Leesfragment: Grote verwachtingen

01 november 2019 , door Geert Mak
| |

5 november verschijnt de nieuwe Geert Mak: Grote verwachtingen. In Europa 1999-2019. Donderdag 28 november spreekt hij erover in de Lutherse kerk. En vandaag publiceren we voor.

Grote verwachtingen is het vervolg op het immens succesvolle In Europa dat vijftien jaar geleden verscheen. Enkele jaren later volgde de 35-delige gelijknamige serie met de schrijver in de hoofdrol. Waar In Europa handelde over de twintigste eeuw en hoe die, in veel opzichten gruwelijke periode getekend door twee wereldoorlogen, ons heeft gevormd, gaat Grote verwachtingen over de eerste twee decennia van de eenentwintigste eeuw. Het neemt de draad op waar In Europa eindigde, in 1999.

Mak schetst de sfeer en stemming tijdens de eeuwwisseling, het optimisme dat toen hoogtij vierde maar gaandeweg verdween, de gevoelens rond de invoering van de euro, de gevolgen van de aanslag op de Twin Towers, de toestand in Oost-Europa en Rusland, de bankencrisis, de Verenigde Staten, Noord- versus Zuid-Europa, de vluchtelingen. In Grote verwachtingen vertelt en duidt Mak de recente geschiedenis zoals alleen hij dat kan.

N.B. We publiceerden eerder voor uit Reizen zonder John en De levens van Jan Six. Een familiegeschiedenis en bespraken het boek.

 

Proloog

2018

1

Het is, vanuit de hemel, een bruingrijs landschap. Het is de maan, waar net een stortbui passeerde. Het is gebutste aarde, met duizend meren en stroompjes. Het doet denken aan de poelen en kreken die zich in de modder aftekenen als de zee zich terugtrekt, tweemaal daags, in eeuwigheid. Het is rotsen en korstmossen, en totale verlatenheid.

We zijn er bijna. Een enkele boom – stralend geel in de beginnende winter. Een felrood huis. Opeens een paar fabrieksgebouwen, een grote scheepswerf, een klontering van winkels en woningen rond een plein, een paar kranen, een haven. Het stadje. Vanuit de ijszee komt een trawler binnenvaren, blauw met zwart, koningskrabben vangen ze hier, krengen van dieren waar de luxerestaurants in Europa verzot op zijn.
Het is al bijna avond, de straten zijn stil en leeg, je hoort enkel de wind. Alleen in het stadhuis brandt nog licht, en in het grote gele Russische consulaat met de ramen vol tralies. Het restaurant biedt walvisbiefstuk, of een pasta met rendier en paddenstoelen. Op de kade staat de complete uitstalling van de ijzerwinkel nog buiten: drie druipende aluminiumladders, een korte, een lange en de middenmaat. In de kleine supermarkt staan twee meisjes lang te overleggen, dit is hun uitstapje deze week: wordt het een milkshake of een modern drankje?
Even later zal het hek aan de grens, een paar kilometer verderop, weer op slot gaan voor vandaag. De soldaat aan deze kant zal de handen drukken van de twee soldaten aan de andere kant, hij mag bij deze handeling niet verder dan dertig centimeter op het vreemde grondgebied komen, het ritueel is strak, er mogen geen brokken van komen.

Morgen is er weer een dag.

Ik moet beginnen met afstand. Met afstand in ruimte, en ook met afstand in tijd – voor zover dat tenminste mogelijk is. Het is iets tegenstrijdigs: een geschiedenis schrijven over een tijdvak waar je zelf middenin zit, en over een wereld waaraan je volop deelneemt. Geschiedschrijving heeft afstand nodig, het laten verstrijken van tijd is immers nog altijd de beste manier om een overzicht te scheppen. Het duurde tot ver in de 19de eeuw voordat een figuur als Napoleon een plek vond in de Europese geschiedenis. Tot de dag van vandaag wordt gediscussieerd over de diepere oorzaken van de twee grote oorlogen van de 20ste eeuw, de aard en de nasleep van het kolonialisme, het bevroren geweld van de Koude Oorlog, de ineenstorting van het Sovjet-imperium in 1989. En dan zijn er deze jaren, deze eerste twee decennia van de 21ste eeuw waarin de geschiedenisfabriek opnieuw op volle toeren draait en waarin onze geordende Europese wereld van vrede en eerlijke welvaart opnieuw lijkt te kantelen.

Bijna twintig jaar geleden schreef ik een boek over Europa in de twintigste eeuw. Het eindigde in 1999. Het schreeuwt om een vervolg: wat gebeurde er met de Europese wereld tijdens die turbulente start van de 21ste eeuw? Ik zou natuurlijk dolgraag meekijken over de schouder van de slimme geschiedenisstudent die in 2069, na een halve eeuw, over onze tijd een scriptie mag maken. Een vrolijk verhaal wordt het niet, vrees ik, maar zeker interessant. Zowel de Verenigde Staten van Amerika als, later, de Europese Unie konden immers worden beschouwd als grote historische projecten. Projecten waarmee vrije burgers probeerden het verloop van de geschiedenis in eigen hand te nemen in plaats van die te ondergaan. Projecten die hun oorsprong vonden in de idealen van de Verlichting, van de rechten van de mens, van vrijheid, gelijkheid en broederschap – ook internationale broederschap. Waar kwam de onttakeling van zoiets moois dan vandaan?
Mijn jeugdige historicus heeft, met zijn afstand in de tijd, een goed overzicht. Ik niet. Hij maakt me jaloers.

2

Hier, in deze noordelijkste uithoek van Europa, is alles helder: als je niet uitkijkt vries je dood. Lente, zomer en herfst worden razendsnel afgewikkeld. ‘Het is eindeloos winter, en flits, het is zomer,’ zeggen ze hier. ‘En dan, flits, is de zomer weer voorbij.’ De kou begint meestal in oktober, met sneeuw die blijft liggen tot in mei. Eind november valt de poolnacht. Het noorderlicht flitst dan over de zwarte hemel, daaronder vriest alles weg bij 20, soms 30 graden onder nul. Op 18 januari kun je, als je op een van de heuvels klimt, het allereerste licht weer zien. Iedereen is dan uitgelaten, het is feest alsof er opnieuw Kerstmis wordt gevierd, alle schoolkinderen hebben vrij. Daarna draait het bestaan weer op het dagelijkse ritme van de postboot: aan de haven, op de werven, in de winkels, bij de grensposten, op het vliegveld. De rest van de tijd brengt iedereen door achter de voordeur. Centrum Kafé, het pratende hart van het stadje, sluit om vijf uur ’s middags.

Kirkenes heeft amper 3500 inwoners, het is een speldenknop op de kaart, toch is deze uithoek een geopolitieke kookpot. Het ligt zeldzaam strategisch: amper vijftig kilometer van de Russische grens. Het is daarbij de noordelijkste ijsvrije haven van Europa, vlak bij de Barentszzee – in het Russische deel zit nog een enorm gasveld – en de toegangspoort tot Moermansk, een van de belangrijkste havens van Rusland. In het poolgebied bevinden zich, volgens een voorlopige schatting, 13 procent van de mondiale oliereserves en 40 procent van de gasvoorraden – plus nog eens grote hoeveelheden ijzer, koper, goud en andere delfstoffen. Nu de poolkappen smelten gaat hier dus onvermijdelijk van alles gebeuren, iedereen bereidt zich daarop voor. Vooral aan de Russische zijde worden nu al enorme investeringen gedaan, de militaire activiteiten nemen navenant toe.
Kirkenes is, daarbij, een cruciale haven voor de toekomstige Arctische vaarroute van Azië naar Europa, het alternatief voor het Suezkanaal. De burgemeester ziet zijn stad al als een toekomstig Singapore: ‘Ik krijg hier elke week wel een Chinese delegatie op bezoek.’ De hoofdredacteur van de plaatselijke internetkrant, Thomas Nilsen, betitelt Kirkenes eerder als ‘het centrum van de periferie van Europa’. Voor hem is Kirkenes vooral een laboratorium, met name voor de relatie tussen Rusland en Europa. ‘Alle veranderingen ondervinden wij hier het eerst, veel eerder dan de mensen in Berlijn, Washington of Moskou.’

Ik loop vandaag rond met een cameraman. Mijn Europese reis uit 1999 kreeg naderhand een tweede leven, de televisiemakers van de vpro maakten later een tv-serie – al bleven boek en tv-serie totaal verschillende projecten. Nu gaan we opnieuw beginnen, we trekken ditmaal al in een vroeg stadium samen op. De urgentie is te groot om te wachten.
We wandelen langs de haven. De trawler, de Salacgriva, komt uit Moermansk. Het schip blijkt van nabij een drijvende fabriek te zijn, een druipende wirwar van kabels, kranen en krabbenkorven, de mannen zwijgend onder hun dikke capuchons, verweerd als hun schip en hun netten. In de hoek van een werkloods zitten ze te wachten om uit te varen, de koffie gaat zwijgend rond, op de tv dansen de meisjes.
De heuvel op. De oorlog is niet ver weg. Ooit moeten overal de fraai bewerkte houten woningen hebben gestaan die je overal elders in Noorse handelsstadjes ziet, maar hier is, in de nadagen van de Tweede Wereldoorlog, vrijwel ieder huis weggevaagd. Bij een groots offensief van de Sovjets in het poolgebied – het ging met name om de naburige nikkelmijnen en de strategische marinebasis Kirkenes – werd de stad meer dan driehonderd keer gebombardeerd. Tussen Kirkenes en Moermansk sneuvelden meer dan zestigduizend militairen. De bevolking overleefde zeven maanden lang in de grotten en mijnen, tijdens de hele winter van ’44-’45. Er werden twintig kinderen geboren. In het voorjaar van 1945 stonden van Kirkenes nog drie huizen overeind.
Al die nette witte houten huizen en winkels zijn dus nieuw, en daardoor heeft Kirkenes iets weg van een Amerikaanse buitenwijk. Een van de oudste bouwwerken is een schuilkelder – het is nu een monument van burgermoed. Vlakbij staat, hoog op een sokkel, een Russische soldaat. Bij het bevrijdingsmonument liggen altijd felgekleurde kransen en bloemstukken, vers gevlochten nepgroen; echte bloemen kun je vergeten in dit klimaat. De Russen worden hier vanouds gevierd als de bevrijders. Toen Stalin stierf liepen ook in Kirkenes sommige mensen te huilen.
Hoger gaan we, langs de houten veranda’s en de paar sportveldjes, totdat we beneden de haven zien liggen. We gaan op een bankje zitten. Aan de horizon ligt de grote lege baai, er is eerst geen schip te bekennen, dan zien we, heel in de verte, de dagelijkse postboot opdoemen. Een man met een hond passeert, kijkt op zijn horloge. ‘Hij is vandaag laat, zeker een kwartier.’ Het leven is solide, de auto’s en huizen zijn glanzend en royaal, het bestaan lijkt hier goed. Onder een paar zeldzame bomen ligt de begraafplaats. De zon schittert fel in de gouden opschriften. Bescheidenheid is hier de norm, nergens zijn grootse grafwerken te bekennen. Straks zijn we voor God gelijk, maar eigenlijk nu ook al.

De burgemeester heet Rune Rafaelsen. Hij vertelt over zijn grootmoeder. Haar eerste man kwam om op de houtzagerij, bij een val werd hij verpletterd. Ze was nauwelijks hertrouwd of haar tweede man kwam ook om, bij een duikbootaanval. Runes vader was de jongste verzetsman van Noorwegen, hij was zestien toen hij zich aansloot bij het Noorse leger. Zijn oom zat als jongen in een strafkamp, hij werd verliefd op een gevangen Russisch meisje aan de andere kant van het prikkeldraad. Ze verdween en hij zag haar nooit meer terug, op zijn sterfbed vroeg hij nog naar haar. Zelf groeide Rune op in een huis dat kraakte van de mensen. ‘Er was niets meer, na de oorlog. Alles moest opnieuw uit de grond worden getrokken.’ Dat is de geschiedenis hier.
Tijdens de Koude Oorlog spande het er soms om, zeker in het poolgebied. Hier lag jarenlang de enige directe grens tussen Rusland en de navo. In 1968 stond de Sovjet-Unie, als reactie op een navo-oefening, opeens met een infanteriedivisie van tweehonderd tanks en vijfhonderd gevechtsvoertuigen voor de deur. Toch bleef Kirkenes eigenzinnig, de relatie met Rusland bleef innig en bijzonder. Het was een grens die volgens de burgemeester ‘altijd soepel werd bewoond’. ‘Sami [bewoners van Lapland], Noren, Finnen, Russen, alles liep vroeger door elkaar heen.’ Bang voor de Russen was niemand. ‘Als ze komen, dan pakken ze eerst Oslo, dan Bergen en dan Trondheim. En dan komen ze naar Kirkenes om koffie te drinken.’ Dat was de stemming.
Rafaelsen is vergroeid met de stad, al zijn leven lang. Zijn werkkamer in het gemeentehuis is strak en sober, de tralies, camera’s en antennes van het naburige Russische consulaat zijn altijd in het zicht. De navo is trouwens minstens zo krachtig aanwezig: een paar keer per maand verschijnt een geheimzinnig schip aan de kade waarop zelfs de burgemeester geen voet mag zetten. De Marjata oogt als een redelijk normaal passagiersschip met wat extra antennes, in werkelijkheid is het een van de meest geavanceerde afluistercentra ter wereld. ‘Ze zuigen al onze telefoons en laptops leeg,’ hoor je in Centrum Kafe. Russische onderzeeboten rommelen, op hun beurt, rond de onderzeese kabels in het poolgebied. Dat maakt de Amerikanen weer zenuwachtig.

In Kirkenes kijk je vanuit de hoogte neer op Berlijn, Brussel, Londen en Rotterdam. Het is allemaal ver weg. Toch raakte ook de recente Europese geschiedenis Kirkenes, telkens weer: de val van de banken in 2008, de crisis die daarop volgde, de Russische annexatie van de Krim, de immigratiecrisis, de Brexit, Trump.
De ijzermijn, ooit de basis van de lokale economie, ging in 2015 failliet tijdens de nasleep van de crisis, vierhonderd mensen verloren hun baan. Het stadje ving de klap goed op. De ijsvrije haven van Kirkenes is nu de belangrijkste uitvalsbasis van de Russische visserij, de grote scheepswerf werkt voor driekwart voor de Russen. En het toerisme bloeit, per jaar landen zo’n honderdduizend bezoekers met een cruiseschip aan de kade. De burgemeester: ‘De stad is wel milder geworden.’
Hij laat zijn afspraken zien voor de komende week. De opening van een ‘open screen’-filmfestival in Moermansk – de gouverneur kent hij sinds 1992. Een overleg met de burgemeester van Nikel – al jaren een goede vriend. De gayparade in Kirkenes zelf, met een stevige delegatie uit Moermansk – waar zoiets natuurlijk ondenkbaar is. Hij vindt grensregio’s fascinerend, hij gaat er ook altijd op vakantie.
Toch bekoelde zelfs in Kirkenes de verhouding met Rusland. Het regime van Poetin verhardde, onafhankelijke media kregen het zwaar te verduren, de Krim en een deel van Oekraïne werden bezet, het Westen reageerde met harde sancties. Ze voelden het hier direct. De Russische visserij raakte in de knel, de onderlinge voetbalwedstrijden stopten, in de winkels vloog de omzet van Franse wijnen en kazen omhoog omdat de Russen die, door de sancties, thuis niet meer konden krijgen.
En dan was er ook nog eens die pijnlijke kwestie rond de oude Frode Berg, een geliefd figuur in het stadje: voorzitter van het kerkbestuur, bestuurslid van het dorpsorkest en het Crossing Border Festival en bovenal een actief pleitbezorger van een warme band met Rusland. Uitgerekend hij werd in december 2017 opeens in Moskou opgepakt door de fsb. Spionage. Niemand snapt er iets van – zijn vrienden in Centrum Kafe zijn aangeslagen, ze kunnen zich niet voorstellen dat hij echt heeft gespioneerd. Maar er komen verhalen los, anderen zijn ook wel eens benaderd door de Noorse inlichtingendienst. Hij zit nog steeds vast.
‘Op regionaal niveau hebben we business as usual,’ zegt de burgemeester. ‘Maar de atmosfeer is wel veranderd. Voor 2014 hadden we echte keukentafelgesprekken, over van alles, ook over de politiek. Als ik nu zeg dat ik bezorgd ben over Rusland stoppen ze me direct af. “Ik ben bezorgd over mijn grootmoeder,” zeggen ze dan. “Die heeft medicijnen nodig. Dus houd op met je democratische verhalen.”’

[…]

 

© 2019 Geert Mak

pro-mbooks1 : athenaeum