Leesfragment: Kamers antikamers

31 mei 2019 , door Niña Weijers
|

6 juni verschijnt de tweede roman van Niña Weijers, Kamers Antikamers, 19 juni komt ze erover spreken bij Athenaeum Roeterseiland. Wij publiceren voor.

Kamers antikamers van Niña Weijers is een roman over de poreuze grenzen tussen herinnerde, verzonnen en mogelijke levens. Over de keuzes die je maakt, en niet maakt. Over liefde en vriendschap, en de manieren waarop mensen elkaar vinden en verliezen. Een vrouw woont op de bovenste verdieping van een rijzig, laat negentiende-eeuws pand aan een stadspark. Ooit woonde er een kunstschilder die melancholische stadsgezichten maakte en artistieke vrienden ontving in zijn atelier. Nu schrijft ze er een boek. Onder haar vingers beginnen verleden, heden en toekomst over elkaar heen te buitelen. De werkelijkheid blijkt een veelvoud, en zijzelf ook, zeker wanneer ze opduikt als personage in de roman van haar goede vriendin M, die haar misschien wel of misschien niet zal laten leven.

N.B. Op Athenaeum.nl publiceerden we voor uit De consequenties én uit Maarten Asschers laudatio. We vroegen vertaalster Hester Velmans haar Engelse vertaling The Consequences toe te lichten, en we vroegen Weijers naar haar tien favoriete boeken. Ten slotte schreef ze over Athenaeum Boekhandel bij gelegenheid van ons vijftigjarig jubileum.

 

Er moet iets gebeuren, zei M. Ze is vijfendertig maar draagt haar leeftijd op een heel andere manier dan bijna iedere volwassen vrouw die ik ken. De jaren bestaan wel in haar, maar eerder als reeks dan als optelsom. Ze heeft geen kinderen en wil er ook geen, en ik denk dat dat een groot geluk is in een vrouwenleven. We liepen onze vaste ronde door het park. Het weer kenmerkte zich door een afwezigheid ervan, een non-lucht, een non-temperatuur, alleen een vochtige onverschilligheid die door het weefsel van onze zomer- noch winterjassen drong.
Er moet wat M betreft altijd iets gebeuren, tot er zoveel is gebeurd dat ze haar telefoon uitzet, stopt met drinken en alleen nog maar in bed wil liggen met Clarice Lispector, voor wie ze een diepe affectie koestert die meer op liefde lijkt dan de meeste menselijke betrekkingen die daarvoor moeten doorgaan. Maar nu heeft ze het over haar boek, en wat er moet gebeuren is dit: ik sterf en zij krijgt mijn hond onder haar hoede, die geen hond is maar een paard genaamd Carlo. Het paard bestaat echt, het loopt rond in een veld aan de rand van haar geboortedorp en is eigendom van een boer, die er verder niets mee doet.
Ze kwam op het idee van mijn dood toen ze op de radio hoorde over een ski-ongeluk in Zwitserland waarbij een Nederlandse vrouw van tweeëndertig was omgekomen. Een paar dagen daarvoor had ik Theo bij haar achtergelaten om te gaan skiën met twee bevriende stellen. Een paar uur lang was ze ervan overtuigd geweest dat ik die vrouw was. Ze had naar mijn slapende hond gekeken, doordrongen van een heel nieuw soort verantwoordelijkheid, die haar aan de oppervlakte nerveus maakte maar vanbinnen opmerkelijk vredig.
Maar je weet dat ik geen tweeëndertig ben, zei ik. En dat ik niet in Zwitserland was maar in Frankrijk.
Dat wist ze ook wel, maar dat konden journalistieke slordigheden zijn. Feit was dat ik dood was. Of eigenlijk, en ze hoopte dat ik dit niet verkeerd zou opvatten, waren haar eerste gedachten bij Theo en de grote verandering die zijn aanwezigheid zou veroorzaken in haar leven. Ze bleef heel lang naar hem kijken maar er gebeurde niets, behalve dat hij af en toe diep zuchtte alsof hij doodmoe was ondanks het feit dat hij sliep. Toen ze even later met hem in het park liep, kreeg ze een berichtje van mij. Even dacht ze dat het een zieke grap was, of een geest. Daarna viel alles weer terug in de plooi. De verongelukte vrouw was weer een statistische eenheid, de hond niet meer háár hond en ze kon verdergaan met haar leven zoals het was.
Ik vroeg haar of ze niet opgelucht was dat ik nog leefde.
Dolblij, zei ze. Een hond opvoeden was iets waartoe ze zichzelf niet in staat achtte. Het was haar werkelijk om het even of het dier ging zitten als ze zit tegen hem zei, en ze kon hem alleen maar gelijk geven wanneer hij liever in de gang poepte dan buiten in de regen. Daarbij wist ze eindelijk hoe het verder moest met het verhaal, al zou de fictieve versie van mij sterven na een kort maar treurig ziekbed.
Ik vroeg haar wat voor ziekte ze voor me in gedachten had.
K, natuurlijk. Of ik wist dat je dat ook aan je hart kunt hebben.
Dat lijkt me er een beetje over, zei ik, voor in een roman.
Een paard leek haar uiteindelijk beter dan een hond, omdat het meer gedoe was. Ze zou ervoor naar het platteland moeten verhuizen.
En ik woonde dus al op het platteland, met mijn paard?
Daar had ze nog niet bij stilgestaan, al ging het überhaupt niet om mij maar om de penibele situatie waarin ik haar met mijn korte ziekbed en onverwachte sterven had doen terechtkomen.
Ik bedoel, zei ze, misschien heet je uiteindelijk wel gewoon Henk en ben je een boer of, weet ik het, de dorpsdichter. Het gaat erom dat ik met dat paard zit opgescheept.
En jij bent gewoon jezelf?
Gek genoeg lijkt het daar wel op, ja. In elk geval doe ik geen moeite om iemand anders te zijn. Ik probeer me een versie van mezelf voor te stellen in een weiland, met een paard, en wie ik in die situatie zou zijn. Al is er natuurlijk om te beginnen al een onmogelijk verschil tussen mijn bewustzijn nu, zonder paard, en mijn bewustzijn mét paard, vlak nadat ik bovendien een van mijn beste vrienden heb verloren. Ik kan wel zeggen: ik ben het zelf, minus de gebeurtenissen, maar het zijn de gebeurtenissen die je vanbinnen veranderen, niet andersom.
Dit laatste, over het bewustzijn en gebeurtenissen, is iets wat M absoluut niet op deze manier zou zeggen. Maar goed, zoiets bedoelde ze denk ik wel.

 

Copyright © 2019 Niña Weijers

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum