Leesfragment: Wat het betekent wanneer er een man uit de lucht valt

22 maart 2019 , door Lesley Nneka Arimah
|

22 maart verschijnt Wat het betekent wanneer er een man uit de lucht valt van Lesley Nneka Arimah. Het boek, in het Engels verschenen als What It Means When a Man Falls from the Sky, is vertaald door Charles Bors. Lees bij ons alvast een fragment!

Een vrouw wendt zich tot riskante magie om haar kinderwens in vervulling te laten gaan. Een weduwe wordt razend om de hatelijke ontvangst van haar dochters in het huis van haar zus. De god van de mieren zweert wraak op de godin van de rivieren, want ‘iemand had moeten weten dat je beter geen kleine dingen van kleine mannen kunt afpakken’.

Realisme, magie en fabel: de verhalen van Lesley Nneka Arimah zijn geestig en wrang, wreed en hartverscheurend. Arimahs werk verkent de grenzen van verschillende genres en creëert zo een volstrekt eigen stem met een geheel eigen geluid.

Wat het betekent wanneer er een man uit de lucht valt is het opwindende begin van de carrière van een groot schrijverstalent en behoort tot de wonderlijkste, krachtigste literatuur van dit moment.

 

Tweede kansen

Vergeet voor de goede orde even dat ik twee jaar na mijn afstuderen oud genoeg zou moeten zijn om zelf een bed te kopen en dat ik mijn vader niet zou moeten vragen om bij te springen voor de aanschaf van een matras, waarop hij komt opdagen met mijn moeder, die eruitziet alsof ze zo uit een foto is gestapt, en zij probeert de verkoper in te palmen, iets waar ze nooit goed in was, maar op een of andere manier lukt het haar dit keer wel en biedt de verkoper twintig procent korting. Vergeet even dat ze een gewaad draagt dat ik al achttien jaar niet meer gezien heb, niet sinds we in Nigeria woonden, toen ze nog niet zichtbaar in verwachting was van mijn jongere zus en ze van de stenen trap viel die naar ons huis leidde en daarbij haar jurk van de zoom tot aan haar dijen inscheurde. Vergeet dat ze van het ene bed naar het andere schiet en op elk ervan stuitert alsof ze al tijden niet meer op een matras heeft gezeten, en de verkoper volgt haar alsof hij niets liever zou willen dan samen met haar tussen de lakens kruipen. Vergeet dit allemaal omdat mijn moeder al acht jaar dood is.
Mijn vader ontwijkt de blik die ik hem toewerp, en ik ben blij dat er overal bedden staan want ik laat me op een ervan vallen, niet in staat rechtop te blijven staan. Wanneer ik mijn vader bij zijn pols grijp – ik kan me op dit punt nog niet voorstellen dat ik haar zal aanraken – draait hij zich van me weg. Ik loop achter hem aan maar hij weigert zich te laten insluiten, dus loop ik naar mijn moeder en vraag haar: ‘Wat doe jij hier in godsnaam?’
De verkoper kijkt me aan alsof ik haar een trap heb verkocht en er verschijnt een pijnlijke grimas op mijn moeders gezicht, alsof ik dat inderdaad heb gedaan. Maar ontzetting laat weinig ruimte voor schuldgevoel.
‘Jouw pappie en ik kopen een bed voor je, zei je niet dat je een bed wilde?’
Haar subtiele terechtwijzing is iets wat ik dacht nooit meer te hoeven aanhoren en mijn knieën begeven het bijna, maar iets aan de achteloze wijze waarop ze me corrigeert, alsof ze daar enig recht toe heeft, maakt me woedend.
‘Waarom ben je hier? Jij was toch…’
Mijn vader onderbreekt me. ‘Wil je het bed of niet?’
Beiden kijken me verwachtingsvol aan. Ik wil mijn gelijk halen, maar ik heb ook heel erg een bed nodig. Ik knik en de verkoper aarzelt, alsof hij de korting niet wil geven nu die voor mij bestemd lijkt, maar loopt vervolgens weg om een offerte te maken. Mijn moeder graait in haar portemonnee en ik weet dat ze dit niet doet om te betalen, omdat ze nooit betaalt wanneer mijn vader erbij is. Maar wellicht is ze veranderd. Dan slaakt ze een zucht en zegt: ‘Ike, schat, heb jij mijn zonnebril gezien?’

De foto waar mijn moeder uit is gestapt werd genomen in 1982. Ze draagt een groene kaftan met Ankara-print, met een gordel om de taille die haar rondingen mooi doet uitkomen. Er heeft zich in de loop der tijd een rood patina op de foto afgezet. Nu ze zo in de keuken staat en neuriënd de kasten naloopt, zie ik die rode gloed ook over haar liggen; hij is tegen het wit van de muurkast beter zichtbaar dan in de winkel. De contouren van haar gezicht zijn zacht, alsof ze dat enigszins onscherpe van de foto ook meedraagt. Haar donkere raffiatas hangt losjes over haar schouder. Het enige dat ontbreekt is haar rode zonnebril. Op de foto hangt hij aan de v-vormige uitsnijding van de hals, in afwachting van de zon van Enugu. Mijn vader drentelt om haar heen, en hij is grijzer, boller, trager dan de laatste keer dat ik hen samen zag, maar ze bewegen nog als vroeger, een tedere, vertrouwde dans. Iedere keer wanneer ik ademhaal om iets te zeggen werpt mijn vader me een blik toe en legt zijn gelukzaligheid mij het zwijgen op. Wanneer zij hun hoofden naar elkaar toe brengen en beginnen te fluisteren, glip ik weg bij het aanrecht en de kamer van mijn vader in. Ik moet de foto zien te vinden.
Hij staat niet op de kaptafel waarin, zelfs na al die tijd, nog steeds de juwelen en parfums van mijn moeder liggen, glinsterende flesjes die gaan van Avon tot Armani. De juwelen zijn al net zo divers, maar het gros ervan is namaak, kitscherige prullaria met een glimmend laagje erover. Mijn moeder droeg geen sieraden op de foto, zelfs geen ring, aangezien zij en mijn vader destijds nog niet getrouwd waren maar simpelweg jonge, onverschrokken geliefden die, zoals mijn moeder dat altijd zei, niets hoefden te bewijzen. Er staan andere foto’s van haar op de kaptafel. Een van toen ze nog een kind was, stijf tussen haar – reeds lang overleden – ouders in. Foto’s van haar op mijn diploma-uitreiking van de middelbare school, op de vijftigste verjaardag van mijn vader, en mijn favoriete, die waarop ze plukt aan het pluizige witte broekje van mijn babyzusje en mijn vader precies afdrukt wanneer Udoma een zoentje op mams kruin geeft. Udoma. Ik hoor de voordeur opengaan en ze roept het voor haar zo kenmerkende, opgewekte Lucy-ik-ben-thuis! en ik haast me om haar te waarschuwen voor het te laat is.
Wanneer Udoma binnenkomt blijft ze een ogenblik aan de grond genageld staan en mijn vader spreidt zijn armen van ta-da! en zij doet wat ik had moeten doen toen ik voor het eerst mijn moeder weer zag: ze rent op haar af en drukt haar zo stevig tegen zich aan dat het een wonder is dat mam kan ademen; haar gesnik doet hen allebei schudden.

 

Copyright © Lesley Nneka Arimah
Copyright Nederlandse vertaling © Charles Bors en Uitgeverij Karaat, Amsterdam

pro-mbooks1 : athenaeum