Leesfragment: Xerxes in Griekenland. De mythische oorlog tussen Oost en West

29 november 2019 , door Jona Lendering
| |

3 december verschijnt het nieuwe boek van Jona Lendering, Xerxes in Griekenland. De mythische oorlog tussen Oost en West. Wij publiceren voor!

Jona Lendering vertelt in Xerxes in Griekenland het verhaal van een grote historische confrontatie: de Perzische Oorlog. In het Oosten woonden arrogante despoten en onderdrukte volkeren, in het Westen leefde de ware vrijheid. Dat de Grieken 2500 jaar geleden de Perzen versloegen, redde de westerse beschaving. Dit geschiedbeeld was in de twintigste eeuw dood en begraven, maar is ten tijde van de Amerikaanse invasie van Irak als een zombie teruggekeerd.

Jona Lendering beschrijft in Xerxes in Griekenland de Perzische Oorlogen, van de veldslag bij de pas van Thermopylae tot de zeeslag bij Salamis, laat zien waarom het oude beeld niet klopte en legt uit waardoor zombiegeschiedbeelden kunnen terugkeren.

N.B. We publiceerden eerder voor uit Het visioen van Constantijn, en uit  Israël verdeeld, en we bespraken het. We spraken destijds met Lendering en co-auteur Arjen Bosman over De rand van het rijk, en over De klad in de klassieken.

 

Deel 5
De mythe

Ontstaan van de mythe

In de winter van 480/479, toen de Spartanen en Atheners ruzieden over de voortzetting van de oorlog, bedachten de Grieken verklaringen voor de dood van Herakles’ afstammeling Leonidas, die met honderden Spartanen, Thespiërs en Thebanen door de Perzen was omsingeld voordat ze zich uit Thermopylai hadden kunnen terugtrekken. De bekendste herinterpretatie is het verhaal dat Herodotos doorgeeft: de Spartaanse koning had zich, om een orakelspreuk in vervulling te laten gaan, opgeofferd opdat Sparta overleefde als onafhankelijke stad. Zo’n devotio was destijds niet gebruikelijk maar paste wel binnen de Griekse godsdienst.
Deze herinterpretatie van Leonidas’ dood kon echter op zijn beurt een herinterpretatie krijgen en Herodotos biedt daartoe al een aanzet als hij een gesprek beschrijft tussen Xerxes en zijn tragic warner Damaratos. De Spartaan in het Perzische leger legt op een gegeven moment aan de grote koning uit wat zijn landgenoten zo bijzonder maakt.

Met de Spartanen is het zo gesteld: in een tweegevecht weren zij zich even goed als ieder ander, maar als totale strijdmacht zijn zij onverslaanbaar. Ze zijn wel vrij, dat is waar, maar niet in elk opzicht, want zij gehoorzamen aan een heer. En die heer is de wet! Voor hem zijn zij zeker zo beducht als uw onderdanen voor u, en elk voorschrift van deze heer wordt door hen nagekomen.

Hoewel Herodotos hier in het algemeen spreekt over de Spartaanse en Griekse cultuur, konden lezers deze passage betrekken op de ondergang van Leonidas, die tot de dood aan toe trouw was gebleven aan de wet. Die lezers zouden de enigen niet zijn die dit verband legden, want het werd ook gelegd in het grafschrift van de gesneuvelde Spartanen, dat de voorbijganger vraagt de Spartanen eraan te herinneren dat hun stadsgenoten liggen bij Thermopylai, trouw aan hun bevel. Tegenover deze burgerlijke plichtsbetrachting van de vrije Grieken plaatst Herodotos de Perzische soldaten, waarvan hij opmerkt dat ze naar voren moesten worden geranseld.
Is het motief “vrijheid versus onvrijheid” in de Historiën nog betrekkelijk klein, latere auteurs begonnen het te vergroten. Een voorbeeld is het grafschrift van de Korinthiërs die waren omgekomen bij Salamis. De inscriptie is door archeologen teruggevonden en bestaat uit niet meer dan de constatering dat het eiland Salamis de as bewaart van mannen die ooit leefden bij de bronnen van Korinthe. Levend water en dode as: het contrast is mooi gevonden en dat was voldoende. Als latere auteurs het echter citeren, is het uitgebreid met de opmerking dat de Korinthiërs omwille van de vrijheid van het heilige Griekenland de Feniciërs, Meden en Perzen hadden verslagen.
De thematiek van vrij en onvrij is sindsdien blijven rondzingen en vreemd is dat niet. De denkers van de Verlichting hadden er bijvoorbeeld moeite mee dat een Leonidas was gestorven omdat hij waarde had gehecht aan zoiets bijgelovigs als een profetie. Dat paste slecht bij het in de achttiende eeuw steeds populairdere idee dat de Grieken de kampioenen waren geweest van een rationele vrijheid. Het in 1791 opgevoerde toneelstuk Les Thermopyles van de Fransman Charles Henri d’Estaing is daarvan een voorbeeld. Hierin strijden de Spartaanse citoyens voor een vrijheid die was verzekerd door de wet, die op zijn beurt weer was verzekerd door een koning die viel onder diezelfde wet. Het toneelstuk is overtuigender als pleidooi voor de eerste constitutie van het revolutionaire Frankrijk dan als historische reconstructie. Het is immers niet heel aannemelijk dat Leonidas, die toch vooral koning en Spartaan was, zich anno 480 heeft laten inspireren door ideeën die je eerder zou verwachten in democratische discussies die pas later zouden plaatsvinden in Athene.
In de Europese traditie groeiden “Marathon” en “Thermopylai” uit tot een soort steno voor “het conflict tussen Perzië en Griekenland” en werd “Leonidas” steno voor de ideale, trouwe soldaat. Dit kon alleen door Herodotos’ verhaal steeds verder op te rekken. Terwijl deze aangeeft in feite niet te weten wat er in Thermopylai is gebeurd en alleen maar een persoonlijke mening heeft over een orakelspreuk, gold het vanaf de late achttiende eeuw als vanzelfsprekend dat de Spartanen waren gevallen voor de politieke vrijheid die de feitelijke inzet was geweest van de oorlog tegen de Perzen.
Deze anachronistische interpretatie paste in een sjabloon dat in de negentiende eeuw aan invloed won. Hierin stond Europa tegenover Azië en stonden de Indo-Europese tegenover de Semitische talen. Het verschil raakte geïnstitutionaliseerd, want wie Griekenland of het Romeinse Rijk wilde bestuderen, moest Grieks en Latijn leren en kwam terecht bij een afdeling voor klassieke talen, terwijl degene die geboeid was door het Nabije Oosten, eerst Hebreeuws of Arabisch moest leren en terechtkwam bij een afdeling Semitische talen. Dat die laatste talen vooral werden bestudeerd door mensen met belangstelling voor de monotheïstische godsdiensten, garandeerde dat toen het Babylonische spijkerschrift was ontcijferd, de prioriteit werd gegeven aan de uitgave van kleitabletten die bruikbaar waren voor het begrip van de Bijbel. Werden de oosterlingen, ongeacht hun taal, dus vooral bestudeerd om hun godsdienst te doorgronden, bij de Grieken was vrijheid het centrale thema en ging alle aandacht uit naar de daaruit voortvloeiende culturele innovaties. Religie versus humanisme dus. Deze tegenstelling, die vooral had te maken met de belangstelling van de onderzoekers, raakte geprojecteerd op het verleden zelf, waardoor geleerden schreven dat de oosterling mystiek en irrationeel was aangelegd terwijl in Griekenland de eerste beschaving was ontstaan die rationeel en open-minded was.

Uit: Jona Lendering, Xerxes in Griekenland. Europa tegenover Azië: de Hellespont, kijkend van Sestos in Europa naar Abydos in Azië. Hier lag Xerxes’ scheepsbrug. (c) Livius
Europa tegenover Azië: de Hellespont, kijkend van Sestos in Europa naar Abydos in Azië. Hier lag Xerxes’ scheepsbrug.

Dat de beschaving – in de zin van een cultuur die hoger was dan andere culturen – niet was ontstaan in het oude Nabije Oosten, zoals de Europeanen eeuwenlang hadden gedacht, maar in Griekenland, is het eerste aspect van het nieuwe, in de negentiende- eeuw populair geworden geschiedbeeld. Doordat de Grieken als eersten werkelijk vrij waren geweest, waren ze ook het meest creatieve volk uit de geschiedenis geweest. Wie zich de daar ontstane beschaving eigen maakte, bijvoorbeeld aan het gymnasium, bevrijdde zichzelf en kon als verlicht burger een waardevolle rol spelen in het openbare leven.
Hiermee is een tweede aspect geïntroduceerd van wat we de Europese stichtingsmythe kunnen noemen, namelijk het idee dat de negentiende-eeuwse Europeanen de Griekse beschaving voortzetten. Griekenland, meer precies Athene, was de bakermat geweest van Europa. Als de Europeanen hun beschaving over de hele wereld hadden verspreid, dan was deze kennelijke superioriteit te danken aan het feit dat ze de vrijheid, rationaliteit en creativiteit hadden geërfd van de Grieken. Inderdaad, dit is een imperialistische, koloniale, oriëntaliserende visie.
De gelijkstelling van Griekenland aan het negentiende-eeuwse Europa maakte – het derde aspect – het conflict tussen het Perzische Rijk en de Griekse stadstaten belangrijk. Immers, tijdens Xerxes’ veldtocht ging het zo bezien niet slechts om de onafhankelijkheid van de Griekse stadstaten, maar om de oorsprong van de Europese beschaving. Zouden de Grieken hebben verloren, dan hadden de Perzen overal alleenheersers aangesteld, was de Atheense democratie in de kiem gesmoord en was een einde gekomen aan de vrijheid. Eduard Meyer, een van de invloedrijkste toenmalige oudhistorici, beschreef in zijn Geschichte des Altertums (1901) wat een Perzische overwinning zou hebben betekend:

De uitkomst zou zijn geweest dat een soort kerk … het Griekse leven en denken onder een juk zou hebben geplaatst, en alle vrije dynamiek aan banden zou hebben gelegd. De nieuwe Griekse cultuur zou, zoals de oosterse beschavingen, een theologisch-religieus karakter hebben gehad.

Een vloedgolf van oosters despotisme, mystiek en wreedheid zou dus de Atheense democratie, rationaliteit en humanisme hebben weggespoeld, zodat de oorlog tussen Grieken en Perzen van wereldhistorisch belang was. Hier verzekerde een beschaving van de menselijke maat haar voortbestaan. Deze analyse was ook te vinden bij de Britse filosoof John Stuart Mill, die meende dat voor de Engelse geschiedenis de Perzische Oorlogen belangrijker waren dan de slag bij Hastings. Zonder Leonidas’ zelfopoffering hadden de andere Grieken niet geweten waartoe vrije burgers in staat waren, was er geen vrijheid geweest voor Griekenland, had de Griekse beschaving niet overleefd en was er geen Europese bloei geweest. Het is eigenlijk geseculariseerde christologie. Een mythe.

 

Copyright © 2019 Jona Lendering
Alle afbeeldingen © Livius

pro-mbooks1 : athenaeum