Leesfragment: Opperduitsland

04 januari 2019 , door Alexander Schimmelbusch
|

7 januari verschijnt van Alexander Schimmelbusch Opperduitsland. Wij publiceren voor!

‘Dé roman over deze tijd. Een Duits antwoord op Michel Houellebecqs Onderworpen.’ Süddeutsche Zeitung Victor werkt als investeringsbankier in Frankfurt, maar zijn succesvolle loopbaan kan in zijn ogen slechts worden bestempeld als absurd, evenals het leven zelf. Zijn pogingen om liefde te vinden monden uit in niets, en ondanks de dure Porsche waarin hij rijdt, verlangt hij stiekem naar een doodnormaal burgerlijk leven. Op een dag flanst Victor uit pure verveling een manifest in elkaar, een blauwdruk voor de ideale samenleving, als ware het zoveelste businessplan. Hij verpakt zijn zelfhaat als een aanval op de uitwassen van het moderne kapitalisme. Maar dat hij er een politieke aardverschuiving mee zal veroorzaken, heeft hij niet voorzien. Opperduitsland is doordrenkt van humor met een kwaadaardig randje, vol met bijtende observaties van iemand die het wereldje van binnenuit heeft meegemaakt. Ook biedt de roman verrassende politieke inzichten over de ondergang en wederopstanding van de staat. Alexander Schimmelbusch (1975) studeerde economie en Duitse taal en literatuur aan Georgetown University in Washington. Hij werkte vijf jaar als consultant bij een investeringsbank in Londen. Schimmelbusch woont afwisselend in Washington en Berlijn. ‘Dit boek hoort op elke boekenplank: het is hét boek om te laten zien dat de scherpste cultuurkritiek op het kapitalisme juist uit het kapitalisme zelf kan komen, gebaseerd op nauwkeurige kennis, een inzicht in de ziekelijke neiging tot opkomst en ondergang, inclusief een barmhartige blik op de korsten en littekens van de bankiersziel. Een roman die aantoont dat daarbij ook humor is geoorloofd.’ Florian Illies, Die Zeit

 

EEN

Toen Victor optrok, veroorzaakten de luchtwervelingen achter zijn elektrische Porsche een huiveringwekkend gefluit. De snelheid, het bos dat zich als een dak over de straat sloot, de perfecte pasvorm van zijn orthopedische kuipstoel – vaak had hij op weg naar zijn werk het gevoel dat hij ging sterven.
Daarbij keek hij van bovenaf naar zichzelf, zijn grijze bolide als een duikboot in een diepgroene zee, een schip van de 212a-klasse van ThyssenKrupp Marine Systems bijvoorbeeld, waarvan hij zopas een aandeel van 33 procent aan de staatsholding van Qatar had verkocht.

Natuurlijk vond hij de Porsche pijnlijk, maar Victor was een flexibele persoonlijkheid. Het was een bedrijfsauto, een anachronisme eigenlijk, waarop hij bij zijn recentste bankswitch echter had gestaan – voor het principe in de gebruikelijke zin van het woord, dus niet uit overtuiging, maar omdat hij spontaan zin had gekregen een Porsche te eisen, en omdat er, gelet op de grote interesse van de Birken Bank in zijn aanstelling, slechts halfslachtige tegenwerpingen te verwachten waren geweest.
Om nog te zwijgen van het feit dat de Shere Khan, zo luidde de naam van het model, net als elke Porsche inmiddels, een tot een Porsche omgeturnde Audi was, die op zijn beurt in wezen niet meer dan een getunede Volkswagen was.

Toen een van zijn klanten, de baas van Daimler ag, hem een poos geleden tijdens een lunch toevertrouwde dat het doel was ‘mensen te laten dromen dat ze zich met hun auto kunnen uitdrukken en er hun persoonlijkheid mee kunnen etaleren’, was bijna een hap branzino in zijn keel blijven steken. Want iets met een auto willen vond Victor zielig en deprimerend.
Natuurlijk had men zijn keuze voor de elektrische variant van het model kunnen duiden als het resultaat van de behoefte een uniform individualisme uit te leven – een risico dat in Victors ogen ruimschoots was gecounterd omdat door het ontbreken van een brullend aandrijfmechanisme de vreselijke associatie met motorsport wegviel. De Shere Khan was volgens hem gewoon een standaardproduct van zijn socio-economische groep, dat absoluut niets over hem zei, behalve dan dat hij er deel van uitmaakte, wat sowieso nauwelijks te ontkennen viel.

Toen hij onder het rijden het bos in keek, moest Victor aan het verleden denken, niet aan zijn eigen verleden, maar aan het verleden in het algemeen: de boomstammen langs de weg verloren in het voorbijrazen hun contouren, terwijl stammen dieper in het bos bijna stationair leken, als assen waar de ogenblikken van het heden omheen draaiden. Het was niet ongevaarlijk om hier je ogen van de weg af te laten dwalen, in deze bossen waren in de loop der jaren zo veel ongevallen gebeurd dat nu om de paar kilometer borden tot een voorzichtige rijstijl aanmaanden. Maar de jongeren uit de streek bezegelden nog steeds hun lot door in hun kleine auto’s met overgedimensioneerde motor uit de bocht te vliegen, om in de eerste rij kale stammen te blijven hangen.
De betrokkenen hokken in de Taunus op kamers, op parterreniveau. De doden liggen begraven op de idyllische kerkhoven, waar gedenktekens verwijzen naar de in oorlogen gesneuvelde zonen van de dorpen en waar te zien is hoe Taunusmoeders tijdens de week - ends de graven van hun kinderen tuinkundig vormgeven, in een sportief gewatteerd jasje, met licht bevende vingers.

Victor woonde in Falkenstein, in een glazen jarendertighuis, dat er ’s nachts uitzag als een modernistische lamp, die op de zuidelijke helling van de Altkönig op een rots was geplaatst. Ook in februari zat je in dat huis boven de nevel. Hij had de it-support van de bank de opdracht gegeven er een app van Apple-dochter Cribz te installeren, een controlepaneel voor zijn huis, zodat hij van waar ook ter wereld alle systemen ervan kon besturen, van de filterinstallatie van zijn zwembad tot de starter van zijn noodstroomaggregaat.
Als hij zich verveelde op kantoor, een aquarium in Frankfurt op de tweeëndertigste verdieping vanwaar het uitzicht in noordelijke richting tot Falkenstein reikte, veegde hij over zijn touchscreen om in de verte zijn grote lamp aan en uit te zetten. Hij speelde met de gedachte morse te leren.
Uit alle kamers van het huis was in het dal de Frankfurtse skyline te zien, met de boortorens die hun beitel in een dieptestroming dreven, in onuitputtelijke, ter plekke uitgevonden reserves. De welvaart gutste over de stadsrand, zodat tussen Frankfurt en Falkenstein de laatste smetten van niet-premiumkwaliteit verdwenen, de laatste restanten van armoede en kleinburgerlijkheid, niet uit de zielen van de mensen, maar uit het maatschappelijke weefsel, dat men zich het best kon voorstellen als pastelkleurige zijde.

Hij dacht aan zijn dochter op deze lentedag, aan de kleine Victoria uit de eerste klas, die sinds de scheiding van Victor en haar moeder Antonia om het andere weekend bij hem was. Ze waren met z’n tweetjes begonnen met de inrichting van de boomhut die hij in zijn tuin had laten bouwen, en dinsdag, zo hadden ze afgesproken, zou hij haar van school afhalen en bij wijze van uitzondering mee de Taunus in nemen om nog meer vaart te zetten achter het project.
Victor had zijn dochter lief op de bijna bezeten manier waarop kinderen uit de teloorgaande burgerlijke milieus toentertijd werden liefgehad, en dus was ze aldoor in zijn gedachten aanwezig. Terwijl hij nu over de a66 op de stad af raasde, dacht hij aan de lange a-klank die Victoria maakte als hij samen met haar in de Shere Khan over kasseien reed, waarbij de klank dan door de korte vering van de sportwagen grappig vibreerde. Hij moest denken aan haar laatste e-mail, waarin zijn dochter een droom beschreef: ze was in ‘onderstebovenland’ wakker geworden, waar nee ja was en ja nee, waar de slechteriken goed waren en de goeden slecht.
Als Victor haar terechtwees omdat ze zich weigerde te houden aan de weinige regels waar hij op stond, draaide Victoria altijd schijnheilig bij om na een effectvolle pauze met snel tevoorschijn flitsende tong een zacht scheetgeluidje te maken – om een individuele blijk van algemeen gebrek aan respect te geven, dat haar moeder, zo vermoedde Victor, regelrecht tot waanzin dreef.

[...]

 

© 2018 Alexander Schimmelbusch
© 2018 Nederlandse vertaling Uitgeverij Prometheus en Kris Lauwerys en Isabelle Schoepen

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum