Leesfragment: Ze kwam uit Marioepol

11 januari 2019 , door Natascha Wodin
| | |

Dinsdag 15 januari verschijnt Natascha Wodins Ze kwam uit Marioepol (Sie kam aus Mariupol, vertaald uit het Duits door Anne Folkertsma). Lees bij ons een fragment.

In Ze kwam uit Marioepol doet Natascha Wodin onderzoek naar het verleden van haar moeder. Toen Natascha tien jaar oud was, pleegde haar moeder zelfmoord. De vraag naar haar moeders leven wordt een obsessie voor de dochter, die het pas op latere leeftijd, met behulp van internet, aandurft op zoek te gaan naar het verleden van haar moeder. Ze komt heel veel te weten, over het verleden in het Oekraïense Marioepol aan de Zwarte Zee, over voorouders en familieleden, over de ondergang van haar (aristocratische) familie door de stalinistische terreur, over de gruwelijke jaren als dwangarbeidster in het Derde Rijk. Steeds kleiner worden de cirkels om haar moeder heen – maar het middelpunt blijft een vage contour van een tragische vrouw die door de geschiedenis als afval is achtergelaten.

 

Deel een

Uit: Natascha Wodin, Ze kwam uit Marioepol

Dat ik de naam van mijn moeder intikte in de zoekmachine van het Russische internet was niet veel meer dan een spelletje. In de loop van decennia had ik telkens weer geprobeerd een spoor van haar te vinden, ik had het Rode Kruis en andere opsporingsdiensten geschreven, relevante archieven en onderzoeksinstituten, wildvreemde mensen in Oekraïne en Moskou, ik had in verbleekte slachtofferlijsten en kaartenbakken gezocht, maar was er nooit in geslaagd ook maar het spoor van een spoor te vinden, een nog zo vaag bewijs van haar leven in Oekraïne, van haar bestaan voor mijn geboorte.
In de Tweede Wereldoorlog hadden ze haar als drieëntwintigjarige samen met mijn vader vanuit Marioepol voor dwangarbeid naar Duitsland gedeporteerd; ik wist alleen dat beiden in een wapenfabriek van het Flick-concern in Leipzig waren ingezet. Elf jaar na afloop van de oorlog had mijn moeder in een stadje in West-Duitsland een eind aan haar leven gemaakt, niet ver van een kolonie voor ‘heimatlose Ausländer’, oftewel ontheemde buitenlanders, zoals voormalige dwangarbeiders toen werden genoemd. Behalve mijn zus en ik was er waarschijnlijk nergens ter wereld meer ook maar iemand die haar nog had gekend. En ook wij, mijn zus en ik, hadden haar eigenlijk niet gekend. We waren kinderen, mijn zusje pas net vier en ik tien, toen ze op een oktoberdag in 1956 zonder een woord het huis verliet en niet terugkwam. In mijn herinnering was ze alleen nog een schim, meer een gevoel dan een herinnering.
Inmiddels had ik mijn zoektocht naar haar allang opgegeven. Ze was meer dan negentig jaar geleden geboren en had maar zesendertig jaar geleefd, en niet zomaar jaren, maar de jaren van de burgeroorlog, van de zuiveringen en hongersnoden in de Sovjet-Unie, de jaren van de Tweede Wereldoorlog en het nationaalsocialisme. Ze was in de papierversnipperaar van twee dictaturen terechtgekomen, eerst onder Stalin in Oekraïne, daarna onder Hitler in Duitsland. Het was een illusie om decennia later in de oceaan van vergeten slachtoffers het spoor van een jonge vrouw te vinden van wie ik niet veel meer wist dan haar naam.
Toen ik die naam op een zomernacht in 2013 had ingetypt op het Russische internet, leverde de zoekmachine prompt een resultaat op. Mijn verbazing duurde maar een paar seconden. Wat mijn zoektocht altijd al had bemoeilijkt was het feit dat mijn moeder een heel alledaagse Oekraïense naam had, er waren honderden, waarschijnlijk duizenden Oekraïense vrouwen die net zo heetten als zij. Weliswaar droeg de persoon die op mijn beeldscherm gemarkeerd was zelfs het patroniem van mijn moeder: zij heette eveneens Jevgenia Jakovlevna Ivasjtsjenko, maar ook Jakov, de voornaam van mijn moeders vader, kwam zo vaak voor dat de treffer niets te betekenen had.
Ik opende de link en las: Ivasjtsjenko, Jevgenia Jakovlevna, geboortejaar 1920, geboorteplaats Marioepol. Ik staarde naar de gegevens, ze staarden terug. Al wist ik heel weinig over mijn moeder, ik wist wel dat ze in 1920 in Marioepol was geboren. Konden er in een kleine stad als Marioepol destijds binnen één jaar twee meisjes geboren zijn met dezelfde voor- en achternaam van wie de vaders allebei Jakov heetten?
Hoewel Russisch mijn moedertaal was, die ik in de loop van mijn leven nooit helemaal had verleerd en die ik sinds mijn verhuizing naar het Berlijn van na de Wende weer bijna elke dag sprak, was ik er niet zeker van of ik op het beeldscherm nu werkelijk de naam van mijn moeder las, of dat die naam misschien alleen als een fata morgana aan mij verscheen in de woestijn die het Russische internet voor me was. Er werd een Russisch gesproken dat ik bijna als een vreemde taal ervoer, een newspeak die razendsnel veranderde, voortdurend nieuwe woorden voortbracht en zich dagelijks met nieuwe amerikanismen vermengde, waarvan je de herkomst zodra ze in cyrillisch schrift waren omgezet vaak nog amper kon herkennen. Ook de website die ik nu voor me had, had een Engelse naam en heette ‘Azov’s Greeks’. Ik wist dat Marioepol aan de Zee van Azov lag, maar waar kwamen die Azovse Grieken opeens vandaan? Ik had nog nooit van enig verband tussen Oekraïne en Griekenland gehoord. Als ik Engels was geweest had ik heel toepasselijk kunnen zeggen: It’s all Greek to me.
Over Marioepol wist ik op dat moment zo goed als niets. Tijdens de zoektocht naar mijn moeder was ik nooit op het idee gekomen om me wegwijs te maken in de stad waar ze vandaan kwam. Marioepol, dat veertig jaar lang Zjdanov heette en pas na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie weer haar oude naam terugkreeg, bleef voor mij een innerlijk oord dat ik nooit blootstelde aan het licht van de werkelijkheid. Ik was al heel lang thuis in een schimmig gebied, in mijn eigen beelden en voorstellingen van de wereld. De werkelijke buitenwereld vormde een bedreiging voor dat innerlijke thuis, en daarom probeerde ik die zo mogelijk te ontwijken.

[...]

 

© 2017 by Rowohlt Verlag GmbH, Reinbek bei Hamburg
© 2018 Nederlandse vertaling Anne Folkertsma

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum