Leesfragment: Dagboek van een fotograaf

01 juli 2020 , door Stephan Vanfleteren
|

Morgen verschijnt Dagboek van een fotograaf. Coronawandelingen van Stephan Vanfleteren. Lees bij ons alvast een fragment!

Op 13 maart, precies het moment dat de wereld stilviel, begon Stephan Vanfleteren te wandelen. Hij wandelde bij valavond, vaak was hij uren onderweg. Hij zag het lente worden. ‘Alles zoals altijd. En toch kijk je nu beter. Je ziet dat de winterstormen het strand hebben veranderd. Dat vloed anders terugstroomt naar de zee. Je fantaseert uitvergrote virussen in de kruinen van de geknakte bomen.’ Gaandeweg raakt hij op de 15 kilometer rond zijn huis uitgekeken en breidt hij zijn actieradius uit. Onderweg fotografeert hij, maar hij houdt ook een dagboek bij. Hij noteert wat hij ziet, voelt en overdenkt. Na tweeënhalve maand is er het besef dat de stilte weg is. Stephan Vanfleteren eindigt zijn dagboek een paar weken later, als de zomer aanbreekt.

Dagboek van een fotograaf legt op een fijnzinnige, persoonlijke en nabije manier de meest ingrijpende maanden uit onze hedendaagse geschiedenis vast.

 

Dagboek van een fotograaf

Zevenenzeventig avondwandelingen, één middagwandeling, twee keer gespijbeld en één nuit blanche.
Duizenden foto’s. Geen enkele in dit boek.
Wel woorden van een fotograaf, zinnen van een dyslecticus, verhalen van een kijker, overpeinzingen van een wandelaar, het dagboek van een mijmeraar.

Opgetekend tijdens het voorjaar van 2020, tijdens een belangrijk tijdsgewricht met een nieuwe realiteit.
Een wereld waarin virussen mensen vloeren, een pandemie onze angsten aanwakkert en isolatie ons doet verlangen.
Dit is niet alleen het dagboek van een fotograaf maar ook het relaas van een onzekere koorddanser. Bij tijden met hoogtevrees.
Schoenmaker, blijf bij uw leest. Het is een wijsheid.
De winkels zijn gesloten. Ook de schoenmaker. Wandelen verslijt je schoeisel. Dus schrijf ik zelf het rubber van mijn zolen.
Liever dat dan opgesloten zitten. Schoenwinkels hebben geen pashokjes, enkel spiegels.
Kijk niet naar mijn schoenen.
Kijk niet naar mijn voeten.
Lees mijn voetafdrukken.

Vrijdag 13 maart

Vrijdag de dertiende.
Ik ben niet bijgelovig. Maar als ik kan kiezen of ik onder of naast een ladder stap, dan kies ik voor het laatste. Liever een witte kat dan een zwarte, maar doe toch maar een hond.
Een hoed zal ik nooit op bed leggen.
Nee, ik ben niet bijgelovig, maar je weet toch nooit.

Vanavond heb ik een artist talk.
Tijdens mijn introductie, waar ik de toeschouwers in de zaal zal wijzen op hun roekeloze gedrag omdat ze dicht naast elkaar hun leven riskeren, zal ik dat zo lang blijven volhouden tot de eerste angsthaas de zaal uit loopt.
De grap komt er niet.
Mijn artist talk werd gisteren afgelast. COVID-19.

Planken van een schouwburg worden zand van een strand. Ik Ga Wandelen!
Drie compagnons gaan mee: mijn vrouw, mijn hond, mijn fototoestel.
De zee is minder stressvol dan een volle zaal.

Na de wandeling gaan we op restaurant, nu het nog kan.
We zijn gul met gin-tonics en sharen het voedsel met onze ongewassen handen.
Onze tweelingdochters zouden normaal hun sweet 18 party vieren. Maar gezien de omstandigheden vonden ze dat toch niet zo’n goed plan, waardoor ze deze laatste ‘vrije’ uren samen met hun oudere broer, onze hond Kosmos en ons aan tafel zitten.
La famille est complète.

Om middernacht gaat in mijn land de lockdown van start.
Er hangt een bijzondere koorts in de stad. Alle restaurants en cafés zitten eivol. Iedereen perst nog even dat korte geluk door maag en keel. We zijn opgewonden en dronken. We zijn klaar voor het onbekende.
Er staat iets te gebeuren.

Zaterdag 14 maart

Alles gaat dicht. Ook mijn overzichtstentoonstelling Present in Antwerpen sluit de deuren.
Alleen apothekers, krantenwinkels en voedingszaken blijven open. Gezondheid, informatie en voeding, de heilige drievuldigheid.

Het land ligt stil.
Ik kijk door mijn raam. Er is niemand. Een auto staat als enige op het pleintje geparkeerd. Het is de mijne.

Drie dagen geleden werd melding gemaakt van de eerste Belgische dode.
Hij krijgt geen naam in de krant.
De dood is anoniem, het virus bekend.
covid-19 velt een man van net geen 91 jaar.
De eerste scalp is binnen.
Zijn uitbreidende territorium wordt ons nieuwe reservaat.

Ik sta aan de grens met Frankrijk. Het is een stukje niemandsland tussen de Schuilhavenlaan in De Panne en Camping Perroquet in Bray-Dunes.
Er is een storm langsgeraasd waar niemand over spreekt. Corona eist iedere pagina van de krant op.
De zee heeft als een guillotine de voet van de duin afgehakt. Restanten uit de Tweede Wereldoorlog komen tevoorschijn. Een ‘zwijnenstaart’, een ijzeren geplooide staak voor prikkeldraad, ziet voor het eerst in tachtig jaar het licht. Ook een antitankobstakel toont na lange tijd zijn betonnen huid. Een bunkertje verderop is nog meer vrijgekomen. In zijn oorlogsjaren stond het in de duinen, maar door de stijgende zeespiegel kalft het land langzaam maar zeker af en ligt het bouwwerk nu op het strand.
De zee trekt het laken naar zich toe.

Zondag 15 maart

De weg stopt. Of juister, de weg verdwijnt. De hevige regenval van de afgelopen weken heeft de IJzer uit haar oevers doen treden.
Een beekje is een gigantische plas geworden. Aan de overkant zie ik het asfalt weer opduiken. Ik fantaseer er het verloop van de weg onder het water bij.
‘Fleterna-fietsroute’, lees ik op een wegwijzer in de berm.
Maar ik wil niet fietsen, ik wil wandelen.

Maandag 16 maart

In de gereedschapskist in de kelder heb ik er eindelijk een gevonden. Geen idee hoelang dat ding daar al in zit. Van FFP2 heb ik nog nooit gehoord. Maar ik ben blij met mijn vondst, want een reiziger die net uit een tjokvol vliegtuig komt, is niet mijn ideale passagier.
De reiziger is een vriend die halsoverkop uit Bali is vertrokken. Zijn angst voor het virus was sterker dan zijn liefde voor de surf. Ik stel voor om hem op te halen aan de nationale luchthaven. Ik ben coronataxi van dienst.

Het is rustig. Enkel ‘gearriveerden’, geen ‘vertrekkers’. Het scheelt de helft. Meer reizigers met dan zonder mondmasker, schat ik. Anonieme mensen die met rechthoeken voor hun mond in plaats van balkjes over hun ogen helemaal onherkenbaar worden. Het is onwennig.
Ik zie geen mensen, ik zie virusverspreiders.
De aankomsthal blijft me bespaard. Dat soort plaatsen wordt door mijn aangewakkerde active alert covid detection in mijn brein tot een Tomorrowland van virussen herleid.
De vriend staat gelukkig buiten te wachten, mét mondmasker. Door zijn gestalte en zijn enthousiasme van mij te zien, herken ik de reus. Blijdschap zie je in de ogen, ondanks een verborgen mond.

Bij het uitladen van de bagage thuis worden we uitgelachen.
Een bejaard koppel op elektrische fietsen vindt onze mondkapjes ridicuul en overdreven. We staan verstomd – we beschermen zowel ons als de ander, en men vindt ons idioot?
De vriend gaat wild tekeer. Is het de jetlag of zijn temperament? Ik vermoed beide. ‘Godverdomme, ik hoop dat jullie corona krijgen, en kanker erbovenop!’
Hoewel ze kunstmatig snel voorbij zijn, moeten ze hem gehoord hebben. Mondmaskers zijn niet helemaal geluidwerend.

Dinsdag 17 maart

Duister maakt alles kleurloos. Het groen van het bos wordt grijs.
Nachtblindheid. Mijn ogen worden oud. Of worden ze moe van al dat kijken?
In een tunnel van struiken verlies ik mijn dieptezicht. Er is geen enkele lichtbron, behalve een plafond van gedempt licht boven de kruinen. De witte vacht van mijn hond leidt me. Een blinde met zijn hond. Ik hoor niets in mijn ‘bos van de vallende bomen’, behalve mijn schoenzolen die de grond raken. In de verte geen auto’s, geen tractors op het veld, geen voetbal op het trainingsplein. Geen galm of echo. Niets. Ik vergeet zelfs mijn tinnitus.
Toch ben ik niet alleen. In de verte zie ik een schim. Niet veel meer dan een gebroken witte jas of deken over een silhouet. Mijn hond gaat aan de leiband, want in de nacht reageert de viervoeter anders op mensen dan in de dag. Maar de tegenligger kruist me niet.
Misschien heeft de wandelaar net iets meer angst dan ik.
Wie loopt er ’s nachts trouwens in een bos rond? Een potloodventer, een slapeloze, een stroper, een serieverkrachter, een coronaslaapwandelaar?
Ergens is er iemand in mijn buurt, daar ben ik zeker van. Misschien word ik wel bekeken. Soms sta ik stil, kijk om me heen en schijn met het ingebouwde lampje van mijn smartphone rondom mij. Geen spoor van leven. Ik zie weer kleur. Groen en bruin. Gebladerte en schors.
Licht is mijn enige wapen.

 

Copyright © 2020 Stephan Vanfleteren

pro-mbooks1 : athenaeum