Leesfragment: Apeirogon

27 december 2020 , door Colum McCann
|

'[A] masterpiece, a novel that will change the world, and you don’t hear that very often,' aldus Alex Preston over Colum McCanns Apeirogon in The Guardian. Lees bij ons nu een fragment uit de Nederlandse vertaling van Frans van der Wiel!

De Palestijn Bassam Aramin en de Israëliër Rami Elhanan zijn allebei vader van een dochter en allebei worden ze geconfronteerd met het ergste dat een ouder kan overkomen: het verlies van een kind, door oorlogsgeweld.

Colum McCann vertelt in Apeirogon de onthutsende, waargebeurde verhalen van Aramin en Elhanan, de een aan de ene, de ander aan de andere kant van het Palestijns-Israëlische conflict. McCann neemt geen stelling, maar belicht hun geschiedenissen van alle zijden en geeft zo inzicht in hun mysterieuze wereld en tegelijkertijd brute realiteit. Apeirogon is een caleidoscopische roman, waarin het verhaal wordt afgewisseld met flarden geschiedenis, geluiden, citaten en herinneringen.

 

2016

1

De heuvels van Jeruzalem baden in mist. Rami rijdt op zijn herinnering over het rechte stuk voor hem en schat de afstand tot een komende schuine bocht.
Zevenenzestig is hij, zit diep over de motorfiets gebogen, gewatteerd jack, dichtgeklapte helm. Het is een Japanse motor, 750 cc. Een vlotte machine voor een man van zijn leeftijd.
Rami trekt het gas open, ook al is het slecht weer.
Hij stuurt scherp naar rechts bij de tuinen, waar de mist optrekt en het donker zichtbaar wordt. Corpus separatum. Hij schakelt terug en scheert langs een legertoren. De natriumlampen zien er donzig uit in de ochtend. Het oranje wordt even verduisterd door een kleine zwerm vogels.
Onder aan de heuvel duikt de weg naar een nieuwe bocht, versluierd door de mist. Hij tikt terug naar zijn twee, laat de koppeling los, neemt de bocht soepel en schakelt weer naar zijn drie. Weg Nummer Een staat er boven de ruïnes van Qalunya: hier ligt de hele geschiedenis op een hoop.
Aan het eind van de afrit mindert hij vaart, zwenkt van de invoegstrook naar de rechterbaan, langs borden voor Oude Stad, voor Givat Ram. De snelweg is dun bestrooid met vroege koplampen.
Hij hangt naar links en ritst door naar de linkerbaan, naar de tunnels, de Scheidingsmuur, het stadje Beit Jala. Twee antwoorden voor één zwenking: Gilo aan de ene kant, Bethlehem aan de andere.
Geografie is hier alles.

 

2

deze weg leidt naar zone ‘a’
onder palestijns gezag toegang verboden
voor israëlische ingezetenen
levensgevaarlijk
en in strijd met de israëlische wet

 

3

Jaarlijks overwelven vijfhonderd miljoen vogels de heuvels van Beit Jala. Ze vliegen op oeroude instincten: hoppen, lijsters, vliegenvangers, nachtegalen, koekoeken, spreeuwen, klauwieren, kemphanen, tapuiten, plevieren, honingzuigers, gierzwaluwen, grasmussen, nachtzwaluwen, uilen, meeuwen, haviken, adelaars, wouwen, kraanvogels, buizerds, strandlopers, pelikanen, flamingo’s, ooievaars, zwarte roodstaarten, vale gieren, Europese kanaries, Arabische babbelaars, bijeneters, tortelduiven, braamsluipers, gele kwikstaarten, zwartkoppen, roodkeelpiepers, wouwaapjes.
Het is de op een na drukste trekvogelsupersnelweg van de wereld: minstens vierhonderd verschillende vogelsoorten stromen er op verschillende hoogten overheen. Lange V’s van gakkende vastberadendheid. Eenzame trekkers die laag over het gras scheren.
Elk jaar zien ze een nieuw landschap onder zich; Israëlische nederzettingen, Palestijnse flatgebouwen, daktuinen, kazernes, barricaden, randwegen.
Sommige vogels trekken ’s nachts om roofdieren te mijden, ze vliegen in hun siderische formaties, ellipsvormig van snelheid, plegen tijdens hun vlucht roofbouw op hun spieren en ingewanden. Andere reizen overdag om gebruik te maken van de thermiekbellen die van onderaf opstijgen, warme wind die hun vleugels optilt en waarop ze kunnen meeliften.
Soms verduisteren grote zwermen de zon en werpen schaduwen over Beit Jala: de akkers, de steile terrassen, de olijfgaarden aan de rand van de stad.
Ga op een willekeurig moment van de dag in de wijngaard van het klooster van Cremisan liggen en je ziet de vogels boven je in hun kwetterende lijnen over komen.
Ze strijken neer op bomen, telegraafpalen, elektriciteitskabels, watertorens en zelfs op de rand van de Muur, waar ze soms een doelwit zijn voor jeugdige stenengooiers.

 

4

De vroegste slingers waren gemaakt van een matje van runderhuid ter grootte van een ooglap met gaatjes erin voor de leren riemen die het samenhielden. De slingers waren door herders bedoeld om roofdieren van hun zwervende kuddes te verjagen.
De herder hield het matje in zijn linkerhand, de riemen in zijn rechter. Er was veel oefening nodig om nauwkeurig te mikken. Nadat de slingeraar een steen in het builtje had gelegd, trok hij de koorden strak. Hij zwaaide het een paar keer in een grote boog boven zijn hoofd totdat hij een van de koorden losliet. Het zakje vloog open en de steen schoot weg: sommige herders konden op tweehonderd passen afstand een doel ter grootte van een jakhalsoog raken.
De slinger werd algauw onderdeel van de kunst van het oorlogvoeren: je kon ermee langs een steile helling en over kanteelmuren schieten, wat hem onontbeerlijk maakte bij aanvallen op versterkte steden. Er werden massa’s langeafstandsslingeraars ingezet. Ze droegen pantserhemden en bereden strijdwagens volgeladen met stenen. Wanneer het terrein onbegaanbaar werd – ringgrachten, loopgraven, droge woestijnkloven, steile dammen, wegen bezaaid met zwerfkeien – klommen ze uit hun wagens, sloegen hun versierde steenkokers over hun schouder en gingen te voet verder. De diepste kokers bevatten soms wel tweehonderd kleine stenen.
Ter voorbereiding van de slag was het gebruikelijk tenminste één van de stenen te beschilderen. Die talisman werd op de bodem van de koker gelegd wanneer de slingeraar ten strijde trok, in de hoop dat hij zijn laatste steen nooit hoefde te gebruiken.

 

5

Rondom het strijdgewoel werden kinderen – acht, negen, tien jaar oud – ingezet om vogels uit de lucht te schieten. Ze zaten klaar in wadi’s, verstopt in woestijnstruiken, wierpen stenen vanaf verdedigingsmuren. Ze schoten tortelduiven, kwartels, zangvogels.
Sommige vogels werden nog levend gevangen. Ze werden opgeraapt en in houten kooien gezet, met uitgestoken ogen om ze het idee te geven dat het permanent nacht was: dan zouden ze zich dagen achtereen volproppen met graan.
Vetgemest tot twee keer hun vlieggewicht werden ze in kleiovens gebraden en opgediend met brood, olijven en kruiden.

 

Copyright © Colum McCann 2020
Copyright © Nederlandse vertaling Frans van der Wiel en Uitgeverij De Harmonie

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum