Leesfragment: Minnebrieven aan Maarten

17 november 2019 , door Elsbeth Etty
| |

Vanaf 19 november ligt ter ere van Maarten 't Harts vijfenzeventigste verjaardag Minnebrieven aan Maarten van Elsbeth Etty in de winkel. Wij publiceren een fragment!

'Ik heb mijn hele leven verlezen, dus er valt weinig over mij te vertellen', antwoordde Maarten 't Hart toen Elsbeth Etty hem voorstelde om ter gelegenheid van zijn vijfenzeventigste verjaardag zijn levensverhaal tot nu toe op te tekenen aan de hand van zijn oeuvre. Het resultaat is geen omvattende biografie, maar een empathisch portret, voortgekomen uit liefde voor zijn werk. Vandaar de titel Minnebrieven, ontleend aan Multatuli, net als de titel van 't Harts autobiografische kroniek Een deerne in lokkend postuur uit 2000.

Voor dit boek las en herlas Etty niet alleen de vele romans, verhalen en essays van 't Hart, ook sprak en correspondeerde zij uitgebreid met de schrijver. Ze maakten de afspraak dat ze sans gêne naar alles mocht informeren waarover hij zich in zijn werk heeft uitgelaten.

N.B. Lees ook een fragment uit 't Harts boeken De nachtstemmerDe wereld van Maarten 't Hart, Magdalena, uit zijn Dienstreizen van een thuisblijver en Verlovingstijd. En uit Etty's Wilminkbiografie In de man zit nog een jongen.

 

Proloog

’t Zal een arabesque wezen van aandoeningen. ’t Is alles! Poëzie, sarcasme, politiek, wellust, scherpte, logica, godsdienst, alles.
Multatuli over Minnebrieven

Dit is geen feestbundel of verjaardagscadeau – ik hoop met dit boek bij te dragen aan het doorgronden van het werk, de persoonlijkheid en de literaire betekenis van Maarten ’t Hart. Alleen de aanleiding voor dit onderzoek is gedicteerd door de agenda.Want Maarten ’t Hart, een van de productiefste en meest gelezen, geliefde en verguisde auteurs van Nederland is op 25 no - vember 2019 vijfenzeventig jaar geworden.Ter gelegenheid daarvan, en samenvallend met zijn nieuwste roman De nachtstemmer, alsmede de herdruk van drie door mij gekozen romans van ’t Hart (Ik had een wapenbroeder, De droomkoningin en Onder de korenmaat) heb ik het gehele oeuvre van de schrijver opnieuw gelezen en dat vormt mede de basis voor dit boek.

Was het ter gelegenheid van zijn vijfenzeventigste verjaardag, dan zou ik Maarten ’t Hart hiermee niet alleen geen plezier hebben gedaan, het zou een affront zijn.
Aan weinig gelegenheden heeft de schrijver zo de pest als aan verjaardagen. ‘Wat een ramp zo’n verjaardag. Als kind heb ik mij al voorgenomen: later, als ik groot ben, vier ik nooit mijn verjaardag. Het is verbazingwekkend hoeveel moeite het als de fatale datum nadert, kost om te voorkomen dat je toch nog in de verjaardagsdraaikolk omlaag wordt gezogen,’ schrijft hij in de bundel De gevaren van joggen. En nog heftiger belijdt hij zijn afkeer van verjaardagen in het verhaal ‘Feest’ uit Een havik onder Delft:

In mijn jeugd heb ik, toen ik weer eens aan de vooravond van een verjaardag in een zelfmoordstemming langs de haven liep, tegen mijzelf gezegd: Als ik groot ben ga ik nóóit naar verjaardagen en ik vier mijn eigen verjaardag nóóit. Ik heb mij daar, ondanks alle tegenwerking van familie en echtgenote, ook vastberaden aan gehouden. Ik ga niet naar verjaardagen en ik vier geen verjaardagen, zomin als ik naar feestjes ga, of feestjes geef.

Om kort te gaan, Maarten ’t Hart zit niet te wachten op een felicitatie.
Maar misschien wilde hij wel meewerken aan een verkenning waarbij ik zijn werk en leven met elkaar confronteer. Grote schrik. ‘Ik heb mijn hele leven verlezen, dus er valt akelig weinig over mij te vertellen,’ antwoordde ’t Hart toen ik hem eind 2018 voorstelde een reeks gesprekken te voeren over zulke kwesties als het al dan niet zelfgeschapen beeld dat van hem bestaat, zijn innerlijke conflicten, het autobiografische karakter van zijn werk, zijn publieke persoonlijkheid – soms gehuld in dameskleding –, zijn relaties en polemieken, en zo verder.

Onterecht vreesde Maarten ’t Hart dat ik een biografie van hem in de pen had. Met afgrijzen liet hij me dan ook weten:

Ik heb het altijd een reuze akelige gedachte gevonden dat ooit iemand een biografie over mij zou schrijven. Maar het is, als je zelf zo graag biografieën leest (en ik ben er dol op, ik lees veel liever een goede biografie dan een roman, tenzij die roman een meesterwerk is) tamelijk hypocriet om voor jezelf een uitzondering te willen maken. Uiteraard is een biografie waarbij je zelf nog enigszins de regie in handen kunt houden, veel aantrekkelijker dan een biografie na je dood waar je zelf geen vat meer op hebt.Wat dat betreft kan ik Jan Wolkers goed begrijpen, die heeft Onno Blom aangesteld tot zijn biograaf en hem zodanig overladen met materiaal dat de arme jongen elke eigen inbreng ontzegd werd.Wolkers heeft dus zelfs na zijn dood de regie nog in eigen hand gehouden.

Een biografie, daar hoefde hij werkelijk niet bang voor te zijn, aangezien ik principiële bezwaren koester tegen biografieën van levende mensen. Maar zonder de pretentie dat mij een compleet levensverhaal aan de hand van jarenlange gesprekken met een schrijver voor ogen stond, kon ik ’t Hart wel wijzen op het inspirerende boek Een knipperend ogenblik van Mirjam van Hengel, gebaseerd op gesprekken met Remco Campert: geen klassieke biografie, maar een empathisch portret voortkomend uit liefde voor zijn oeuvre. ’t Hart meldde:

Ik heb het boek over Campert nog niet gelezen, dus ik weet niet hoe daar een en ander is uitgepakt, maar om van je tachtigste tot je achtentachtigste elke vrijdagmiddag je biograaf over de vloer te hebben, lijkt me eerlijk gezegd tamelijk vreselijk (dit nu even los van de vraag of het ook vreselijk zou zijn als jij het was). Maar misschien denk ik daar anders over als ik tachtig ben, gesteld dat ik dat haal.Vooralsnog wil ik liever niet aan zo’n soort samenwerking beginnen.

Daar zou het dan ook niet van komen.Wel van uitgebreide correspondentie en gesprekken waarin ik zonder omwegen mijn visie en de vragen die de verhouding leven en werk bij mij oproepen, aan hem kon voorleggen. Dat heeft geleid tot een ‘arabesque van aandoeningen’ – zoals Multatuli de veelheid van informatie, belevenissen, analyse en emotie betitelt in zijn prachtige Minnebrieven. De verhouding tussen ’t Hart en Multatuli is een verhaal apart (het komt in dit boek ter sprake) en de titel van ’t Harts autobiografie Een deerne in lokkend postuur is niet voor niets ontleend aan de schrijver van Max Havelaar.
Nu denken de meeste mensen bij Multatuli’s Minnebrieven aan een brievenboek (dat is het niet) vol liefdesbetuigingen van en aan een aanbedene. Ook dat klopt niet. Multatuli deed een poging vat te krijgen op een gecompliceerde werkelijkheid: ‘’t Is alles! Poëzie, sarcasme, politiek, wellust, scherpte, logica, godsdienst.’ Ik denk dat deze kwalificaties ook op het werk van Maarten ’t Hart slaan. Vandaar de titel Minnebrieven aan Maarten.
In feite schreef ik mijn eerste ‘minnebrief ’ aan hem al in 2009 in De Gids ter gelegenheid van zijn vijfenzestigste verjaardag. Mijn bijdrage moest gaan over ‘Maarten ’t Hart en de vrouwen’ waarover ik weinig positiefs te melden had. Bovendien voelde ik me beledigd, omdat de auteur me had willen betrekken bij zijn travestiepassie. In plaats van op biologische verkenningstocht te gaan of te praten over literatuur en muziek, nodigde hij me indertijd uit om samen dameskleren voor hem te gaan kopen in de Bonneterie. Hoewel ik bewondering voelde voor zijn coming out als travestiet en Maarten tijdens een ontmoeting in 1994 beloofd had uit te kijken naar een door hem begeerd exemplaar van dezelfde zwartglanzende Yves Saint Laurent-panty als ik droeg, vond ik het denigrerend dat hij mij reduceerde tot de tuthola die hij in mijn ogen zelf speelde in zijn Maartjerol. Tegen travestie heb ik niets, maar wijvengezeur over kleren en make-up interesseert me nauwelijks. Om hem daarop te attenderen, eindigde ik mijn artikel zo:

O Maarten, als je mij die zaterdagmiddag had gevraagd om mee te gaan slootjespringen en kikkers vangen in de polder, dan had ik zonder aarzelen ja gezegd. Vrouwen willen heus graag jouw vriendje zijn, maar niet je truttigste vriendinnetje, laat staan je moeder of je oma. [...] Geef jij, Maarten, de echte meisjes, vrouwen, lezeressen en muziekliefhebsters voortaan weer wat ons toekomt: plezier, passie, schoonheid en al het andere moois wat jij te bieden hebt.

Een paar jaar eerder had ik hem geïnterviewd voor nrc Handelsblad over zijn boek Het dovemansorendieet. Daarbij was ik enigszins behoedzaam geweest vanwege zijn bekentenis in het verhaal ‘Onder de witte knop’ dat hij liegt in interviews. Uit ‘behoefte aan het behoud van eigen herinneringen en een eigen geschiedenis, waar niemand iets van weet’, verklaarde hij geneigd te zijn ‘de waarheid te verhullen, juist in die gevallen waarin de vragen nogal schaamteloos zijn. En de vragen zijn haast altijd schaamteloos. Wat je beste vrienden nog niet zouden vragen na jaren, vragen interviewers al na een half uur.’
Kennelijk beschouwde hij mij tijdens ons gesprek over Het dovemansorendieet als oude vriendin, want binnen een mum van tijd kwam hij uit eigen beweging met confidenties, die ik hem nooit zou hebben durven ontfutselen. ‘Een gulzig beest dat zich de hele dag loopt te beheersen,’ noemde hij zichzelf. ‘Ik zou heel goed in het rond kunnen neuken zonder enige rem. Dat moet ik dus allemaal zo veel mogelijk onder controle houden.'
Het interview leverde weliswaar een hilarisch verhaal op, maar bevredigde mijn nieuwsgierigheid naar zijn drijfveren als schrijver niet.Wat verzwijgt hij toch en om welke reden? Het is één van de vragen die in dit boek aan de orde komen.

 

Copyright © 2019 Elsbeth Etty

pro-mbooks1 : athenaeum