Leesfragment: Onvoldoende liefdesbrieven

29 mei 2019 , door Tijs Goldschmidt
| |

1 juni verschijnt Tijs Goldschmidts nieuwe boek Onvoldoende liefdesbrieven. Wij publiceren zijn voorwoord en drie brieven voor.

Wanneer een begaafd essayist correspondeert krijg je het beste van twee werelden: persoonlijke ontboezemingen gelardeerd met flitsende beschouwingen. In het geval van Tijs Goldschmidt is het palet dan ook nog zeer rijk en boeiend: antropologie, Darwinisme, gedragsbiologie, ecologie, literatuur, muziek, dans, beeldende kunst, poëzie en veel meer. Elk van deze onderwerpen komt ruim en sprankelend aan bod in deze royale selectie van brieven aan: Henk van Woerden, Menno Wigman, Matthijs van Boxsel, Joyce Roodnat, Jet Bakels, Nico Frijda e.v.a.

Onvoldoende liefdesbrieven bevat observaties, overwegingen en omzwervingen van een afgedwaald bioloog met een zuivere pen en een vaak humoristische correspondentiestijl.

N.B. Eerder publiceerden we voor uit Vis in bad en het essay 'Het gen van de ziel' uit het aan Rudy Kousbroek gewijde nummer van De Gids.

 

Voorwoord

Tot ongeveer een jaar geleden was het nooit bij me opgekomen brieven te publiceren, hoewel ik van jongs af aan in het schrijven ervan veel plezier heb gehad. Brieven publiceren was ver weg, het leek me iets voor familieleden van gevierde romanschrijvers en dichters die niet meer leven. Tot een uitgever me op een idee bracht.

De meeste brieven die ik met de hand schreef, heb ik niet meer, want zelden maakte ik afschriften. Ik heb ook geen moeite gedaan die handgeschreven brieven op te vragen om te kijken of ze voor publicatie in aanmerking zouden komen. Vaak leven de geadresseerden niet meer, of is het contact langzaam verwaterd of zelfs verbroken (niet zelden door misstappen van mijn kant). Dat de selectie van brieven in dit boek kon worden gemaakt is te danken aan de computer. Ik bewaarde reservekopieën van harde schijven. De volgorde van de brieven en mails is enigszins, maar niet strikt chronologisch. Dat een buitenstaander de brief goed kan volgen was een belangrijker criterium bij het rangschikken dan chronologie. Om deze onvoorziene lezers tegemoet te komen is bovendien achter in het boek een verzameling verklarende aantekeningen opgenomen. Soms ontbreken er enkele jaren lang brieven, niet doordat ik niet schreef, maar doordat een computer crashte en ik verzuimd had een reservekopie te maken. Ook de brieven en mails, die vanaf eind jaren tachtig van de vorige eeuw op de computer werden geschreven, zijn nooit voor publicatie bedoeld geweest. Doordat ik geen toekomstige anonieme lezer in gedachten had, zijn ze met een zekere argeloosheid geschreven. Het had vast en zeker mooier gekund, maar met het aanbrengen van veranderingen ben ik terughoudend geweest. Hier en daar zijn herhalingen geschrapt, of een enkele maal passages die voor niemand anders dan de geadresseerde zijn bedoeld. Een enkele keer is een zin toegevoegd die een brief begrijpelijker maakt en die vaak afkomstig is uit een andere brief die niet werd opgenomen. Brieven schrijven is vaak een vorm van verbaal vlooien dat bevredigend kan zijn voor de betrokkenen. De banden met de geadresseerde worden aangehaald, maar af en toe gaat dat wel ten koste van iemand die in de brief ongunstig ter sprake komt. Wordt zo’n brief openbaar dan kan dat voor de besproken persoon of zijn/haar dierbaren onaangenaam zijn. Ik ben er nooit op uit geweest mensen onnodig te kwetsen, maar een enkele maal kan dat ongewild toch zijn gebeurd, of vond ik het juist wel nodig. Bij het selecteren is een belangrijk criterium geweest of een andere lezer dan de geadresseerde er mogelijk in geïnteresseerd zou kunnen zijn. De brieven en mails hebben daardoor vaak een beschouwende kant die niet helemaal representatief is voor mijn brieven en mails. Zo wordt mijn geliefde in een brief uit Tanzania getrakteerd op een verhandeling over het matriarchaat van hyena’s, terwijl ik nalaat te vertellen dat ik haar mis. Pas tijdens het maken van de selectie werd me duidelijk dat ik met een aantal dierbare vrienden en vriendinnen nauwelijks schreef. Vermoedelijk doordat ze altijd in de buurt waren.

Tijs Goldschmidt, Amsterdam, april 2019

 

23. Aan Piet Meeuse, 16 december 2001

Beste Piet,

Dank voor je aardige brief. Inderdaad een mooi idee, die laarzen. Aan de zijkant van de hak van de linkerlaars ontbreken enkele letters, waardoor je het gevoel krijgt ‘naast je schoenen te lopen’. Ik kende dat gevoel nog niet in mijn voeten. Ik heb de laarzen al eens aan gehad, maar ik durf er nog niet goed mee naar buiten en zeker niet van het asfalt af. Misschien is het wel de angst voor vragen die op me zullen afkomen als ik zo’n letterspoor achter me laat in modder of zand. Zo’n strandwandelaar die me inhaalt en vraagt: ‘Deelt u zijn voorkeur voor jazz?’ ‘Waarvan hield Hanlo ook weer?’ ‘Kent u zijn essay over jazz dan niet?’
Ik vond het ook jammer je na afloop van die uitreiking niet meer te hebben gesproken, maar voor een gesprek over de Asmat was het daar wel erg onrustig. Ik werk gestaag verder aan mijn boek, al laat ik me af en toe verleiden iets te schrijven voor een literair tijdschrift of ander periodiek. Ik zal je gewaardeerde aanbod om een fragment of hoofdstuk in Raster te publiceren in gedachten houden.
Veel dank ook voor het overzicht van jullie plannen. Ik zal nadenken over een bijdrage, al wil ik niets beloven. Ik had wel direct een idee voor het Ars moriendi-nummer. Een stuk over een Papoeacultuur, de Abmisibil (niet ver van de Asmat) waar het begrip dood niet voorkomt in onze betekenis. Iemand die wij dood (mors) noemen, noemden ze daar, als ik me het goed herinner, afwezig, in de betekenis van ‘even weg’. Ook in de Asmat is het gangbare idee van dood zijn, niet altijd identiek aan ons fysiologisch gefundeerde doodsbegrip.
Toen een zieke eens treuzelde met sterven, werd hij bedolven onder een geëmotioneerde meute voorbarig rouwenden die zich op hem wierp. Ze hielden het gewoon niet meer en vermoedelijk bezweek de zieke in onze fysiologische betekenis (hartstilstand) onder het gewicht van zijn dierbaren. Tot op een keer, hartelijke groet,

 

99. Aan Frans de Waal, 28 mei 2008

Beste Frans,

Voor mij is het altijd inspirerend je even te zien en te spreken, al is het nog zo kort. Vond het ook leuk om Catherine eens te ontmoeten. Ga het artikel over spiegelherkenning bij eksters opzoeken. Het verbaast me overigens niet echt dat een kraaiachtige daartoe in staat is. Ik heb zelf een kauwtje gehad dat van allerlei erg snel doorhad, maar misschien is er voor zelfherkenning meer nodig. Ken je de film van de Russische filmer/kunstenaar Victor Kossakovsky over spiegelherkenning bij zijn tweejarig zoontje? Ik weet niet of die film ethisch wel helemaal verantwoord is, want het jongetje had tot zijn tweede verjaardag nooit een spiegel, of spiegelbeeld (waterplas) gezien. Daarvoor had Kossakovsky bewust gezorgd. En dan, na die periode van deprivatie, wordt de tweejarige losgelaten in een kinderkamer met een reusachtige spiegelwand, waarachter zich een ingenieuze cameraopstelling bevindt. In de film zie je hoe snel het proces van de eerste spiegelherkenning zich voltrekt. Het jongetje wordt eerst boos op zijn spiegelbeeld, ontdekt dan dat-ie het zelf is en begint al heel snel met zijn spiegelbeeld te spelen (homo ludens). Hij trekt grimassen en slaat met speelgoed speels tegen het spiegelbeeld. Vond het een erg mooie film. Je zult hem wel kennen, maar voor de zekerheid noem ik het toch even.
Ik ben erg verguld met ‘Joint attention’, en leuk om nu die gedetailleerde informatie erbij te hebben met chimpanseenamen en al. Ik weet dat er een jaar of tien geleden over werd gedebatteerd of dieren daartoe wel in staat zouden zijn. Goed dat dat nu achter de rug is. Veel van jouw foto’s maken gebaren (hand claps) of fenomenen (verzoening, troost, voedsel delen, belangstelling voor een pasgeborene, gebundelde aandacht) zichtbaar waar ik, voordat ik jouw boeken las en foto’s zag, nooit zo op had gelet. Als je dan over modernisten leest dat het hun streven was ‘zichtbaar te maken wat ongezien was’, kom jij daar dicht bij in de buurt. In dat opzicht lijken kunst en wetenschap toch enigszins op elkaar.
Je commentaar op mijn laatste bundel deed me veel plezier. Het zou best kunnen dat die valt in een typisch Nederlands genre. ‘Science writing’ kun je het moeilijk noemen, daarvoor zit het te dicht tegen literatuur aan. Maar om het literatuur te noemen gaat wel weer ver. Mij ligt het wel, dat grensgebied tussen kunst en wetenschap. En misschien gaat voor jouw foto’s iets dergelijks op? Dicht tegen de kunst aan, maar geen kunst kunst.
Alle goeds en tot ziens,

 

192. Aan Tilly Hermans, 12 oktober 2016

Beste Tilly,

Senegal. Ik benijd je wel. Heel iets anders dan de correspondentie van Kousbroek en Reve. Heb je er Nederlandse trekvogels zien aankomen? Kemphanen, grutto’s, kanoetstrandlopers, of was je niet bij het strand? Ze zullen er nu zo’n beetje arriveren. Ik heb de brieven van Rudy Kousbroek inmiddels met veel plezier gelezen. Vind ze zeer de moeite waard. Ik raakte gaandeweg wel steeds benieuwder naar de brieven van Reve. Zou die graag ook lezen, maar dat is misschien niet mogelijk? Er komen allerlei onderwerpen aan de orde die me interesseren, zoals zijn relaties, seks, religie, beeldende kunst (Yves Klein, Joseph Beuys), literatuur (Hermans, Perec). Drank, het verlangen naar verlossing, muziek. Verder onder andere dromen en kampsyndromen, maar ook praktischere zaken als het vervoer van wasmachines. Voel me een geestverwant van Kousbroek, rationalist, met overlappende belangstelling en voorkeuren. Zal graag proberen daarover iets te schrijven dat zou kunnen dienen als inleiding op de uitgave. Van Reve leerde ik om in zo’n geval wel eerst te polsen of er een passend honorarium beschikbaar is. Ik hoor het graag.
Hartelijke groet,

pro-mbooks1 : athenaeum