Leesfragment: Lanny

14 maart 2019 , door Max Porter
|

Vandaag verschijnt Lanny van Max Porter (vertaald door Saskia van der Lingen). Lees bij ons een fragment!

Even buiten Londen ligt een dorpje dat niet veel verschilt van andere. Het alledaagse bestaan is een mengeling van huiselijkheid en fantasie. Het dorp behoort toe aan de mensen die er nu wonen en aan de mensen die er de afgelopen eeuwen hebben gewoond. Het is onderdeel van het mysterieuze verleden van Engeland én van het verwarrende heden. Het dorp is vooral ook van Dode Papa Scheurwortel, die altijd luistert en observeert. Hij observeert Pete, de excentrieke kunstenaar. En hij luistert naar Peggy, die bij haar hek staat te roddelen over de families die net naar het dorp zijn verhuisd. Dode Papa Scheurwortel hoort het allemaal aan terwijl hij op zoek is naar zijn favoriet. Hij zoekt die bijzondere jongen. Hij zoekt Lanny.

N.B. Lees bij ons ook een fragment uit Max Porters Verdriet is een ding met veren, - dat met de Europese Literatuurprijs bekroond werd - en een bespreking.

 

Lanny's vader

Ik zit op kantoor in de stad en het idee dat hij bestaat, zestig minuten sporen hiervandaan, en zijn leventje leeft in het dorp, met die rare hersenspinsels in zijn kop, lijkt totaal onvoorstelbaar. Het lijkt onwaarschijnlijk, hier op mijn werk, dat wij een kind hebben en dat Lanny dat is. Als mijn ouders hier waren zouden ze vast zeggen: Nee, Robert, je hebt het maar gedroomd. Zo zijn kinderen niet. Ga gewoon weer slapen. Ga gewoon aan je werk.

In zijn schoolrapport stond: ‘Lanny heeft een aangeboren talent voor sociale cohesie. Als er spanning is in de klas, weet hij die vaak te doorbreken met een goed geplaatst grapje of liedje.’ Dat zal zeker zo zijn, moet ik objectief gezien toegeven. Het klinkt als Lanny. Maar waar heeft hij zijn talenten vandaan? Heb ik die talenten ook? Wat of wie is verantwoordelijk voor het sturen en reguleren van Lanny en zijn talenten? O shit, dat zijn wij. Hoe kun je kinderen hebben zonder compleet gek te worden?

‘Lanny heeft een uitzonderlijk talent voor taal en zijn acrostichon over Tarka de Otter voor de kinderboekenweek mocht hij aan het schoolhoofd laten lezen en is beloond met een gouden uitmuntend-plussticker.’

Wat? Waar hebben jullie het in vredesnaam over? Ik wil ook een sticker.

 

Pete

Ik werkte indertijd met gevonden skeletten van dode dingen. Vogels vooral. Ik haalde ze uit elkaar, maakte ze schoon, vergulde ze met bladgoud, zette ze verkeerd weer in elkaar en hing ze op aan frames van ijzerdraad. Kleine mobiles van verkeerd geconstrueerde vogels. Ik had er een stuk of tien gemaakt. De galerie wilde iets om te laten zien. Iets om te verkopen.

Ik maakte ook gipsafgietsels van verschillende soorten boombast, die ik in kistjes plaatste met tekstfragmenten erbij.

Ik had wat tekeningen. Wat min of meer geslaagde grafiek. Series. Verstild werk.

Op een ochtend kwam ze in het atelier aanzetten met een tak met twee perfecte armen. Ze had houtsnijwerk van me gezien.

We waren begonnen met nu en dan een praatje op straat en inmiddels kwam ze één of twee keer per week langs voor een kop thee. Soms met Lanny, soms alleen. Ze woonden nog maar een jaar of twee in het dorp.

Ze had een beeld van me gezien van een grofgesneden man, een Christus zonder kruis, en zag in deze gevallen tak mogelijkheden voor een tweede.

Wat attent van je, zei ik.
Graag gedaan, Pete, zei zij.

Ik mocht haar. Ze was gezellig om mee te kletsen. Hartelijk en met een goed oog voor dingen. Ik had haar dikwijls werk laten zien en ze zei er interessante dingen over. Ze kon me aan het lachen maken, maar wist ook wanneer ze moest afnokken. Leek aan te voelen wanneer ik liever alleen was.

Ze was actrice, had op toneel gestaan en een en ander gedaan voor tv. Daar had ze goeie verhalen over. Over al die klootzakken in dat wereldje. Het klonk niet als heel anders dan de kunstwereld toen.

Ze miste het acteren niet maar soms verveelde ze zich wel, als Lanny naar school was en haar man naar zijn werk in de City. Ze was een boek aan het schrijven, zei ze. Een spannend moordverhaal.

Klinkt bloedstollend akelig, zei ik.

Het wordt heel bloedstollend en akelig, zei ze, maar spannend.

Soms zat ze te kijken terwijl ik bezig was. Ze had een van mijn objecten gekocht, zonder dat ik het wist, via de galerie. Een van mijn betere grote reliëfs. Ik zei dat ik haar wel een vriendenprijsje gerekend had als ik het had geweten en zij zei: Daarom juist, Pete.

Ik mocht haar.

Ze zat vaak te frutselen met spullen die er lagen.

Stukjes ijzerdraad. Een potlood. Wat takjes.

Maak maar iets. Ga gerust je gang, zei ik op een keer.

O nee, ik ben hopeloos op beeldend gebied, zei ze.

En ik herinner me dat ik dacht hoe vreemd en triest het was om dat te zeggen.

Hopeloos op beeldend gebied.

Iemand moest ooit iets tegen haar hebben gezegd waardoor die veronderstelling was blijven hangen.

Ik dacht aan mijn moeder. Iemand had ooit tegen mijn moeder gezegd, toen ze nog heel klein was, dat ze geen wijs kon houden. Dus heeft ze heel haar leven nooit gezongen of gefloten. Ik kan niet zingen, zei ze altijd.

Pas veel later, toen ze er niet meer was, bedacht ik wat een belachelijke veronderstelling dat was. Kan niet zingen.

En dus zit ze aan mijn tafel verkruimeld korstmos op een hoopje te schuiven terwijl we kletsen over de monsterlijke glaskubus in aanbouw op Sheepridge Hill.

Ik kijk wat ze doet.

Eerst maakt ze een net hoopje. Strijkt dat vlak. Verdeelt het in tweeën. Knijpt er twee lijnen van. Duwt de lijnen tegen elkaar en van elkaar af tot ze een rijtje grijsgroene tanden heeft. Veegt ze tot een rechthoek, waarbij ze haar nagels gebruikt om een strakke omtrek te maken, dept vervolgens met een natte vingertop een volmaakt rondje in het midden.

Hopeloos op beeldend gebied, maar intussen boetseert ze een hoopje gedroogd mos tot allerlei prachtige vormen en maakt ze zonder nadenken beelden op mijn keukentafel.

Ze slaat haar ogen naar me op en zegt dat ze weet dat ik het druk heb en weet dat ik beroemd ben, maar als het geen al te stom idee is zou ik kleine Lanny dan een paar tekenlessen kunnen geven.

Tekenles: lariekoek, dacht ik.

En ik zei dat hoezeer ik ook op de jongen gesteld was en hoe leuk ik het ook vond om met hem te praten, ik me niets ergers kon voorstellen dan tekenles geven.

Ik ben een akelige eenzelvige brompot en ik kan nauwelijks een potlood vasthouden, zei ik.

En zij lachte, en zei dat ze het begreep, en toen zweefde ze weg op die speciale manier van haar. Reagerend op licht, zou ik het willen noemen. Zo iemand die net iets verwanter is aan het weer dan de meeste mensen, duidelijker van dezelfde atomen als de aarde gemaakt dan de meeste mensen vandaag de dag schijnen te zijn. Wat verklaart waarom Lanny is wie hij is.

Dus zat ik die ochtend na haar vertrek de atmosfeer van haar bezoek in te ademen en na te denken over hoe vrouwen opgroeien, over hoe het is om als meisje ter wereld te komen, en toen miste ik mijn moeder, en mijn zus, en een paar vrouwen die ik heb gekend, en kleefde voorzichtig kleine goudschilfers op een roodborstschedel terwijl ik ‘Old Sprig of Thyme’ voor me uit neuriede.

Lanny’s moeder

Er kwam een liedje aangedreven,
warm op zijn levende adem,
en hij klom op mijn schoot en wond zich om mijn nek
en nestelde zich tegen me aan.

Ik zei: Lanny op van links, zingend, stinkend naar
dennenboom en andere lekkere dingen.

Ik dacht: word alsjeblieft nooit te groot voor dit soort
knuffels, mijn lieve geothermische knulletje.

 

Copyright © 2019 Max Porter
Copyright Nederlandse vertaling © 2019 Saskia van der Lingen

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum