen en was ze bang dat haar vader niet meer thuiskwam, maar ze had een manier gevonden om haar angst te bezweren.

Merie kon de hiërogliefteksten die in het huis van haar vader verspreid lagen niet begrijpen, maar ze had ooit ergens gelezen dat de dochter van een farao over haar vader had gezegd: ‘Als hij dood is, zet ik het leven voort.’
Ze vond dat er van die oude tekst een kalmerende werking uitging. Toen ze hem las, toen ze hem een paar keer herhaalde, voelde ze dat een last, de last van haar vader, van haar schouders werd gehaald.
Ze liet hem gaan, waar hij ook naartoe wilde.

Elke ochtend tegen zeven uur kookte de verzorgster, Anneke, water voor de thee en dekte ze de ontbijttafel voor Zayed.
Zoals hij gewend was ging hij precies om halfacht aan tafel zitten voor zijn ontbijt. Om acht uur kleedde hij zich netjes aan, en hij ging de deur uit alsof hij naar de universiteit ging.

Een week geleden, toen hij aan het eind van de middag in de regen langs een boerderij liep, was een hond van achter een hek gaan springen en gaan blaffen. Even herkende Zayed de hond en hij bleef staan.
Een oude vrouw verscheen achter het raam, kwam naar buiten en riep: ‘Meneer, kan ik u helpen?’
Zayed reageerde niet.
‘Zoekt u iemand?’
Opeens herkende ze Zayed Hawass oftewel Herman Raven.
‘Herman, ben jij dat? Hoe ben je hier terechtgekomen?’
Maar hij toonde geen teken van herkenning.
‘Wat is er met jou?’ vroeg ze en ze opende het hek. Ze zag het geplastificeerde kaartje om zijn nek, pakte het vast en hield het een beetje van zich af om het te kunnen lezen.
‘Ach nee, Herman, het is niet waar. Wat is er met je gebeurd? Kom binnen, ik laat je dochter weten dat ik je straks terugbreng naar huis.’
Ze pakte Zayed bij zijn hand en nam hem mee naar binnen. Ze gaf hem een handdoek zodat hij zijn haar kon drogen.
‘Ga zitten, Herman. Ik breng je zo thee. Je verkiest nog altijd een glaasje thee boven een kopje koffie, neem ik aan. Maar eerst je dochter bellen.’
Ze pakte haar mobiele telefoon, zette haar leesbril op, keek naar het kaartje om de nek van Zayed en belde het nummer.
Er werd meteen opgenomen: ‘Met Merie Raven.’
‘Met mevrouw Gorter. Ik wilde u even laten weten dat uw vader hier bij mij is.’
Merie vroeg naar het adres van de vrouw om haar vader te gaan ophalen, maar de vrouw zei: ‘Het regent hard. En het is etenstijd. Ik breng hem zelf later terug naar huis, als hij bij mij gegeten heeft.’
‘Wat lief van u, mevrouw. Is het echt geen moeite voor u?’
‘Nee, helemaal niet.’
‘Dank u wel. Wie bent u, ik bedoel, kent u mijn vader?’
‘Het doet er niet toe. Ik breng hem later naar huis, naar het adres op zijn kaartje.’

[...]

 

© 2019 Kader Abdolah

pro-mbooks1 : athenaeum