Leesfragment: D

22 september 2020 , door Michel Faber
|

Nu in de winkel: D. Een geschiedenis van twee werelden van Michel Faber (D (A Tale of Two Worlds), vertaald door Harm Damsma en Niek Miedema). Lees bij ons een fragment!

Dhikilo is anders dan de andere kinderen op haar school. Ze woont in een slaperig Engels kuststadje, maar werd geboren in een land dat eigenlijk niet bestaat. Haar ouders heeft ze sinds haar geboorte niet meer gezien. Het avontuur van Dhikilo begint wanneer plots de letter D volledig uit de taal verdwenen is. Dhikilo lijkt de enige te zijn die dit doorheeft. Om de D terug te krijgen betreedt zij met een overleden professor en zijn sfinx de magische wereld Liminus. Daar moet ze het opnemen tegen de Gamp, Liminus' verschrikkelijke dictator.

Tijdens haar avontuur komt ze de meest wonderlijke wezens tegen. Kan Dhikilo voorkomen dat de Gamp de taal vernietigt? En kan zij, een meisje zonder verleden of land, uitvinden wie ze is en waar ze thuishoort?

 

Om te beginnen

Elke ochtend weer gaf het eerste straaltje licht haar het gevoel dat de zon ergens was waar hij niet hoorde, of dat zij ergens was waar ze niet hoorde, of allebei. Als ze wakker werd in haar grote zachte bed, onder een dekbed met lachende blonde prinsesjes, was het koude Engelse licht al druk bezig bezit te nemen van de kamer en zag alles er vreemd uit.
Ze vertelde dat aan haar vriendin Mariette en Mariette zei: ‘Het komt vast doordat je het licht van thuis mist.’
‘Thuis?’ zei Dhikilo.
‘Waar je vandaan komt.’
‘Ik denk het,’ zei Dhikilo. Maar ze dacht het niet echt. Ze had geen herinneringen aan waar ze vandaan kwam en ze was er ook nooit terug geweest. Die plek bestond niet eens.

Mariette, Dhikilo’s beste vriendin, kwam uit Frankrijk. Daar was Dhikilo ook nooit geweest, maar het bestond wel, dat was zeker. Er gingen de hele tijd mensen naartoe. Het lag direct aan de overkant van Het Kanaal. Op heldere dagen kon ze het vanaf de kliffen bij Cawber zelfs zien. Dan was het een wazig streepje tussen het zilvergrijs van het water en het blauw van de hemel.
Het vasteland van Europa was vlakbij. Tussen de krijtrotsen van Dover en een vaag zichtbare havenstad die Calais heette voeren de veerboten af en aan, en onderweg kwamen ze dan langs Cawber. Onder de zee lag een tunnel voor auto’s, vrachtwagens en andere voertuigen, die Engeland verbond met de rest van de wereld. In de zomermaanden kwamen er busladingen toeristen doorheen, die Cawber kwamen bezoeken. De bussen parkeerden langs een boulevard die de Promenade genoemd werd, waarna er allemaal Franse gezinnen langs de kliffen liepen en in hun eigen taal pratend Engelse snacks aten. Ook kwamen er Duitsers, Japanners, Spanjaarden, Italianen en Amerikanen. Al die mensen kwamen uit echte landen, landen die weleens in de krant stonden en politici hadden die andere politici de hand schudden terwijl fotografen daar plaatjes van schoten.
Fiona, een van Dhikilo’s andere vriendinnen, kwam uit Schotland. Dat was ook een land, ook al hoefde je geen zee over te steken om er te komen. Het was cool om uit Schotland te komen. Iedereen had ervan gehoord, maar het lag toch ver weg, met prachtige oude bergen en grote, moderne steden, en het was heel vaak op tv. Een prima combinatie.
De plek waar Dhikilo vandaan kwam was nooit op tv en niemand had ervan gehoord. Soms zeiden mensen weleens dat ze ervan hadden gehoord, maar na een tijdje realiseerde ze zich dan dat ze een ander land bedoelden, met een naam die leek op die van haar land, maar niet die van haar land was.
‘Ik kom niet uit Somalië,’ zei ze dan. ‘Ik kom uit Somaliland.’
Waarop mensen haar ongelovig aankeken, alsof ze hun net verteld had dat ze uit Spanjeland of Australiëland kwam. Alsof ze een flauw grapje maakte. Of ze vroegen: ‘Wat is het verschil?’
En daar had ze dan geen antwoord op, omdat ze het niet echt wist.

 

Een folder met adviezen

Sommige namen waren lastig als je ze had, en andere niet. Namen als Gail, Sarah, Mariette, Lucy, Susan of zelfs Siobhan waren oké, maar Dhikilo was te ongebruikelijk en moest worden afgekort. Haar vriendinnen noemden haar Dicky. Een paar andere meisjes noemden haar Dick en ze wist niet zeker of dat beledigend bedoeld was of niet.
Dhikilo vond het soms moeilijk om te bepalen of de andere meisjes aardig tegen haar deden of niet. Toen ze pas op de middelbare school zat had ze een folder gekregen met adviezen over hoe je moest omgaan met pesten. Ze was er nog niet aan toegekomen die te lezen toen een ouder meisje dat Kim heette met opzet lijm in haar haar had gespoten. Dhikilo had toevallig net een boek in haar handen, een dik, zwaar geschiedenisboek, en daar sloeg ze het oudere meisje zo hard mee tegen haar voorhoofd dat Kim achteroverviel en in haar val verschillende van haar vriendinnen meenam. Het was heel slecht van haar geweest om zo uit te halen, en het kind had er (zoals haar mentor naderhand uitlegde) hersenletsel aan kunnen overhouden, en toen Dhikilo na thuiskomst de folder over pesten las moest ze toegeven dat bij de tips die daarin stonden geen melding werd gemaakt van het tegen de vlakte slaan van je kwelgeesten.
Hoe dan ook, daarna werd Dhikilo niet meer gepest. Tenzij je meetelde dat sommige meisjes ‘Dick’ tegen haar zeiden en dat ze niet zoveel vriendinnen had als de meeste meisjes op school. Ze had dat ooit uitgerekend. De populairste meiden hadden dertien of veertien vriendinnen met wie ze omgingen, en de minst populaire hadden er nul, terwijl zeven het gemiddelde was (dat begrip had ze met wiskunde geleerd). Dhikilo had er drie. Rekenkundig gezien viel ze daarmee in het laagste percentage vriendschappen.
Maar dat gaf niks. Drie was genoeg om mee om te gaan. Mensen waren rare wezens en soms werd je al moe als je alleen maar aan ze dacht.

 

© 2020 Michel Faber
© 2020 Nederlandse vertaling Harm Damsma en Niek Miedema/ Uitgeverij Podium

pro-mbooks1 : athenaeum