Leesfragment: Zijn jullie kerels of lafaards?

25 oktober 2019 , door Herman Keppy
| |

4 november verschijnt het nieuwe boek van Herman Keppy: Zijn jullie kerels of lafaards? De Indische en Indonesische strijd tegen de nazi 1940-'45. Wij publiceren voor.

Herman Keppy vertelt in Zijn jullie kerels of lafaards? De Indische en Indonesische strijd tegen de nazi 1940-'45 de geschiedenis van de Duitse bezetting opnieuw. Maar nu ingekleurd, ook letterlijk, door mensen uit Nederlands-Indië. Het is voor velen, inclusief de Indische gemeenschap, een tot nog toe onzichtbaar verhaal.

 

Uit: Herman Keppy, Zijn jullie kerels of lafaards? 

In totaal dienen er in de oorlog zo’n negenhonderd Nederlanders in de RAF, in de ‘Hollandse’ 320, 321 en 322 squadrons, maar ook binnen andere squadrons van de RAF. Van die negenhonderd Nederlanders hebben er 209 de wieg staan in Nederlands-Indië. Een van hen is Rudy Burgwal, een Indo uit Soerabaja. Met zijn ouders verhuist hij begin jaren dertig naar Den Haag. Rudy is in 1940 student aan de TH in Delft, maar wordt gemobiliseerd omdat er oorlog dreigt. Als op 10 mei de Duitsers binnenvallen, is hij in actieve dienst als vaandrig bij het Korps Motordienst.

De dood van een NSB'er

Na de capitulatie lukt het Rudy niet zijn ‘gewone’ leven weer op te pakken. Steeds loopt hij met plannen rond om, zoals meer Haagse jongens, de overtocht naar Engeland te maken. En hij zit in een geheime organisatie ‘welke onder leiding stond van Metzer, wonende aan de Zoutmanstraat te Den Haag. De bedoeling van deze organisatie was terreur op straat uit te oefenen tegen NSB’ers. Zo heb ik zelf meegeholpen aan het opruimen van een NSB’er. Ik sprak hem aan in een donker straatje met de NSB-groet. Toen hij stilhield, gaf een grote dokwerker hem een tik op het hoofd met een zwaar voorwerp, waardoor deze NSB’er op slag dood was. De NSB’er was in het bezit van een revolver en een ploertendoder.’
Bovenstaand heftig citaat komt uit het verhoor dat Rudy wordt afgenomen meteen na aankomst in Engeland in september 1941. Hij heeft dan de oversteek over de Noordzee met succes weten te maken, in gezelschap van zeven andere Engelandvaarders. Twee eerdere pogingen waren mislukt.
Eind september maakt Rudy kennis met prins Bernhard. Hij schrijft over deze bijzondere gebeurtenis in een speciaal dik schrift, dat geen dagboek kan worden genoemd omdat hij het niet dagelijks bijhoudt:
‘De 16e September 1941 zal ik ook niet gauw ver-geten, omdat ik op deze dag voor ’t eerst aan Z.K.H. Prins Bernhard ben voorgesteld. De Prins verscheen in het uniform van zeeofficier met de vliegvink. Hij zag er up to date uit; gaf een zeer krachtige hand en nodigde ons toen uit om plaats te nemen. Stuk voor stuk vroeg Z.K.H. wat onze plannen waren. H.M. de Koningin had hem namelijk gezegd dat de vragen van de mensen die uit het bezette gebied waren ontsnapt, zo veel moge-lijk ingewilligd moesten worden. Ik verkeerde toen nog in twijfel of ik bij de RAF of bij het tank-corps zou gaan dienen. Op ’t ogenblik ben ik ’t nog niet met me zelf eens geworden. T.z.t. zal ik ’t, wanneer ik eenmaal de keus heb gedaan, in dit boek vermelden bij welk wapen ik geplaatst ben. De Prins sprak van een eventuele detachering in Libië waar je dan in direct contact met de moffen kunt komen, en dat lijkt me wel wat, alhoewel de vliegdienst ook niet te versmaden valt.’

Uit: Herman Keppy, Zijn jullie kerels of lafaards?

Heerlijk alleen in de lucht

Spoedig kiest Rudy voor de RAF, en er valt nog meer ‘niet te versmaden’ voor een Indische jongen: ‘Voor ’t eerst na 8 jaar (sinds ons vertrek uit Indië) heb ik hier weer eens lekker Chinees eten kunnen krijgen, op Piccadilly Circus. Geregeld ga ik daar of ergens in het Soho dan ook uitgebreid balgen.’
Begin 1942 volgt hij de RAF-opleiding in Cambridge. ‘Toen Japan in het Oosten begon te donderjagen ben ik hals over kop naar Londen gegaan om aan H.M. de Koningin en Prins Bernhard ontslag aan te vragen uit de RAF, om met het detachement naar Indië uitge-zonden te worden. Ik kreeg ten antwoord, dat ik meer waard zou zijn indien er een pair of silver wings op mijn borst geprikt waren, want dergelijke mensen hadden ze harder nodig dan troepenofficieren.’
Rudy blijft daarom op de RAF-cursus in Cambridge en slaagt als eerste van zijn klas. Op 4 maart schrijft hij: ‘Vandaag zitten we precies een half jaar in Engeland, ’t lijkt wel een eeuw geleden dat ik op de boulevard in Scheveningen liep of aan ’t stille strand lag te zonnebraden. ’t Is lastig om niet in een sentimental mood te geraken, vooral als je zo alleen in een flat zit, alles zo stil om je heen, in Holland vrienden en kennis-sen in ellende, in Indië collega’s die voor het hoogste ideaal “de Vrijheid” sterven en wij… wachten tot onze training ten einde is. ’t Is verschrikkelijk dit nietsdoen, beter gezegd dit niets kunnen doen. Ja, je kunt nu eenmaal niet zonder wings de lucht in. Laten we hopen dat wij onze kans ook nog krijgen.’
Op 22 mei 1942 maakt hij zijn eerste eigen vlucht. In zijn schrift noteert hij: ‘M’n eerste solo was fantastisch! Ik kan ’t niet anders uitdrukken. Heerlijk zo helemaal alleen in de lucht, tussen de wolken.’ [...]
April 1943 is Rudy Burgwal terug in Engeland, waar hij nog steeds in training blijft; pas aan het eind van dat jaar wordt hij operationeel ingezet in het 322 squadron van de RAF, in de wandelgangen Dutch Squadron genoemd. Hij wordt onder meer ingezet om het nieuwe wapen van de Duitsers, de onbemande V1, te onder-scheppen, die vanaf het Europese vasteland in groten getale op Engeland wordt afgevuurd. Hij weet er uit-eindelijk zeventienenhalf naar beneden te schieten. Geen andere Nederlandse vlieger zal dat aantal over-treffen of evenaren. De halve V1 betekent overigens dat hij weliswaar een hele V1 zag ontploffen, maar dat een andere piloot ook een aandeel had in de treffer. Een andere taak van de Spitfirevliegers en van Rudy is om Mitchell-bommenwerpers te escorteren. Dat betekent gevechten aangaan met Duitse jagers die de luchtvloot aanvallen en tegelijkertijd ook blootstaan aan Duitse Flak (Flugabwehrkanone) op de grond. Een ongewis avontuur. Wanneer de piloten van de RAF van hun missies terugkeren op de Engelse bases, zijn er altijd kisten die voor altijd wegblijven. Rudy beschrijft de vliegersmentaliteit: ‘Leef van de hand in de tand, want morgen ben je er niet meer.’

De krijtrotsen van Dover

650 van de negenhonderd Nederlandse militairen bij de RAF nemen deel aan gevechtsoperaties, 206 sneuvelen, bijna 32 procent. Met andere woorden: één op de drie keert niet terug. Rudy Burgwal schrijft op 1 januari 1944 over de terugvlucht na een missie: ‘’t Is toch een veilig gevoel wanneer je in de verte of soms in de mist die witte krijtrotsen van Dover ziet opdagen.’
Het zijn de laatste regels in het schrift, met alle actie zal hij geen tijd hebben gehad of te moe zijn geweest om verdere wederwaardigheden bij te houden. Een halfjaar later, twee maanden na D-Day, escorteert Rudy opnieuw een groep bommenwerpers naar Frank-rijk. Het is 12 augustus 1944. Een van zijn Spitfire-maten krijgt motorpech en Rudy besluit zijn collega te escorteren naar de thuisbasis. Als die piloot zijn Spit-fire veilig aan de grond zet, kijkt hij uit naar de komst van zijn vriend. Maar Rudy Burgwal keert niet terug. In het persoonlijk RAF-logboek dat iedere flying officer na terugkomst bijhoudt, schrijft een ander in Rudy’s logboek: ‘missing’.

 

Foto's: Rudy Burgwal (NIOD)

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum