Leesfragment: Werken

01 april 2019 , door Daniil Charms
|

Nu in de winkel: Daniil Charms' Werken, samengesteld en grotendeels vertaald door Yolanda Bloemen, nieuw in de Russische Bibliotheek. Wij brengen een fragment.

Het Russische absurdisme laat zich gemakkelijk terugbrengen tot één man: Daniil Charms. ‘Charms is kunst,’ schreef een vriend over hem. Met zijn opvallende verschijning, zijn excentriciteit, zijn creatieve tegendraadsheid was hij een fenomeen en groeide hij na zijn dood uit tot een wereldwijd bekende cultschrijver. ‘Mij interesseert alleen “onzin”,’ schreef hij ooit, ‘alleen dat wat geen enkele praktische zin heeft.’

Charms blinkt uit in het tonen van de onsamenhangendheid van het bestaan en de onvoorspelbaarheid van het lot. Hij zoekt naar een ongefilterde verbeelding van de chaos die wij voortbrengen, los van zingeving en in de hoop op nieuwe ervaringen en aha-erlebnissen. In zijn werk laat hij willekeur vergezeld gaan van een stevige dosis, vaak zwartgallige, humor. Voor het eerst verschijnt een grote uitgave van Charms’ werk in de Russische Bibliotheek, samengesteld uit proza, toneelteksten, gedichten, autobiografisch proza en kinderverhalen, en rijkelijk aangevuld met avantgardistische illustraties.

 

De oude vrouw

Novelle

... En tussen hen ontspint zich het volgende gesprek.
Hamsun

Op de binnenplaats staat een oude vrouw die een klok in haar handen houdt. Ik loop langs de oude vrouw, blijf staan en vraag haar:
‘Hoe laat is het?’
‘Kijkt u maar,’ zegt de oude vrouw.
Ik kijk en zie dat de klok geen wijzers heeft.
‘Er zitten geen wijzers op,’ zeg ik.
De oude vrouw kijkt naar de wijzerplaat en zegt tegen me: ‘Het is nu kwart voor drie.’
‘Aha. Dank u zeer,’ zeg ik en ik loop verder.
De oude vrouw roept me iets na, maar ik loop zonder om te kijken verder. Ik kom uit in de straat en ga aan de zonzijde lopen. De voorjaarszon is heel aangenaam. Ik wandel voort, knijp mijn ogen een beetje toe en rook mijn pijp. Op de hoek van de Sadovaja kom ik Sakerdon Michajlovitsj tegen. We groeten elkaar en blijven een hele tijd staan praten. Het begint mij te vervelen om daar op straat te staan en ik nodig Sakerdon Michajlovitsj uit om mee te gaan naar een in een souterrain gelegen café. We drinken wodka, eten hardgekookte eieren met sprotjes, vervolgens nemen we afscheid en ik vervolg mijn weg.
Dan bedenk ik ineens dat ik vergeten ben thuis het elektrische kacheltje uit te zetten. Geërgerd keer ik om en loop naar huis. De dag was zo goed begonnen en nu gaat er alweer wat mis. Ik had beter thuis kunnen blijven.
Ik kom thuis, trek mijn jas uit, haal mijn horloge uit de zak van mijn vest en hang dat vest aan de spijker; daarna draai ik de deur op slot en ga op de bank liggen. Ik ben van plan te blijven liggen en te proberen een dutje te doen.
Van buiten klinkt het akelige geschreeuw van jongetjes. Terwijl ik daar lig, bedenk ik allerlei straffen voor ze. Het aardigste vind ik het om ze tetanus te bezorgen, zodat ze ineens niet meer kunnen bewegen. Hun ouders slepen hen naar huis. Ze liggen in hun bedjes en kunnen zelfs niet eten, omdat ze hun mond niet open kunnen doen. Ze worden kunstmatig gevoed. Na een week is de tetanus voorbij, maar de kinderen zijn zo slap, dat ze nog een hele maand in bed moeten blijven. Daarna beginnen ze langzaamaan op te knappen, maar ik bezorg ze een tweede keer tetanus en ze leggen allemaal het loodje.
Ik lig met open ogen op de bank en kan de slaap niet vatten. Ik moet denken aan de oude vrouw met de klok die ik vandaag op de binnenplaats heb gezien, en het staat me ineens wel aan dat haar klok geen wijzers had. Want onlangs heb ik in een coöperatieve winkel een afgrijselijke keukenklok gezien waarvan de wijzers de vorm hadden van een mes en een vork.
Mijn God! Ik heb nog altijd het elektrische kacheltje niet uitgezet! Ik spring op en zet het uit, vervolgens ga ik weer op de bank liggen en probeer in slaap te komen. Ik doe mijn ogen dicht. De slaap wil maar niet komen. Door het raam schijnt de voorjaarszon naar binnen, precies op mij. Ik krijg het warm. Ik sta op en ga in de stoel bij het raam zitten.
Nu heb ik slaap, maar ik ga niet slapen. Ik pak pen en papier en begin te schrijven. Ik voel een verschrikkelijke kracht in me. Gisteren heb ik alles al uitgedacht. Het wordt een verhaal over een wonderdoener die in onze tijd leeft en geen wonderen doet. Hij weet dat hij een wonderdoener is en ieder wonder voor elkaar kan krijgen, maar hij doet het niet, hij vertrekt gelaten uit de woning en gaat buiten de stad in een schuur wonen. Hij kan die schuur in een prachtig stenen huis veranderen, maar hij doet het niet, hij blijft in de schuur wonen en sterft ten slotte zonder in zijn leven ook maar één wonder te hebben verricht.
Ik zit in mijn handen te wrijven van plezier. Sakerdon Michajlovitsj zal barsten van jaloezie. Hij denkt dat ik niet meer in staat ben iets geniaals te schrijven. Snel, snel aan het werk! Afgelopen met al dat geslaap en geluier! Achttien uur achter elkaar ga ik schrijven!
Ik tril helemaal van ongeduld. Ik ben niet in staat te bedenken wat ik moet doen: pen en papier had ik moeten pakken, maar ik heb allerlei dingen gepakt die ik niet nodig heb. Ik loop maar door de kamer heen en weer: van het raam naar de tafel, van de tafel naar de kachel, van de kachel weer naar de tafel, vervolgens naar de divan en weer naar het raam. De vlam die in mijn borst is opgelaaid doet me naar lucht happen. Het is pas vijf uur. Ik heb de hele dag nog voor me, de avond, de hele nacht...
Ik sta midden in de kamer. Wat sta ik nou te denken? Het is toch al tien voor half zes. Ik moet schrijven. Ik schuif het tafeltje naar het raam en ga eraan zitten. Voor me ligt ruitjespapier, in mijn hand heb ik een pen.
Mijn hart gaat nog altijd veel te hevig tekeer en mijn hand trilt. Ik wacht even, om een beetje te kalmeren. Ik leg de pen neer en stop mijn pijp. De zon schijnt recht in mijn ogen, ik knijp mijn ogen dicht en rook mijn pijp.
Er vliegt een kraai langs het raam. Ik kijk uit het raam naar buiten en zie over het trottoir een man met een kunstbeen lopen. Zijn been en zijn wandelstok maken een hard tikkend geluid.
‘Tja,’ zeg ik tegen mezelf, terwijl ik uit het raam blijf kijken. De zon gaat schuil achter de schoorsteen van het huis aan de overkant. De schaduw van de schoorsteen beweegt zich snel over het dak, vliegt over de straat en vlijt zich over mijn gezicht. Ik moet die schaduw benutten en een paar woorden over de wonderdoener schrijven. Ik grijp de pen en schrijf: ‘De wonderdoener was groot van stuk.’
Meer weet ik niet te schrijven. Ik blijf zitten totdat ik trek begin te krijgen. Dan sta ik op en loop naar het kastje waarin ik levensmiddelen bewaar. Ik rommel er wat in, maar vind niets. Een klontje suiker en verder niks.
Er wordt op de deur geklopt.
‘Wie is daar?’
Geen antwoord. Ik doe de deur open en zie de oude vrouw die die ochtend met de klok op de binnenplaats stond. Ik ben verbluft en kan niets uitbrengen.
‘Daar ben ik dan,’ zegt de oude vrouw en ze loopt mijn kamer in. Ik sta bij de deur en weet niet wat ik moet doen: de oude vrouw eruit zetten of haar juist vragen te gaan zitten. Maar de oude vrouw loopt zelf naar mijn leunstoel bij het raam en neemt erin plaats.
‘Doe de deur dicht en draai hem op slot,’ zegt de oude vrouw tegen me.
Ik doe de deur dicht en draai hem op slot.
‘Kniel,’ zegt de oude vrouw.
En ik kniel.
Maar dan begint de dwaasheid van de situatie tot me door te dringen. Waarom ga ik voor een wildvreemde oude vrouw op mijn knieën liggen? En waarom bevindt die oude vrouw zich in mijn kamer en zit ze in mijn favoriete stoel? Waarom heb ik die oude vrouw mijn huis niet uitgegooid?

[...]

 

© Copyright 2019 Samenstelling, nawoord en aantekeningen: Yolanda Bloemen, Leiden en Uitgeverij Van Oorschot, Amsterdam
© Copyright 2019 Vertaling: Yolanda Bloemen en andere vertalers

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum