Leesfragment: Venetië

03 maart 2019 , door Cees Nooteboom
| |

Volgende week verschijnt Cees Nootebooms Venetië. De leeuw, de stad en het water, met foto’s van Simone Sassen. Wij publiceren het openingshoofdstuk voor.

'Op de dag dat Venetië onder water verdwijnt zullen alle leeuwen van de stad opstijgen als een dodelijk eskader, nog één keer vliegen ze rond de Campanile met het geluid van honderd bommenwerpers, en verdwijnen dan over de lagune als een machtige zonsverduistering en laten de zinkende stad alleen.'

Venetië leren kennen is erin durven verdwalen. Cees Nooteboom duikt diep in het labyrint en ontdekt tussen de verborgen wegen, gesloten poorten en ontelbare kanalen zijn eigen lagunestad. Hier leeft Nooteboom tegen de tijd in, omringd door doden die er paleizen, bruggen, schilderijen en beelden hebben nagelaten - een tastbare vorm van eeuwigheid. Met zijn vermogen om door te kunnen dringen tot de kern van zijn bestemmingen werpt hij een nieuw licht op de stad, haar geschiedenis en al haar kunstschatten. Venetië is een stad die misschien nooit helemaal van Nooteboom zal worden, maar hem ook nooit meer zal loslaten.

Cees Nooteboom (1933) wordt beschouwd als een van de belangrijkste Nederlandse schrijvers. Van zijn romans en reisverhalen verschenen vertalingen over de hele wereld. In 2003 kreeg hij de Oostenrijkse Staatsprijs voor Europese Literatuur, in 2004 de P.C. Hooftprijs, en in 2009 de Prijs der Nederlandse Letteren.

N.B. Eerder publiceerden we voor uit 533. En besprak Pieter Wybenga Nootebooms Berlijn 1989-2009. Meer Venetië? Debby Koudenburg las - en kookte uit - Polpo, Daan Stoffelsen las Valeria Luiselli's Valse papieren en we publiceerden voor uit Luc Verhuycks 'anekdotische reisgids' Venezia.

 

De eerste keer

Een eerste keer, er is altijd een eerste keer. Het is 1964, een oude, rammelende trein uit communistisch Joegoslavië, eindstation Venetië. Naast mij een jonge vrouw, Amerikaans. De lange reis hierheen is ons aan te zien. Alles is nieuw. Wij nemen de stad zoals die zich voordoet. We hebben geen verwachtingen, behalve die van de naam van de stad, en dan klopt alles. In het geheime weefsel van het geheugen wordt alles opgeslagen. De trein, de stad, de naam van de jonge vrouw. We zullen elkaar verliezen, verschillende levens leiden, elkaar veel later aan de andere kant van de wereld weer terugvinden, elkaar ons leven vertellen. Meer dan vijftig jaar later zal die eerste dag uit 1964 in een verhaal terechtkomen, een verhaal dat Gondels heet. De stad, en alles wat intussen verdwenen was, zal rond dat verhaal hangen.

In 1982 een andere stad, een andere trein. Een vriendin heeft me naar Victoria Station gebracht, in Londen. Ik zal de Oriënt Express nemen naar Venetië.
Maar deze trein is er niet. Iets is er ergens kapot, we rijden niet onder de zee door, we vliegen over de wereld. Twee dagen daarna gaat de trein dan toch vanuit Parijs, een nachttrein. Ik herinner me de nachtelijke stations, stemmen in het donker, het ritme dat bij treinen hoort, de onzichtbare drummers die ergens onder wagens huizen, luidsprekers die iets verkondigen in andere talen.
Ik heb de mensen herkend die in Londen met mij op het lege perron stonden, maar er zijn geen spionnen bij, geen grote liefdes, niemand voor in een roman. De notities van deze reis staan in een ander boek zodat ik ze niet meer hoef mee te dragen. De roze schemerlamp uit de luxe trein die in dat boek is achtergebleven heb ik samen met de mensen in avondkleding, de uitgebreide menukaarten, het Frans van de obers en hun uniformen al jaren geleden weggeborgen, net als het hemelsblauwe uniform van de man die over onze afdeling heerste en nu ronddwaalt in de kelders van de herinnering. Ik kan hem nu ook niet meer bewaren, het is nog wel hetzelfde leven, maar ik heb andere dingen te doen, ik ben op weg naar de tweede keer van de eerste keer. Deze keer zal ik de waterstad met niemand delen. Het is 1982 in mijn toen van nu, de tegenwoordige tijd van mijn zinnen is ingebed in een voortdurende herhaling, vanaf nu zal ik hier aankomen en terugkeren, de stad zal me aantrekken en afstoten, ik zal er steeds andere adressen hebben, ik zal er over blijven schrijven en lezen, de stad zal een deel van mijn leven worden zoals ik nooit een deel van haar leven zal zijn, als een stofje zal ik door haar geschiedenis dwalen, zij zal mij opeten zoals ze al haar minnaars en bewonderaars altijd verslonden heeft die in de loop van de eeuwen aan haar voeten gelegen hebben alsof ze zelf onzichtbaar van marmer geworden waren, een deel van de lucht, van het water of het trottoir, iets waar je overheen loopt, je ogen gericht op de nooit ophoudende schittering van paleizen en kerken, voor even deelgenoot in het verhaal van de leeuw, de stad en het water.

 

Copyright © 2019 Cees Nooteboom

pro-mbooks1 : athenaeum