Leesfragment: Ik blijf hier

10 juni 2019 , door Marco Balzano
|

16 juni verschijnt Ik blijf hier van Marco Balzano. Lees bij ons alvast een fragment!

Het in Trentino (Zuid-Tirol) gelegen Curon, Graun im Vinschgau in het Duits, is een plek op het breukvlak van de geschiedenis. Nadat Mussolini in 1923 aan de macht is gekomen wordt de bevolking het gebruik van hun moedertaal ontzegd. Het Duits wordt zelfs van de grafstenen gewist.
Trina, studerend voor onderwijzeres, ziet zich aldus van haar toekomst beroofd. Ze trouwt met Erich, die zich verzet tegen de gedwongen italianisering van de regio en de aanleg van een dam die het dorp uiteindelijk onder water zal zetten. Sommigen richten hun hoop op nazi-Duitsland. Dit slaat in het dorp en ook in het gezin van Trina en Erich een diepe kloof.

 

Hoofdstuk 3

In het voorjaar van 1923 was ik aan het leren voor mijn eindexamen. Mussolini had uitgerekend gewacht tot ik mijn diploma moest halen om de hele school overhoop te halen. Een jaar eerder had de Mars op Bolzano plaatsgevonden, waarbij de fascisten de stad kort en klein hadden geslagen. Ze hadden openbare gebouwen in brand gestoken, mensen in elkaar geslagen en de burgemeester verdreven, en zoals altijd keken de carabinieri alleen maar toe. Als zij, én de koning, niet zo passief zouden zijn, zou er geen fascisme bestaan. Nog altijd treft het me als ik door Bolzano loop. Alles lijkt me vijandig gezind. De sporen uit de fascistische tijd zijn talrijk, en iedere keer dat ik ze zie, moet ik aan Erich denken, hoe hij zich op zou vreten van woede.
Tot dan toe werd het leven, zeker in deze dalen langs de grens, bepaald door het ritme van de natuur. Het leek wel of de geschiedenis niet tot hierboven reikte. Het was een echo die wegstierf. De taal die er werd gesproken was het Duits, de godsdienst de christelijke, het werk dat op het land en in de stallen. Er was verder niet veel nodig om deze bergbewoners te begrijpen, waartoe jij ook behoort, al was het maar omdat je hier bent geboren.
Mussolini heeft de straten, de beekjes, de bergen andere namen gegeven... en ze hebben ook de doden geweld aangedaan, die beesten, door de teksten op de grafzerken te veranderen. Ze hebben onze namen geïtaliniseerd, de opschriften van de winkels vervangen. Ze hebben ons verboden onze eigen kleding te dragen. Van de ene dag op de andere stonden er leraren uit Veneto, Lombardije en Sicilië bij ons voor de klas. Zij begrepen ons niet, wij begrepen hen niet. Hier in Zuid-Tirol was Italiaans een exotische taal, die je wel eens op een grammofoonplaat hoorde of als er een verkoper uit de streek van Vallarsa door Trentino trok om in Oostenrijk handel te gaan drijven.

Jouw zo afwijkende naam bleef meteen hangen, maar voor degenen die zich hem niet konden herinneren, was je altijd de dochter van Erich en Trina. Men zei dat we als twee druppels water op elkaar leken.
‘Als ze verdwaalt, brengen ze haar zo weer thuis!’ bromde de bakker en hij groette je door met zijn tandeloze mond gekke bekken naar je te trekken. Weet je nog? Als je op straat de geur van vers brood rook, trok je me aan de hand omdat je wilde dat ik er een voor je kocht. Je was dol op vers brood.
Ik kende de inwoners van Curon allemaal, maar alleen met Maja en Barbara was ik bevriend. Ze wonen hier niet meer. Ze zijn jaren geleden weggegaan en ik weet niet eens of ze nog wel leven. We waren zó aan elkaar gehecht dat we naar dezelfde school gingen. We konden niet naar de kweekschool omdat die te ver was, maar die ene keer per jaar dat we naar Bolzano gingen om examen te doen, 18 was voor ons een groot avontuur. Opgewonden liepen we door de stad en eindelijk zagen we niet alleen maar de alm en de bergen, maar de echte wereld. Grote gebouwen, winkels, drukke straten.
Ik en Maja hadden een ware roeping om les te gaan geven en we konden niet wachten tot we voor de klas stonden. Barbara wilde liever naaister worden. Ook zij had zich ingeschreven, want ‘zo blijven we langer samen’, zei ze. In die tijd waren we onafscheidelijk. Om de beurt liepen we met elkaar mee naar huis. Voor de deur van de boerderij zei een van ons tegen de ander: ‘Kom, het is nog licht, ik loop met je mee.’ We liepen lange stukken, langs de rivier of de rand van het bos, en ik herinner me nog dat Barbara tijdens die wandelingen vaak tegen me zei: ‘Als ik jouw karakter had...’
‘Maar hoezo, wat voor karakter heb ik dan?’ ‘Nou ja, jij ziet alles zo duidelijk voor je, je weet precies wat je wilt. Terwijl ik door alles in verwarring raak en altijd iemand zoek die me bij de hand neemt.’ ‘Mij lijkt het niet dat ik er nou zoveel aan heb om zo te zijn.’
‘Dat zeg je omdat je nogal veeleisend bent.’ ‘En trouwens,’ zei ik terwijl ik mijn schouders ophaalde, ‘ik zou mijn karakter meteen inruilen om zo mooi te zijn als jij.’
Dan glimlachte zij, en als er niemand in de buurt was of als het al donker begon te worden, gaf ze me een kusje en zei lieve woordjes tegen me die ik me nu niet meer herinner.
Door de komst van de Duce liepen we de kans om geen werk te krijgen, omdat we niet Italiaans waren, en dus begonnen we alle drie de taal te leren, in de hoop dat ze ons toch zouden aannemen. Dat voorjaar gingen we iedere middag met onze grammaticaboeken aan de rivier zitten. We troffen elkaar na het middageten en de een had fruit in een servet meegenomen en de ander had de laatste hap nog niet doorgeslikt.
‘En vanaf nu wordt er geen Duits meer gepraat,’ zei ik om hen tot de orde te roepen. ‘Ik wilde onderwijzeres worden, maar niet van andermans taal,’ beklaagde Maja zich terwijl ze een klap op haar volgekrabbelde schrift gaf. ‘En ik dan, die modeontwerpster wilde worden?’ bracht Barbara in.
‘Het is echt niet zo dat de dokter je heeft voorgeschreven om onderwijzeres te worden, hoor,’ reageerde Maja. ‘Moet je dat kreng horen... Wat wil dat zeggen, dat de dokter het me niet heeft voorgeschreven?’ ging ze ertegenin terwijl ze een staart maakte van die rossige haren van haar die wild alle kanten op hingen. En vervolgens begon ze er weer over dat we moesten gaan samenwonen, en niet trouwen.
‘Dat is toch zo, als we trouwen worden we sloven!’ besloot ze vol overtuiging.
Als ik thuiskwam, ging ik meteen slapen. Ik snakte er altijd naar om weer alleen te zijn. Ik ging in bed liggen en bleef in het vochtige donker van mijn kamer nadenken. Ik bedacht dat ik volwassen aan het worden was, of ik dat nu wilde of niet, en dat maakte me bang. Ik weet niet of jij ook dat soort angsten hebt gekend of dat je op je vader lijkt, die het leven als een rivier beschouwde. Steeds als er iets zou gaan veranderen of stond te gebeuren, of ik nu examen deed of ging trouwen, had ik zin om ervandoor te gaan en alles in de steek te laten. Waarom betekent leven per se vooruitgaan? Ook toen ik jou ter wereld bracht, dacht ik: waarom kan ik haar hier niet nog een tijdje binnen in me houden?

In mei was ik ook door de week bij Maja en Barbara, en niet meer zoals de jaren daarvoor één keer in de zoveel tijd of tijdens de zondagsmis. We oefenden met die vreemde taal, in de hoop dat het de fascisten iets kon schelen dat we al die moeite deden en een diploma hadden. Maar aangezien we er eigenlijk niet echt in geloofden, gingen we in een kringetje zitten om naar de platen van Barbara te luisteren in plaats van de grammatica te leren.

Un bacio ti darò || Se qui ritornerai Ma non ti bacerò || Se alla guerra partirai
[Een zoen krijg jij van mij || Als je weer terugkomt hier || Maar kusjes krijg je niet || Als je naar ’t front vertrekt]

Een week voor het schriftelijke eindexamen mocht ik van Pa bij Barbara blijven slapen. Het kostte de nodige moeite, maar uiteindelijk wist ik hem zover te krijgen.
‘Goed, meisje, je mag naar je vriendin, maar dan moet je wel met een prachtige cijferlijst thuiskomen.’
‘En wat is voor jou een prachtige cijferlijst?’ vroeg ik nadat ik hem een kus op de wang had gegeven.
‘Nou, met gemiddeld een tien!’ zei hij terwijl hij mijn handen pakte. Ma, die naast hem sokken zat te stoppen, knikte. Als Ma ook maar even een minuutje vrij had, stopte ze sokken, want als je koude voeten hebt, heeft je hele lijf het koud, zei ze.
Maar ik haalde niet de allerhoogste cijfers. Het was Maja die de drankjes betaalde en de taart bakte, zoals we aan het begin van het schooljaar hadden afgesproken. Ook al had ze volgens Barbara alleen maar een tien gekregen omdat haar leraar een viezerik was en naar haar borsten had gekeken.
‘Ik heb een zeven gekregen omdat ik deze twee kleine appeltjes heb!’ zei ze boos terwijl ze haar borsten naar voren stak en in haar handen woog.
‘Jij hebt een zeven gekregen omdat je een domkop bent!’ antwoordde Maja, en meteen greep Barbara haar vast en rolden ze door het gras. Ik keek lachend naar hen, met samengeknepen ogen tegen het zonlicht.

 

Copyright © 2018, Marco Balzano

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum