Leesfragment: Japan. Schetsen uit het leven

07 juni 2019 , door Luk Van Haute
| |

Donderdag 13 juni presenteren we Luk Van Hautes boek Japan. Schetsen uit het leven, met onder anderen Annelies Verbeke. Je kunt erbij zijn! Maar vandaag brengen we het Woord vooraf.

Japan is 'in'. Om de haverklap berichten de kranten over een recordaantal bezoekers aan het land. De populariteit van de Japanse keuken groeit, evenals die van manga, animatie en andere uitingen van 'Cool Japan'. De berichtgeving over Japan is echter sporadisch en vluchtig, voornamelijk beperkt tot generieke reportages over 'dé Japanners'. Japanoloog en Murakami-vertaler Luk Van Haute wil met zijn boek clichés ontkrachten en brengt in een heel persoonlijke en verhalende stijl een genuanceerd portret van Japan.

Weg van de veralgemeningen en voorbij de clichés schetst japanoloog Luk Van Haute een beeld van de Japanse samenleving, die veel diverser is dan sommigen willen doen geloven. Aan de hand van ruim dertig jaar persoonlijke ontmoetingen, ervaringen en belevenissen laat hij zijn licht schijnen over hoe Japanners omgaan met buitenlanders, met de buurlanden, met minderheden, met het oorlogsverleden, met de rol van de keizer en met uitstekende spijkers. Heen en terug in de tijd neemt Van Haute ons mee van het barre noorden naar het tropische zuiden, van de metropool naar de gebieden getroffen door aardbevingen en tsunami's, van de universiteit naar de legerbasis, van de subculturen naar de sumoring, van de daklozen naar de superrijken.

N.B. Lees op Athenaeum.nl Van Hautes toelichting bij De kat door Takashi Hiraide.

 

Woord vooraf

Bij een bezoek aan Kioto in de lente van 2016 zag ik in de wijk Gion westerlingen heel enthousiast aan meisjes in kimono vragen of ze alstublieft een foto van hen mochten nemen, in de vaste overtuiging dat ze met geisha’s of maiko’s te maken hadden (want volgens hun toeristische informatie hingen die daar in de buurt rond). Helaas waren het Chinese toeristen, die van hun hotel zo’n (goedkope) kimono in bruikleen hadden gekregen, als deel van hún ‘unieke Japan-ervaring’. Het is maar een van de vele voorbeelden van vluchtige indrukken en oppervlakkige observaties die, in combinatie met gebrek aan taal- en andere kennis, tot foute conclusies en veralgemeningen leiden.
In zijn essay The Decay of Lying schreef Oscar Wilde: ‘Now, do you really imagine that the Japanese people, as they are presented to us in art, have any existence?’ Hij deed dat in 1889, toen in Europa de rage van het japonisme heerste. Schilders als Monet en Van Gogh staken bijvoorbeeld hun fascinatie voor de Japanse prentkunst niet onder stoelen of banken. Net als in de tijd van de immer opmerkzame Wilde is Japan tegenwoordig ‘in’. Je zou het woord ‘art’ kunnen vervangen door, pakweg, ‘Hollywoodfilms’ en dezelfde vraag stellen: denk je nu echt dat de Japanners die je ziet in films als Memoirs of a Geisha of The Last Samurai echt bestaan (of bestaan hebben)? Wilde gaf ook zelf een antwoord op zijn vraag: ‘The actual people who live in Japan are not unlike the general run of English people; that is to say, they are extremely commonplace, and have nothing curious or extraordinary about them. In fact, the whole of Japan is a pure invention. There is no such country, there are no such people.’ Deze stelling – Japanners zijn ook maar mensen zoals wij, en Japan is een land als een ander – druist regelrecht in tegen het beeld dat zo vaak wordt opgehangen van het land en zijn bewoners: eigenaardig, speciaal, anders, uniek. En dat beeld is inderdaad ‘uitgevonden’.
Om de haverklap berichten de Japanse kranten over alweer een recordaantal bezoekers in deze maand of gene periode. In 2018 waren het er voor het eerst meer dan dertig miljoen in één jaar. Toeristen hebben Japan dus massaal ontdekt. En bij ons zijn de sushizaken vandaag de dag alomtegenwoordig (ook al worden ze dan vaak gerund door Chinezen). Zowat elk westers land heeft inmiddels ook een Japans filmfestival: Nippon Connection in Frankfurt, Camera Japan in Rotterdam, Japan Square in Gent... In 2020 vinden in Tokio voor de tweede keer de Olympische Zomerspelen plaats (de eerste keer was in 1964), wat de belangstelling alleen nog maar doet toenemen. Helemaal nieuw is die interesse natuurlijk niet. Na het japonisme waren de afgelopen eeuw nog verschillende golven merkbaar: spiritueel-religieus (zen!), economisch (termen als ‘kaizen’ werden gemeengoed bij westerse managers) en recenter vooral op het vlak van de populaire cultuur, met manga en anime als voornaamste speerpunten (door de Japanse overheid gepromoot onder de noemer ‘Cool Japan’).
Aan de andere kant lijkt er in de Belgische en Nederlandse media steeds minder tijd en plaats om een en ander grondig te duiden. Door besparingen zijn correspondenten die voor langere tijd ter plekke wonen en de taal machtig zijn een zeldzaamheid geworden. De berichtgeving over Japan is bijgevolg sporadisch en vluchtig, en blijft voornamelijk beperkt tot reportages over die ‘rare Japanners’ (die bijvoorbeeld de ene keer geen seks meer hebben en de andere keer juist geobsedeerd zijn door seks). Ook al lijkt Japan tegenwoordig dan toegankelijker, en vooral betaalbaarder, geworden voor toeristen, het land heeft nog steeds het imago van mysterieus en ondoorgrondelijk. Veel bezoekers voelen zich geroepen dat imago te bevestigen, niet zelden schriftelijk. Je gaat je afvragen: als het zo ondoorgrondelijk is, waarom menen ze het dan toch allemaal te kunnen en moeten verklaren? Telkens als zo’n passant op basis van een kortstondig verblijf verkondigt hoe Japan en dé Japanners in elkaar zitten (met de stellige overtuiging dat hij of zij bovendien de eerste is die tot deze bevindingen komt), houd ik mijn adem in, om dan na een paar pagina’s of beeldfragmenten te moeten vaststellen: ja, het is weer zover. Bijna onvermijdelijk vallen de veralgemenende uitspraken over die unieke combinatie van traditie en moderniteit, van oosterse en westerse elementen, van technologie en harmonie met de natuur. Alsof die zaken zo ‘speciaal’ of zelfs ‘uniek’ zouden zijn. Idem voor verschijnselen als ‘hikikomori’ of ‘karoshi’. Het zijn in Japan bedachte termen die het inmiddels, net als ‘geisha’ en ‘samoerai’, tot Van Dale hebben geschopt, maar dekken ze daarom een specifiek Japanse lading? Is Japan het enige land waar jonge mensen nog nauwelijks hun kamer uitkomen en vrijwel uitsluitend online communiceren? Is Japan het enige land waar mensen zich te pletter werken? Ook andere ‘unieke’ culturele verschijnselen zul je op wel meer plaatsen aantreffen, zeker in Korea en China (westerlingen vergelijken Japan vaak alleen met het Westen).
Japan wordt steevast ook voorgesteld als een ‘homogeen’ land, zowel etnisch als sociaal, wat altijd al een onwaarheid was en dat tegenwoordig des te meer is. Toch blijft men het hebben over ‘dé Japanners’ of ‘dé Japanse cultuur.’ In het voorjaar van 2018 zat ik aan tafel met een dozijn Japanners. Ik bekeek het vrolijk kletsende gezelschap en dacht: wie van deze mensen beantwoordt nu eigenlijk aan het stereotiepe beeld van dé Japanner? Ze kwamen allemaal uit Osaka, en het waren allemaal veertigers, maar toch waren ze onderling zeer verscheiden. De een stil, de ander spraakzaam. De een bescheiden, de ander pocherig. En die individuele eigenheid geldt voor alle Japanners over wie ik het in dit boek heb. Hun gedrag kun je weleens ‘typisch Japans’ noemen, maar dat gedrag (netjes achteraan aansluiten in de rij om in de trein te stappen bijvoorbeeld) is op zulke momenten ingegeven door een sociaal systeem waarbinnen ze hoe dan ook moeten functioneren, niet door hun persoonlijkheid en karakter, of, godbetert, het DNA van hun Japanse ziel.
De afgelopen vijfendertig jaar heb ik honderden Japanners leren kennen, velen vluchtig, anderen van nabij, sommigen van nabijer dan me lief was en sommigen niet zo goed als ik had gewild. Zij over wie ik in dit boek schrijf, vertegenwoordigen alleen zichzelf en niet de rest van hun landgenoten. Ik bezocht Japan voor het eerst in 1984, vlak na mijn studie japanologie aan de Universiteit Gent, woonde er van 1986 tot 1992 en verbleef er sindsdien vrijwel jaarlijks enkele weken of maanden. Het land en zijn cultuur speelden dus al die tijd een centrale rol in mijn leven. Ik leerde Japan in de lange loop der jaren kennen in diverse hoedanigheden en omstandigheden: als student aan de Universiteit van Tokio, als werknemer bij een filmproductiemaatschappij, als tolk, als academicus, als literair vertaler, als journalist, als reiziger, als acteur (nou ja), als privéleraar Engels en als schoonzoon. Ik vertoefde daarbij in heel uiteenlopende milieus en ontmoette personen uit allerlei geledingen van de samenleving. Door die ervaringen ging ik haast onvermijdelijk inzien dat de homogeniteit van de Japanse samenleving een mythe was, gecreëerd en gepredikt vanuit een bepaalde ideologische hoek, gedwee herhaald en herkauwd door onwetende buitenlandse bezoekers die zich een rad voor ogen lieten draaien, en vervolgens ook bestendigd in Hollywoodfilms en dergelijke. Er vielen me sterke regionale verschillen op, en ik zag Japan ook evolueren en veranderen, nog iets wat kortstondige observatoren bij hun momentopname vaak over het hoofd zien. Japan is niet altijd het land van de hightech toiletten geweest. En het socio-economische model van levenslange werkgelegenheid in ruil voor onvoorwaardelijke toewijding aan het bedrijf (zo prominent beschreven in alle boeken over Japan van de vorige eeuw) is inmiddels volkomen achterhaald (vraag het maar aan al die trouwe soldaten die als vijftiger de bons kregen).
In dit boek wil ik allerlei clichés en mythen dus op zijn minst nuanceren. Doorgaans neem ik als uitgangspunt een ontmoeting met een bekende of onbekende Japanner, een belevenis op een bepaalde plaats, een roman of kort verhaal (al dan niet door mezelf vertaald), of een film (waar ik zelf aan meewerkte, of van een regisseur die ik leerde kennen). Via die aanzetten probeer ik licht te werpen op bredere thema’s, voorzien van enige historische duiding en geplaatst in een sociaal kader. Op die manier vormen de concrete verhalen een staalkaart van de Japanse samenleving.
Maar dit is geen alles verklarende gids, geen boek in de reeks: alles wat u wilde weten over Japan in twintig handige hoofdstukken. U zult dan ook vergeefs naar een heldere, algemene conclusie zoeken. Ik ben namelijk tot de conclusie gekomen dat een pasklare samenvatting niet te maken valt. Wat sommigen ook mogen beweren over homogeniteit, monocultuur en uniformiteit, de Japanse samenleving is even divers als de Japanse keuken. Je kunt iedere dag van de week een ander gerecht eten: maandag yakitori, dinsdag tempura, woensdag ramen, donderdag sukiyaki, vrijdag okonomiyaki, zaterdag tonkatsu en zondag... o ja, sushi natuurlijk (bijna vergeten). Het gaat telkens om volkomen andere bereidingen, met volkomen andere ingredienten en smaken. Maar het is wel allemaal even heerlijk en dus gaat het nooit vervelen. Zo is ook Japan in zijn geheel me altijd blijven boeien, juist omwille van zijn verscheidenheid en veelzijdigheid, juist omdat het geen eenheidsworst is.
Dit boek is qua structuur en vorm eveneens nogal divers. Ik verwijs daarbij graag naar een oud Japans literair genre dat zuihitsu heet. Het wordt gemakshalve weleens vertaald als ‘essay’, maar die term stemt er toch niet echt mee overeen. Het Japans verklarend woordenboek Kōjien definieert zuihitsu als ‘teksten waarin je ervaringen, opgedane kennis, indrukken en dergelijke neerschrijft zoals die in je opkomen’. Een van de eerste voorbeelden van zuihitsu is Het hoofdkussenboek van Sei Shonagon, een hofdame die zo’n duizend jaar geleden leefde. Haar boek is het bekendst van de lijstjes die ze maakte (bekoorlijke dingen, onheilspellende dingen, vieze dingen...), maar het bevat ook beschouwingen over de natuur en dagboekachtige stukken met een heleboel losse observaties over het leven aan het keizerlijk hof. Het schoolvoorbeeld van zuihitsu is Tsurezuregusa uit de veertiende eeuw. Dit werk van de monnik Kenko Yoshida bestaat uit een inleiding en 243 stukjes, variërend in lengte en zonder veel onderlinge samenhang. Er zijn anekdotes over aristocraten, monniken en krijgers, en hij geeft zijn mening over vrouwen en de liefde, over drank, over kookkunst, over de veranderende seizoenen, over boeddhistische praktijken; soms vrolijk, soms somber. Soms spreekt hij zichzelf ook tegen. Kenko omschrijft het zelf als ‘het lukraak neerpennen van allerlei onzinnige gedachten die door mijn hoofd gaan, terwijl ik toch niets omhanden heb’ (dit is eigenlijk ook wat de titel betekent). Anders dan Kenko heb ik na het ‘lukraak neerpennen’ wel degelijk nog behoorlijk wat aan de tekst geschaafd en geprobeerd een en ander thematisch te bundelen (ik hoop ook dat mijn gedachten niet helemaal onzinnig zijn), maar dit boek heeft met zuihitsu gemeen dat het geen logisch opgebouwd betoog is dat tot het onomstotelijke bewijs van een algemene stelling leidt. Juist omdat het onderwerp zich daar, mijns inziens, niet toe leent dus.
Toen ik naar een geschikte vorm voor dit boek zocht, moest ik ook denken aan shasei (‘schetsen uit het leven’), oorspronkelijk een term uit de schilderkunst, maar eind negentiende eeuw door de dichter Shiki Masaoka toegepast op de haiku en ook in proza gebruikt door schrijvers als Doppo Kunikida. De nadruk ligt hierbij op observatie en registratie van wat je ‘in het echt’ ziet, in plaats van de algemene gevestigde theorie van voorgangers als uitgangspunt te nemen of vanuit je verbeelding te schrijven. Nee, ik ben nooit in een maid café geweest, en nee, ik heb nooit de Fuji beklommen. Als ik een van beide ooit toch doe, schrijf ik er wellicht alsnog over, zeker als ik samen met zo’n maid de Fuji beklim. Maar in dit boek komen ze hooguit terzijde aan bod en beperk ik me voornamelijk tot wie ik heb ontmoet en wat ik heb meegemaakt in mijn eigen leefwereld. Ja maar, zult u misschien zeggen, ik ben ook weleens in Japan geweest, en ik heb daar heel andere mensen ontmoet en heel andere dingen meegemaakt. Nou, mooi zo, dat bewijst dan meteen wat ik bedoel. Schetsen uit het leven dus: uit het leven van Japanners, uit het leven in Japan.

Japanse bedragen staan in yen. De koers is in de loop der jaren natuurlijk onderhevig geweest aan schommelingen, maar doorgaans hing ze ergens tussen de 80 en 130 yen voor een euro. Om het eenvoudig te houden, kunt u 100 yen als gemiddelde nemen en de komma dus gewoon twee rijtjes opschuiven.
In de transcriptie van het Japans worden lange klinkers aangeduid met een streepje boven die klinker. Dat heb ik in dit boek ook gedaan, maar niet bij plaats- of eigennamen. Sommige Japanners schrijven de lange ‘o’ in hun naam dan weer als ‘oh’ in ons alfabet (Sudoh, Ohki...), wat ik in dit boek respecteer.
Bij Japanse boeken geef ik de Nederlandse titel, maar bij films doorgaans de Engelse, omdat die films bij ons nu eenmaal veeleer onder die titel uitgebracht (en/of bekend) zijn.

 

© Uitgeverij Lannoo nv, Tielt, 2019 en Luk Van Haute

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum