Leesfragment: Het leven en de dood van Jacob Querido

28 juni 2019 , door Bart Koubaa
|

2 juli verschijnt Het leven en de dood van Jacob Querido van Bart Koubaa. Lees bij ons alvast een fragment!

Zomer 1630. De zeventienjarige Jacob Querido wordt door zijn vader, een Sefardische suikerhandelaar uit Amsterdam, naar de plantage van zijn oom in het noordoosten van Brazilië gestuurd waar de Hollanders de suikerindustrie in hun macht proberen te krijgen. Met gemengde gevoelens verlaat hij zijn familie en zijn liefje en scheept hij in op De Gouden Salamander. Tijdens de bewogen reis met de driemaster van de West-Indische Compagnie begint hij na de zeemansbegrafenis van een oude man met wie hij veel optrok te twijfelen aan wie hij werkelijk is. Als jaren nadat hij zich tot een gerespecteerd en ietwat illustere suikerheer heeft opgewerkt zijn vader hem het portret van een jongen opstuurt, wordt de sluimerende twijfel weer aangewakkerd.

Het leven en de dood van Jacob Querido vertelt het verhaal van een jongeman die de Nieuwe Wereld ontdekt en de Oude Wereld niet kan vergeten.

N.B. Eerder publiceerden wij voor uit De vogels van Europa, Maria van Barcelona, Een goede vriend en Ninja Nero. Tevens was Bart Koubaa onze writer in residence van maart 2009. Onze recensent Irwan Droog schreef een recensie over De Brooklynclub.

Op 23 augustus 1630 stond Jacob Querido op het halfdek van De Gouden Salamander toe te kijken hoe een zwartbonte koe door vier matrozen vanuit een schuit aan boord van het schip werd gehesen, boven de kuil werd geduwd en er licht heen en weer slingerend in verdween. Op de schuit waarboven mantelmeeuwen in een zilvergrijze wolkenhemel opgewonden krijsten, stonden nog drie koeien zij aan zij te wachten om onder Hollandse aanmoedigingskreten in het ruim te worden geladen, terwijl in de verte, tussen een walvisvaarder en een ander compagnieschip dat ook deel uitmaakte van het kleine konvooi waarmee De Gouden Salamander naar Brazilië ging zeilen, een kloeke stier door twee aangeschoten Duitse en twee Deense soldaten in een sloep naar de driemaster werd geroeid. Vlak voor de sloep de ronde romp van het schip bereikte, wist de stier zich echter los te wringen van de twee Duitse soldaten die hem in bedwang hielden en sprong hij in het water, waarbij hij de dronken Duitsers meetrok in het paarlemoeren sop. De in paniek geraakte stier brulde onafgebroken en spartelde woest tussen de bevoorradingssloepen en de kleine bootjes van de zoetelaars die drank, tabak en suikerwaren aan de aangemonsterde bemanning probeerden te slijten. Een paar tellen ging hij kopje-onder en steeg direct daarna als een driftig zeemonster uit de zee op om naar adem te happen terwijl de twee Duitse soldaten zich vastklampten aan een roeispaan die hun werd aangereikt. Ondanks zijn agitatie en een aanzwellende noordoostenwind slaagde de stier erin het eiland te bereiken, waar hij het zilte water en het schuim van zich afschudde. Hij stampte zijn rechtervoorpoot een paar keer in het fijne zand en begon te slalommen tussen soldaten, matrozen, familieleden van de bemanning, werklieden, bedelaars, koeien, pluimvee, varkens en schapen, tonnen en kisten tot hij een jonge schilder, die zich niet op tijd uit de voeten had kunnen maken, met ezel en al in de lucht slingerde, waarbij het doek, waarop enkel wat blauw was aangebracht, aan zijn horens werd gespietst. Drie van de vier met stomheid geslagen matrozen op De Gouden Salamander lieten de gespannen touwen spontaan los, waardoor de andere matroos in de hoogte schoot en de zwartbonte koe fel en angstig loeiend naar beneden viel en de schuit met de soldaten en de twee andere koeien deed kapseizen. Terwijl de soldaten haar probeerden te bevrijden van het lederen draaghengsel waarin ze verstrikt zat, sprong de bootstimmerman van De Gouden Salamander overboord om de andere koeien te redden.

De hele rede was in rep en roer, overal werd geroepen, gevloekt en getierd, er werden zelfs een paar schoten gelost in de ijzeren lucht en in de richting van de vluchtende stier die met het doek van de schilder op zijn horens af en toe stilhield om het canvas vruchteloos van zich af proberen te werpen en te kijken in welke richting hij het best verder kon rennen. Op zee, tussen de dansende masten en zeilen, het krakende hout en de klotsende golven, waren ondertussen alle activiteiten gestaakt en stonden matrozen, soldaten, werklui, vrouwen en kinderen en officieren en onderofficieren het schouwspel stomverbaasd en hoogst belangstellend gade te slaan. Op De Gouden Salamander waren tot ergernis van de schipper een paar mannen tot in de ra’s en kraaiennesten geklommen om de stier op het strand aan te moedigen en om tabak en brandewijn te wedden of hij het schildersdoek van zich af ging werpen en afgemaakt zou worden of toch nog aan boord van De Gouden Salamander gehesen zou worden. Het gejoel verstomde een moment toen een van de loodsen, die het kleine konvooi waarvan De Gouden Salamander deel uitmaakte voorbij het Marsdiep zou leiden, in een vlaag van overmoed met gespreide armen voor de stier sprong, maar ook hij werd door de opgefokte stier in de lucht geslingerd. Ondertussen slaagde de bootstimmerman erin om samen met een logementhouder twee koeien tussen het schommelende bos van voor anker liggende schepen tot op het strand te sleuren; de koe die op de schuit was gevallen had haar kop hard tegen de boord gestoten en was nadat de soldaten haar met een smal zwaard van het hengsel hadden verlost, naar de bodem van de zee gezonken. Maar zoals de stier kwam ze ook weer snel boven water en zwom op eigen kracht tot aan het strand, waar ze, direct nadat ze erin was geslaagd aan land te komen, ineenzeeg. De slager van Oudeschild werd erbij geroepen en de koe werd ter plekke geslacht, ontweid en in grote stukken gesneden. Het vlees, de kop en de ingewanden werden onder nerveus geblaf van een paar wilde honden op een kar gesmeten en naar de duinen getrokken, vanwaar ze naar de slagerij werden vervoerd om verder te worden verwerkt. Kort daarna liet de losgebroken stier zich probleemloos vangen met een net van haringvissers. Volgens een van de matrozen in de ra van de grote mast van De Gouden Salamander was de stier van streek door het zien van de koeienkop op de kar, en hij wees in de verte, waar de stier door vier soldaten geflankeerd mak op een schuit stapte en een tweede keer naar De Gouden Salamander werd gebracht.
Schipper Hendrick Swartehondt was ondertussen naar het halfdek gestapt om naast Jacob Querido een pijp op te steken.
‘Ze zien ze goed vliegen in Pernambuco,’ zei Swartehondt knikkend naar de stier die aan boord werd gehesen, ‘er zijn nochtans genoeg runderen in Brazilië. Je oompje heeft er een paar kloeke lopen en ze geven ook melk. Soldaten, akkoord, maar Hollandse koeien? Ach, wat een rotzooi. Ze zouden beter een loods aan boord hijsen in plaats van dat beest; die noordoostenwind zal niet eeuwig blijven blazen.’
Jacob Querido negeerde de schipper. De wind speelde in zijn halflange zwarte haren en blies ze van zijn witte kraag naar de grote zee achter hem, die hij kende van de verhalen van de schipper en zakenpartner van zijn vader, maar die hij zoals veel van de soldaten die op De Gouden Salamander waren aangemonsterd nog nooit in het echt had gezien. En terwijl hij daar lichtjes op de dikke hakken van zijn lage schoenen naast de bezaansmast stond te schommelen, spreidde een Joods heimwee zijn brede meeuwenvleugels in de zeventienjarige, een verlangen naar iets wat hem tegelijkertijd vertrouwd en vreemd was. Het begon harder te waaien en de cape die sierlijk over zijn schouder lag wapperde als de vlaggen en wimpels van De Gouden Salamander. Jacob Querido draaide zich niet om naar het ontzaglijke en onmetelijke blauw en zilvergrijs dat zich achter hem uitstrekte en bleef de bedrijvigheid op de rede en het strand nauwlettend observeren, terwijl de wind zo nu en dan een trillend beeld van Judith, het meisje dat hij moest achterlaten, door de zilte, met een vleugje houtteer en tabaksrook vermengde zomerlucht, naar hem blies.
Nadat de stier uiteindelijk op de driemaster was getakeld en in het ruim op veilige afstand van de koeien, geiten en varkens aan een ijzeren ring voor geschut was vastgemaakt, kwam het leven in de Koopvaarders Rede weer op gang: er werd weer ruwe suiker en hout op lichters geladen, er werden weer kleine reparaties aan schepen uitgevoerd, twee loodsschepen en tientallen bevoorradingsbootjes kwamen weer af- en aangevaren, ladingen werden gecontroleerd, schapen, varkens, koeien, kaas, stokvis, vlees, haring, erwten, azijn, bier en vaten met water uit de Wezenputten werden van schuiten, lichters, ponen en kagen zingend en vloekend aan boord gehesen. Een lege koopvaarder werd door verschillende sleepbootjes naar zijn thuishaven gesleept en de schilder en de loods, die er beiden met de schrik van af waren gekomen, zaten bedremmeld brandewijn te drinken op een scheepskist, terwijl op de dijk de menigte, door het voorval met de stier aangegroeid met een aanzienlijk aantal eilanders, de bedrijvigheid met groot genoegen en nieuwsgierigheid roddelend gadesloeg en uitgelaten riep of een hoed in de lucht gooide toen een van de schepen een kanonschot loste. Ook schipper Swartehondt en zijn konstabel waren druk in de weer om proviand en kruitvaten tot aan De Gouden Salamander te brengen, waar de grootste en zwaarste stukken, zoals het geschut, de rolpaarden, de ra’s, masten en zeilen aan boord werden opgehaald met de kraan waarmee de matrozen de koeien in het ruim van De Gouden Salamander hadden laten zakken.

 

Copyright © 2019 Bart Koubaa

pro-mbooks1 : athenaeum