Leesfragment: Het feest

04 augustus 2019 , door Elizabeth Day
|

In juli verscheen Elizabeth Days Het feest (The Party, vertaald door Eefje Bosch). Lees bij ons een fragment!

Het feest van Elizabeth Day is een ontluisterende roman over obsessie, verraad, privilege en hypocrisie in het hart van het Britse establishment, voor de fans van Brideshead Revisited en De verloren geschiedenis.

Martin is al vijfentwintig jaar bevriend met Ben, vanaf het moment dat ze samen op Burtonbury School zaten. Ze vormen een vreemde combinatie: Martin is een jongen uit een arbeidersgezin met de verkeerde kleding en het verkeerde accent, en Ben is een populaire, welgestelde aristocraat. Ben is als een broer die Martin nooit had. Martin doet alles voor hem en kent zijn grootste geheim. Bens veertigste verjaardagsfeest blijkt een kantelpunt. Te midden van de Britse elite beseft Martin opnieuw dat hij er niet bij hoort en hij voelt dat er onheil in de lucht hangt. Maar Ben zou nooit iets doen wat hun vriendschap op het spel zou zetten. Toch?

 

I

De verhoorkamer is klein en vierkant. Een tafel, drie plastic stoeltjes, een hoog, matglazen raam met een vuile ruit, tl-verlichting; een groezelig gele schaduw over ons gezicht.
Twee bekertjes thee: één voor de politieagente, één voor mij. Wit van de melk en met twee klontjes suiker. Te veel melk, maar het is niet aan mij daar iets van te zeggen. De rand van mijn bekertje zit vol inkepingen omdat ik in het plastic heb zitten bijten.
De muren zijn gebroken wit. Ze doen me denken aan die van de squashbanen van het RAC op Pall Mall, waar ik nog maar een paar dagen geleden een tegenstander heb ingemaakt die in de clubranglijst een aantal plaatsen boven me stond. Het was een bankier. Rood gezicht. Korte slobberbroek. Verrassend slanke bovenbenen. Ik had hem redelijk vlot verslagen: serveren, kappen, smashen. Het rubberen geluidje van de bal als die tegen het beton aan ketste, een donkergroene punt aan het eind van elke rally. Gekreun. Gevloek. Uiteindelijke nederlaag. Agressie, door vier muren ingedamd.
Op het politiebureau hangt een vergelijkbare sfeer: een soort opvliegende mannelijkheid, hoewel slechts één van de twee agenten door wie ik word verhoord een man is. De vrouw heeft duidelijk de rol van good cop gekregen. Zij was het die me de thee aanbood, die zei dat het me goed zou doen. Ook de twee suikerklontjes waren haar idee. 'U weet wel,' zei ze, terwijl ze me aankeek, 'zo na de schok.' Inderdaad had ik de politie vanochtend niet bij me op de stoep verwacht. Dit is pas de tweede keer in mijn negenendertig jaar dat ik door de autoriteiten word ondervraagd. In beide gevallen was het vanwege Ben. Wat eigenlijk vreemd is, als je bedenkt dat hij mijn beste vriend is. Je zou denken dat beste vrienden beter voor elkaar zorgen.
De agente is klein met ronde schouders en een vriendelijk gezicht vol sproeten. Haar haar is geverfd in die onbestemde kleur waar vrouwen van middelbare leeftijd zo'n onverklaarbare voorliefde voor hebben, bruin noch blond maar iets ertussenin. Een soort beige. Broos aan de punten.
Haar collega is lang. Zo'n man van wie vooral de lengte je bijblijft. Hij bukte zich toen hij de kamer binnenkwam, met een stapel papieren in handen die de kleur van supermarktham hadden. Grijs pak met een witte vlek op de revers. Tandpasta, misschien. Of een achtergebleven veeg babyontbijt. Hij is begin dertig, vermoed ik. Met zijn tweeën zitten ze tegenover me aan tafel, met hun rug naar de deur. De stoelen hebben een voorgevormde zitting en een brievenbusvormige gleuf in de rug. Die stoelen stapelden we altijd op bij schoolvergaderingen en eindejaarsconcerten op Burtonbury.
Een eeuwigheid geleden, en toch als de dag van gisteren. Soms lijkt het nog geen minuut geleden. Potloodslijpsel en rubberen gympen, de vervaagde afdruk van een sportschoen op de hoge plint van het leslokaal. Slaapzalen met ingezakte bedden. Een springveer die kraakte als een jongen zich in zijn slaap omdraaide. Dat continue gevoel van onbehagen. Dat was nog voor ik Ben leerde kennen, uiteraard. Voordat hij me redde van mezelf. Sindsdien zijn we elkaar blijven redden.
Aan één kant van de tafel staat een grote bandrecorder. Te groot, eigenlijk. Ik vraag me af waarom hij zo groot moet zijn. Of sterker nog, waarom de politie er nog steeds op staat cassettebandjes te gebruiken in dit gedigitaliseerde tijdperk van soundclouds, podcasts en iTunes.
Een advocaat heb ik geweigerd. Deels omdat ik geen zin heb het benodigde bedrag neer te tellen voor een goede en ook omdat ik weet dat Ben, gezien de omstandigheden, niet gaat betalen, en ik geen zin heb te worden opgezadeld met een snotneus van de rechtsbijstand die van toeten noch blazen weet. Lucy's ouders gaan denk ik ook niet over de brug komen. Na alles wat er is gebeurd, vermoed ik dat mijn schoonfamilie niet geneigd is om te helpen.
'Goed dan,' zegt de vrouw, met haar handen ineengevouwen voor zich. Korte nagels met blanke lak. Een piepklein inktvlekje op het zachte deel tussen duim en wijsvinger. 'Zullen we beginnen?'
'Prima.'
Beige Haar drukt op een knop van het enorme opnameapparaat. Er klinkt een lange, harde piep. 'Dit verhoor wordt opgenomen op bureau Tipworth, Eden Street in Tipworth. De datum is 26 mei 2015. De tijd is 14 uur 20. Ik ben rechercheur Nicky Bridge.' Ze werpt een vluchtige blik op haar collega, die zich vervolgens ook identificeert voor de geluidsband.
'Ik ben rechercheur Kevin McPherson.'
'Meneer Gilmour,' zegt ze, met haar blik op mij gericht, 'zou u zich alstublieft met uw volledige naam en geboortedatum willen voorstellen?'
'Martin Gilmour, 3 juni 1975.'
'Mag ik jij zeggen?'
'Ja.'
Ze schraapt haar keel. 'Je hebt een advocaat aangeboden gekregen en geweigerd - klopt dat, Martin?'
Ik knik.
'Voor de band, graag.'
'Ja.'
Er valt een stilte. Grijs Pak rommelt wat in zijn papieren. Hij brengt zijn hoofd omlaag. Hij kijkt me niet aan. Dat vind ik op een merkwaardige manier verontrustend, het idee dat ik zijn aandacht niet waard ben.
'Goed, Martin,' zegt Beige Haar. 'Laten we bij het begin beginnen. Vertel eens wat er allemaal is gebeurd op de avond van 2 mei. Het feest. Jullie waren er al voor de rest van de gasten arriveerde, klopt dat?'
'Ja,' zeg ik. 'Ja, dat klopt.'
En dan begin ik te vertellen.
Het begint met een deur van de Tipworth Inn die niet open wilde.

 

© 2017 Elizabeth Day
© 2019 Nederlandse vertaling Ambo|Anthos uitgevers en Eefje Bosch

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum