Leesfragment: Confettiregen

13 maart 2020 , door Splinter Chabot
|

Het debuut van Splinter Chabot, Confettiregen, doet het goed in de bestsellerlijsten. Tijd om zelf een fragment te lezen!

Confettiregen is een prachtig, ontwapenend en ontroerend verhaal over een jongen genaamd Wobie die opgroeit in een warme en veilige omgeving. Als in een sprookjeswereld. Eenmaal op school komt hij erachter dat zijn enthousiasme volgens sommigen gekooid moet worden, dat sommige kleren alleen voor meisjes bestemd zijn en dat verliefdheid ingewikkelder is dan een hartje tekenen.

Aan de hand van drie bepalende ontmoetingen in zijn jeugd, komt Wobie steeds meer over zichzelf te weten. Naarmate hij ouder wordt ontdekt hij langzaam maar zeker dat hij anders is dan zijn broers, anders dan zijn meeste klasgenoten, anders dan wie hij dacht te zijn. Anders dan wie hij wilde zijn. Langzaam sluipt er een grijze mist in zijn leven, en begint hij iets te ontdekken dat eerst genegeerd, vervolgens gevreesd, maar uiteindelijk gevierd wordt. Dit boek is een dagboek van die worsteling en die zoektocht.

Confettiregen is niet alleen een geweldig verhaal om te lezen maar ook een belangrijk boek dat verschillende generaties herkenning zal geven en verschillende generaties zal raken.

 

Ik was jarig, ik werd zes. Het huis sliep, maar ik was klaarwakker. Aan zijn ogen zag ik dat Tijger me feliciteerde. Ik bleef liggen wachten totdat het licht op de gang aanging. Vervolgens zou dan het licht in de badkamer aangaan en papa's of mama's hoofd om het hoekje verschijnen - en dan was ook voor de rest van de wereld mijn verjaardag begonnen. Of op z'n minst voor de rest van dit huis. Ik kon niet wachten. Als iemand jarig was, mochten er ballonnen en slingers worden opgehangen. Mocht er worden gezongen en kaarsjes worden uitgeblazen. Kon confetti door de lucht zweven. Ik wilde dat er elke dag iemand jarig was in huis, zodat elke dag bijzonder zou zijn en elke dag versierd mocht worden.
Het eerste licht ging aan. Het tweede licht ging aan. De deur werd geopend. Papa's hoofd kwam het hoekje om. Iets moeilijker te herkennen dan normaal, want zijn bril ontbrak. 'Er is iemand jarig!' Ook papa had zin in deze dag, dat was duidelijk. Klaarwakker sprong ik op en ging mee. Op je verjaardag werd je opgehaald en mocht je bij mama en papa komen. De grote slaapkamer met in het midden het grote zachte bed waar zij samen in sliepen. Je mocht nooit het bed in. Óf je mocht op de rand gaan zitten, óf je bleef staan, maar ín bed - dat behoorde niet tot de mogelijkheden. Behalve als je jarig was, dan was alles anders. Dan mocht je als feestvarken het bed in kruipen, naar het midden. Rechts zat mama, links zat papa en jij als jarige zat daar veilig tussenin. Ik genoot van het klauteren over de dekens, het dekbed, de kussens. Het leek wel een eindeloze slaapwolk.
Mijn jongste broertje was direct meegegaan. Al even blij. Stiekem hoopte hij vast op veel speelgoed, zodat we na school samen konden spelen. De andere broers waren inmiddels ook opgestaan en namen plaats rondom het bed. Aan het voeteneinde lagen de cadeaus. Zoals altijd prachtig ingepakt - mijn moeder maakte daar serieus werk van. Alsof de pakjes onderling ook een feestje te vieren hadden. Sommige zaten in een glitterverpakking, op andere waren vlinders geplakt, of bloemen. Weer andere waren versierd met grote strikken. Een cadeautjesbal. Een deel van de verpakking en versiersels herkende ik - mama had de gewoonte om inpakpapier en linten die ze mooi vond opnieuw te gebruiken.
Voordat ik de pakjes mocht uitpakken, werd er gezongen. Met volle overtuiging, al kon niemand echt zingen. Toch glom ik. Ik keek naar papa, naar mama, ik was jarig. Vandaag mocht ik verzinnen en bedenken wat ik wilde. Vandaag was alles leuk en vrolijk. Vandaag zou de zon schijnen in huis en daarbuiten, ook als de zon zou besluiten om niet te schijnen.
Tussen al die pakjes, in allerlei soorten en maten, lag een klein, rechthoekig cadeautje. Mama had het extra mooi versierd. Er zaten glitters en steentjes op, een lint én een vlinder. Meestal had ze zich beperkt tot één versiersel, maar dit cadeau had het allemaal. Alsof het extra bijzonder was. Een extra belangrijk cadeau. Een primus inter pares.
Ik pakte het uit, gespannen, maar bovenal ontzettend nieuwsgierig. Wat zouden mama en papa in deze verpakking verstopt hebben? Mijn kleine vingers scheurden het papier voorzichtig open. Ik kon niet wachten, maar versnelde toch niet, omdat ik de nieuwsgierigheid heerlijk vond. Langzaam kwam een kartonnen velletje tevoorschijn. Toen ik het omdraaide, zag ik wat ik gekregen had. Ik bleef kijken, zonder iets te zeggen. Het cadeau was prachtig.
Het was een rechthoekig kartonnetje met daarop allemaal verschillende plastic plakoorbellen en plastic ringen. Zilver, roze, met glitter en glinster. Sommige hadden de vorm van een dier, zoals een zeepaardje of een zeester. Andere waren rond of rechthoekig. Ik was dolblij, hield het in de lucht en keek naar mijn broers. Kijk!
Na het uitpakken van de cadeautjes kleedde ik me zo snel als ik kon aan, ik wilde terug naar mijn cadeau. Frisgewassen en in mijn verjaardagskleren pakte ik het kartonnetje en liep naar de spiegel in de badkamer. Het voelde alsof ik eindeloos naar dit moment had uitgekeken! Ik nam het eerste setje en plakte die op mijn oren. Daar zaten ze. In de spiegel zag ik mijn versierde zelf. Die twee zilveren plastic plakoorbellen, alsof ze daar altijd al hadden gehoord. Nu was ik zowel vanbinnen als vanbuiten écht jarig.
Ik liep de trap af naar de eerste verdieping, klaar voor het feestontbijt. De eettafel was een grote pingpongwedstrijdtafel. Hoe onze ouders eraan waren gekomen, wisten we niet, maar we aten er al jaren aan. Hij was gigantisch, we konden er makkelijk met z'n zessen aan eten. In het midden stond een kaarsencircus. Ik nam plaats op mijn verjaardagstroon.
Na het ontbijt werden mijn broertje en ik aan de hand van onze vader naar school gebracht. Mijn vaders hand was een lieve hand, eentje waarin mijn vingers veilig gevangen waren. Het was een hand die me op dit soort dagen veilig naar school bracht. Bij het schoolplein liet hij ons los. In de klas mocht ik op de stoel gaan staan, vuurtorenhoog, en werd er voor me gezongen. Na het zingen mocht ik trakteren, mama had een grote rieten mand met linten versierd en gevuld met chocolaatjes. De mand werd langzaamaan steeds leger. Met de overgebleven chocolaatjes en een grote kaart met dieren erop mocht ik langs de andere juffen en meesters. In ruil voor mijn traktatie zouden ze dan wat liefs op de achterkant van de kaart zetten. Een landkaart bestaande uit lieve woorden, stickers en kleurrijke tekeningen. Ik voelde me jarig, écht jarig.
In de pauze gingen we verstoppertje spelen. Het viel me op dat de jongens uit de hogere klassen aan het lachen waren. Hard aan het lachen. Sommigen klapten zelfs naar voren. Waarom moesten ze zo lachen? vroeg ik me af. Zo vreemd was het niet dat wij op onze leeftijd verstoppertje speelden, iets waarvoor zij zichzelf duidelijk te stoer vonden.
Toen ik ze beter bekeek, zag ik dat ze wezen. Ze wezen naar ons, naar onze groep, naar de kinderen die al uit hun verstopplek waren gehaald. Maar toen ik nog beter keek, zag ik dat ze naar mij keken. Konden ze misschien zien dat ik jarig was? Ik begreep het niet en keek naar mijn schoenen. Was ik misschien vergeten mijn veters te strikken en dachten ze dat ik mijn strikdiploma niet had gehaald? Nee, ze zaten in een prachtige lus, een lus als een schoenkus. Ik probeerde te achterhalen wat er dan zo grappig kon zijn en keek naar hun vingers. Ze wezen naar mij. Ik volgde de vingers. Ik had het goed gezien, de vingers wezen naar mij, maar niet zomaar naar mij, ze wezen naar mijn gezicht. Ze wezen naar mijn oren. Alsof daar iets bizars te zien was, iets abnormaals, iets ongehoords. Met mijn vingers ging ik naar mijn oren. Daar voelde ik wat ze zagen en direct wist ik waarom ze moesten lachen. Die zilveren plastic plakoorbellen. Mijn zilveren plastic plakoorbellen. Ik haalde ze meteen weg en stopte ze in mijn zak.
Toen we na school met papa naar huis waren gelopen en ik thuis aankwam, liep ik de twee trappen naar mijn kamer op. Tussen de andere cadeaus zocht ik naar het kartonnetje op mijn bed. Vervolgens knipte ik met een schaar de verschillende paren los, stopte ze een voor een in andere enveloppes en plakte die dicht.
De volgende dag nam ik de enveloppes mee naar school en deelde ze uit aan de meisjes uit de hogere klassen.

[...]

 

© Splinter Chabot

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum