Leesfragment: Huis in brand

12 juni 2019 , door Kamila Shamsie
|

Kamila Shamsies met de Women's Prize for Fiction bekroonde roman Huis in brand is ook genomineerd voor de Europese Literatuurprijs 2019. Lees op Athenaeum.nl een fragment uit de vertaling van Anne Jongeling.

De eens zo innige band tussen Isma en de jongere tweeling Aneeka en Parvaiz wordt zwaar op de proef gesteld als Parvaiz besluit in de voetsporen van hun overleden jihadi-vader te treden en verdwijnt. Dan komt Eamonn, zoon van een machtig politicus, in het leven van de zussen. is Eamonn Aneeka’s ware liefde? Of het middel tot Parvaiz’ bevrijding? Plots is het lot van beide families onlosmakelijk met elkaar verbonden en blijkt hoe verwoestend liefde en loyaliteit kunnen zijn.

Kamila Shamsie geeft met dit spannende en hartverscheurende verhaal een uiterst genuanceerde inkijk in de complexiteit van burgerschap, liefde, familie en verschillende culturen in Europa.

N.B. Vertaler Anne Jongeling lichtte haar werk ook toe voor Athenaeum.nl.

 

Isma

I

Isma zou haar vlucht missen. Ze zou het ticket niet vergoed krijgen, want luchtvaartmaatschappijen hadden geen coulance met reizigers die drie uur voor de vertrektijd op het vliegveld arriveerden en naar een verhoorkamer werden geleid. Ze had wel verwacht dat ze ondervraagd zou worden, niet dat ze daarvoor vele uren zou moeten wachten, ook niet hoe vernederend het was dat de inhoud van haar bagage werd gecontroleerd. En ze had er nog wel zo op gelet geen dingen in haar koffer te stoppen die tot vragen konden leiden – geen koran, geen familiefoto’s, geen boeken op haar academische vakgebied. Desondanks tilde de douanebeambte elk kledingstuk van Isma met duim en wijsvinger op, niet eens op zoek naar verborgen zakken, maar om de kwaliteit van de snit te beoordelen. Uiteindelijk pakte ze het designerjasje dat Isma bij binnenkomst over de rugleuning van de stoel had gehangen en hield het aan de schouders omhoog.
‘Dit is niet van u,’ zei ze, en Isma wist zeker dat ze niet bedoelde dat het haar een maat te groot was, maar dat het te chic was voor iemand als zij.
‘Ik heb in een stomerij gewerkt. De vrouw die dit jasje kwam brengen, zei dat ze het niet meer hoefde toen we de vlek er niet uit kregen.’ Ze wees naar de vetvlek op de zak.
‘Wist de eigenaar van de stomerij dat u het hebt meegenomen?’
‘De stomerij was van mij.’
‘U was de eigenaresse van een stomerij en nu bent u op weg naar Amherst in Massachusetts om te promoveren in de sociologie?’
‘Dat klopt.
‘Hoe kwam dat zo?’
‘Kort na mijn studie zijn mijn ouders overleden. Mijn broer en zus, een tweeling, waren toen twaalf. Ik heb de eerste de beste baan aangenomen. Inmiddels zijn ze volwassen en nu ze op eigen benen staan, kan ik mijn eigen leven weer oppakken.’
‘Nu kunt u uw eigen leven weer oppakken… in Amherst, Massachusetts.’
‘Mijn academische leven, bedoel ik. Mijn voormalige studiebegeleider van de London School of Economics doceert tegenwoordig aan een universiteit in Amherst. Haar naam is Hira Shah. U kunt haar bellen. Als ik daar aankom, kan ik bij haar logeren tot ik mijn eigen kamer heb.’
‘In Amherst.’
‘Nee, althans, dat weet ik niet. Bedoelt u haar woning of mijn eigen kamer? Zij woont in Northampton, dat ligt dicht bij Amherst. Van daaruit ga ik op zoek naar een geschikte woonruimte. Misschien in Amherst, misschien ergens anders. Ik heb een lijstje met makelaars in mijn telefoon. Die u nu hebt.’ Ze hield abrupt op met praten. De douanebeambte had dezelfde houding als de beveiligingsmedewerker daarvoor: zwijgen als je eerlijk antwoord gaf op hun vraag, zodat je je verplicht voelde meer te vertellen. En hoe meer je zei, des te schuldiger je overkwam.
De vrouw liet het jasje op de berg kleding en schoenen vallen en gebood Isma te wachten.
Dat was inmiddels een poosje geleden. Haar vlucht was nu aan het boarden. Isma keek naar haar koffer. Ze had hem weer ingepakt toen de vrouw de kamer had verlaten en vroeg zich bezorgd af of ze er verkeerd aan had gedaan dat zonder hun toestemming te doen. Moest ze haar kleren weer door elkaar gooien, of zou dat de zaken alleen maar verergeren? Ze stond op, ritste de koffer open en liet hem zo staan dat de inhoud zichtbaar was.
Later kwam er een man binnen, die Isma’s paspoort, laptop en telefoon bij zich had. Ze stond zichzelf een sprankje hoop toe, maar hij ging zitten en gebaarde dat zij ook moest plaatsnemen. Hij zette een opnameapparaat op de tafel neer.
‘Beschouwt u zichzelf als Brits?’ vroeg de man.
‘Ik ben Brits.’
‘Maar beschouwt u zichzelf ook als Brits?’
‘Ik heb hier mijn hele leven gewoond.’ Ze bedoelde te zeggen dat er geen ander land was waarvan ze zich deel kon voelen, maar de manier waarop ze het zei, klonk ontwijkend.
Het verhoor duurde bijna twee uur. Hij wilde weten wat haar gedachten waren over sjiieten, homoseksuelen, de Queen, democratie, de Great British Bake Off, de invasie in Irak, Israël, zelfmoordterroristen, datingsites. Na haar verspreking omtrent haar Britsheid voegde ze zich in de rol die ze met Aneeka had geoefend, waarbij zij de verhorende functionaris had gespeeld en Isma antwoorden had gegeven alsof ze een type met discutabele politieke opvattingen was, wier inkomsten ze niet op het spel wilde zetten door keihard tegen haar in te gaan, maar tegen wie ze ook niet hoefde te liegen. (‘Als mensen het over de vijandschap tussen de sjiieten en de soennieten hebben, gaat de discussie meestal over de verschillende politieke machtsverhoudingen, zoals in Irak of in Syrië. Als Brit maak ik geen onderscheid tussen de ene moslim en de andere.’ ‘Het bezetten van andermans land veroorzaakt in de regel meer problemen dan oplossingen’ – en die vlieger ging dan zowel op voor Irak als voor Israël. ‘Burgers doden is een zonde en dat geldt zowel voor zelfmoordaanslagen als voor luchtbombardementen of droneaanvallen.’) Er viel steeds een lange stilte tussen elk antwoord en de volgende vraag, waarbij de man op het toetsenbord zat te tikken en haar browsergeschiedenis naliep. Hij wist dat ze had willen weten of een bepaalde acteur uit een populaire tv-serie getrouwd was; dat ze ondanks haar hoofdbedekking toch dure producten tegen droog haar kocht; dat ze ‘hoe maak je een praatje met Amerikanen’ had opgezocht.
‘Je weet dat je ze niet alles hoeft te vertellen,’ had Aneeka tijdens het rollenspel gezegd. Haar zus, nog geen negentien, met haar rechtenstudiedenkwijze, die alles van haar rechten wist en niets over haar fragiele plek op deze wereld. ‘Als ze bijvoorbeeld naar de Queen vragen, zeg je gewoon: “Vanwege mijn Aziatische achtergrond koester ik veel bewondering voor haar veelkleurigheid.” Het is belangrijk dat ze weten dat je nog enige minachting voor het hele proces hebt.’ In plaats daarvan had Isma geantwoord: ‘Ik bewonder de toewijding waarmee Hare Majesteit zich van haar taak kwijt.’ Het gaf haar wel enige voldoening om aan de alternatieve antwoorden van haar zus te denken, aan haar triomfantelijke ‘Ha!’ toen de beambte haar dingen vroeg die Aneeka had voorzien, maar die ze zelf had afgeschreven, zoals de Great British Bake Off. Ach, als ze haar nu niet aan boord lieten gaan – of geen andere vlucht lieten nemen –, dan zou ze naar huis gaan, naar Aneeka, wat de ene helft van haar hart haar al ingaf. Met hoeveel van haar hart Aneeka hetzelfde wilde, was moeilijk te zeggen – ze was er heel stellig in geweest dat Isma haar plannen voor Amerika beslist moest doorvoeren, en of dat onbaatzuchtigheid was of dat haar zus graag alleen wilde zijn, was een vraag die zelfs Aneeka niet kon beantwoorden. Een minieme flikkering ergens in haar hersens duidde op een gedachte aan Parvaiz die tevoorschijn dreigde te komen, maar die werd direct met kracht onderdrukt – haar voornemen om nooit meer aan hem te denken was te sterk.
Uiteindelijk ging de deur weer open en kwam de vrouwelijke douanebeambte terug. Misschien was zij degene die de vragen over haar familie ging stellen, de vragen die het moeilijkst te beantwoorden waren, de meest doorwrochte die ze met haar zus had doorgenomen.
‘Onze excuses hiervoor,’ zei de vrouw halfhartig. ‘We moesten wachten tot ze in Amerika wakker waren en een aantal details omtrent uw studentenvisum konden bevestigen. Alles blijkt te kloppen. Alstublieft.’ Ze overhandigde Isma een stijve papieren strook alsof het een gebaar van grootmoedigheid was. Het was haar instapkaart voor het vliegtuig dat al was vertrokken.
Isma stond op, ietwat onvast vanwege de tintelingen in haar voeten. Ze had zich al die tijd niet bewogen uit angst degene die tegenover haar aan de tafel zat tegen de schenen te schoppen. Terwijl ze haar rolkoffer de kamer uit duwde, bedankte ze de vrouw die haar vingerafdrukken op haar ondergoed had achtergelaten en lette erop nog geen zweem van sarcasme in haar stem te laten doorklinken.

 

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum