17 september verschijnt Zoo lang ik hoop te leven. Het waargebeurde verhaal van de Joodse Alida Lopes Dias (1929-1943), haar poëziealbum en alle meisjes die erin schreven. Op 10 oktober (17.00, inloop vanaf 16.30) vertelt Claudia Carli bij Athenaeum Roeterseiland over het boek. Lees bij ons nu alvast een fragment!
Tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt Alida (Alie) Lopes Dias twaalf jaar en voor haar verjaardag krijgt ze een poeziëalbum. Alie is Joods en aan het begin van het nieuwe schooljaar in 1941 moet ze net als alle andere Joodse kinderen naar een Joodse school. Terwijl het net zich rond hen begint te sluiten, gaat het dagelijks leven door en Alie laat al haar vriendinnetjes in haar album schrijven. Het laatste gedichtje wordt eind 1942 opgeschreven. In het voorjaar van 1943 worden Alie en haar moeder zelf van huis gehaald en naar Kamp Vught gebracht om van daaruit gedeporteerd te worden naar Sobibor. Van de negentien meisjes die in het album hebben geschreven, overleefden er maar zes de oorlog. Alies zus Gretha overleefde en gaf het poeziëalbum tegen het einde van haar leven aan de stiefvader van Claudia Carli, een goede vriend van Gretha. Hij gaf het album aan Claudia.
Zoo lang ik hoop te leven is het verhaal van Alida, haar gezin en haar vriendinnen. En het is een verhaal over liefde, onderdrukking en het hartverscheurende noodlot dat samenkomt in een poeziëalbum.
In 1945 komt Gretha Lopes Dias terug in Nederland, als enige van haar familie. Ze heeft Auschwitz overleefd. Bij thuiskomst vindt ze het poëziealbum van Alie, haar jongere zusje. In het album schreven onder anderen negentien vriendinnetjes een versje. Als laatste schrijft Gretha in het album, geen versje, maar een belofte: ze zal het album haar hele leven bewaren.Toen ik het album voor het eerst zag werd ik het meest geraakt door die belofte van Gretha. Gretha had het album aan mijn tweede vader nagelaten. Hij was een goede vriend van Gretha en haar tweede man Ari. Zonder zijn vriendschap met hen had ik dit boek niet kunnen schrijven. In de laatste jaren van haar leven vertelde Gretha steeds meer over haar zusje, hun ouders, Vught en het onvermijdelijke afscheid. En na haar overlijden besefte ik dat er niemand meer was om het verhaal van Gretha en haar zusje te vertellen. Ik wilde al die verhalen kennen, ik wilde uitzoeken hoe Alies leven eruitzag en wie de vriendinnetjes waren die in haar album hadden geschreven. Ik was gefascineerd door hun mooie meisjeshandschriften en de lieve, ontroerende en soms grappige versjes voor Alie.Ik ben in 2011 begonnen met mijn onderzoek naar de meisjes, dat was niet elke dag, soms gingen er maanden overheen voor ik weer nieuwe informatie kreeg. Dankzij de digitalisering van archieven en reacties daarop, ging het de laatste paar jaar steeds sneller. Er was nog één meisje, Tirtsa, waarvan ik wist dat zij de oorlog had overleefd en nu nog leefde, maar ik kon niet vinden waar. Pas in mei van dit jaar heb ik haar gevonden en kon ik haar verhaal alsnog toevoegen.Tijdens mijn onderzoek heb ik bijzondere vondsten gedaan, ik heb familie van de meisjes gesproken, een zoon en een dochter en het oude buurmeisje van Alie. Maar het meest dierbaar zijn toch wel de vier meisjes die ik heb gevonden die de oorlog hebben overleefd. Nu dames van in de tachtig: Adele Zimmer, Rosa Snijders, Mimi de Leeuw en Tirtsa Steinberg. Mede dankzij hun verhalen en de zwart-witfoto van klas 4A die Rosa mij schonk, heb ik kleur kunnen geven aan de meisjes uit het album. De gebeurtenissen in het boek hebben werkelijk plaatsgevonden. Soms herinnerde iemand zich een gesprek nog letterlijk, maar meestal niet meer dus de meeste dialogen zijn gefictionaliseerd. Achter in het boek staan voorbeelden van hoe ik gedurende mijn onderzoek te werk ben gegaan. De hoofdstukken dragen de namen van de mensen die in het album hebben geschreven, als een eerbetoon. In dit boek is dezelfde volgorde als in het album aangehouden.Slechts zes van de negentien meisjes hebben de oorlog overleefd. De verhalen die ik heb kunnen vinden, heb ik opgeschreven om de belevingswereld van deze meisjes te schetsen, zodat niemand vergeet dat ze hebben geleefd.
Een hele wereld in een klein album.
Claudia Carli, Amsterdam 2019
19 september, de verjaardag van AlieHet maakt niet uit of Alie haar ogen open of dicht heeft: het blijft pikdonker.Aan het geluid van de ratelende karren in de straat te horen is het vroeg in de ochtend. De karren gaan naar de Albert Cuyp. Zij mag er niet meer komen, op geen enkele markt meer. Ze hoort de voordeur zachtjes dichtgaan en trippelende pootjes op de trap: Roosje, die vader volgt. De vaste standplaats van vader is weg en hij loopt nu met een mand met bloemen langs de straten.Haar vader is optimistisch. ‘Als dit alles is dan mogen we blij zijn,’ zegt hij steeds.Alie ruikt een bekende zoete geur. Het ruikt warm en gezellig. Haar buik begint te rommelen.Op de tast verwijdert ze voorzichtig het verduisteringspapier van het raam. Het schemert nog buiten. Ze trekt haar sokken aan en gaat af op de geur in de keuken. Haar moeder heeft ovenwanten aan en worstelt met een bakblik. Ze draagt haar wollen vest over haar nachtjapon. Ze loopt op blote voeten: ze krijgt het snel warm als ze haar voeten bedekt. Moeder veegt een donkere krul voor haar ogen weg. Ze heeft sinds een halfjaar grijze haren tussen haar bruine gekregen. Haar moeder is niet zo optimistisch als haar vader. Ze heeft zorgen, maar nooit als Alie erbij is: alleen als ze denkt dat Alie het niet ziet.Er staan drie cakes op het aanrecht. Een vierde kleeft aan het bakblik.‘Gaat het?’ vraagt Alie.Moeder schrikt op en laat bijna het bakblik vallen. Ze kijkt om.‘Nu is het geen verrassing meer!’ zegt ze.‘De geur had het al verraden,’ antwoordt Alie.Moeder zet het blik weg en geeft haar dochter een kus.Haar omhelzing is stevig. Ze wenst dat Alie honderd jaar mag leven.‘Dan is het 2029,’ rekent Alie uit. ‘Kan ik me dan nog herinneren hoe het vandaag was op mijn verjaardag?’Ze gaat naar de huiskamer, waar Roosje tegen haar op springt.‘Alida Lopes Dias, Govert Flinckstraat 265 eenhoog,’ leest vader van een envelop. ‘Ben jij dat? Chique naam. Ik dacht dat je Alie Dias heette?’ Hij bekijkt haar eens goed, boven zijn brillenglazen uit.Ze wil de brief uit zijn hand pakken, maar hij trekt hem snel weg en tikt op zijn wang.‘Eerst een kus.’Ze geeft hem een harde smak op zijn wang en grist de brief uit zijn handen.‘Gefeliciteerd, sjeintje.’ Hij geeft haar een zoen terug.Het is een verjaardagskaart van tante Kitty, met een afbeelding van Shirley Temple. Tante Kitty en Alie zijn allebei gek op films, maar de bioscoop is sinds kort ook verboden terrein.‘Kitty komt volgende week,’ deelt Alie mee als ze de keuken in loopt, waar haar vader en moeder staan te smoezen. Moeder pakt snel een dienblad met daarop het ontbijt en gaat ermee naar de kamer.‘Komen jullie?’ Ze zet de borden neer en legt een bruin pakje met een witte strik op het bord van Alie. Roosje springt op een stoel, maar wordt er meteen weer af geduwd door moeder.Vader gaat zitten en doet heel erg verrast.‘Wat is dat nou?’ Vader wijst naar het pakje. ‘Ben je jarig of zo?’Alie lacht en trekt de strik van het pakje. Er zit een donkerbruin boekje in, met een print van krokodillenleer.‘Een poesiealbum!’ Ze opent het boekje, de bladzijden zitten nog helemaal tegen elkaar geperst. Het hagelwitte papier ruikt nieuw. Alie houdt van boekjes en papier. Ze kon uren in winkels rondsnuffelen. Maar dat was voor de oorlog. Nu is het een luxe die ze zich niet meer kan veroorloven.‘Wat mooi!’ Ze bedankt haar vader en moeder, pakt een pen uit haar kamer en slaat de eerste bladzijde op.‘Je moet naar school, Aaltje, eet je brood op,’ zegt moeder.‘Heel even,’ zegt Alie, en ze probeert zo netjes mogelijk te schrijven. Je kunt dat maar één keer doen.
© 2019 Claudia Carli en Meulenhoff Boekerij bv