Leesfragment: De jaren

30 oktober 2020 , door Annie Ernaux
|

Nu in de winkel: Annie Ernaux' De jaren (Les Années, vertaald door Rokus Hofstede), een van de 21 beste romans van de eeuw volgens De Groene Amsterdammer. Bekijk de trailer en lees hier een fragment.

De jaren vertelt het verhaal van de periode 1941-2006 door de lens van het geheugen, van tegenwoordige en herinnerde indrukken, culturele gewoonten, taal, foto’s, boeken, liedjes, radio, televisie, reclame en krantenkoppen. Annie Ernaux slaagt erin een vorm uit te vinden die zowel subjectief als onpersoonlijk, particulier als collectief is, een nieuw genre in feite – de collectieve autobiografie – dat beoogt het verleden te vangen in een messcherpe, van alle pathos gespeende stijl. Als vermenging van autobiografische fictie en sociologie is De jaren ‘een Op zoek naar de verloren tijd van ons tijdperk van mediadominantie en consumentisme’ (The New York Times), een ongeëvenaarde krachttoer en een monumentale bijdrage aan de twintigste-eeuwse Franse geschiedenis zoals weerspiegeld in het leven van één vrouw.

N.B. Bob Kappen bespreekt De jaren ook voor ons. En eerder besprak Joeba Bootsma voor ons Meisjesherinneringen.

 

Alle beelden zullen verdwijnen.

de op haar hurken zittende vrouw die, na de oorlog, in Yvetot op klaarlichte dag urineerde achter een als café dienstdoende barak, aan de rand van de kapotgeschoten huizen, daarna overeind kwam, met opgeschorte rok haar broekje omhoogtrok en weer het café binnen ging

het betraande gezicht van Alida Valli dansend met Georges Wilson in de film Une aussi longue absence

de in de zomer van ’90 terloops op een trottoir in Padua geziene man, met handen die aan zijn schouders vastgegroeid zaten, waardoor je meteen terugdacht aan softenon, het middel dat zwangere vrouwen dertig jaar eerder voorgeschreven kregen tegen misselijkheid, en tegelijk ook aan het grapje dat nadien de ronde deed: een aanstaande moeder breit haar babyuitzet bij elkaar en slikt stipt softenon, na elke toer een pilletje. Een geschrokken vriendin zegt: weet je dan niet dat je baby wel eens zonder armen geboren zou kunnen worden, waarop zij zegt: ja dat weet ik, maar ik weet niet hoe ik de mouwen moet breien

Claude Piéplu aan het hoofd van een peloton soldaten van het vreemdelingenlegioen, met in zijn ene hand de vlag en in zijn andere het touw waaraan hij een geit voorttrekt, in een film van Les Charlots

die majesteitelijke, aan alzheimer lijdende dame, net als de andere bewoonsters van het bejaardentehuis gekleed in een bloemetjesblouse, al had zij daarbij een blauwe sjaal over haar schouders geslagen, die onafgebroken met een blik vol minachting door de gangen schreed, als was ze de hertogin van Guermantes in het Bois de Boulogne, en die deed denken aan Céleste Albaret zoals ze op een avond was verschenen in een uitzending van Bernard Pivot

op een toneel in de openlucht, de vrouw die opgesloten zat in een doos waar mannen van alle kanten zilveren zwaarden doorheen hadden gestoken – en die levend naar buiten kwam, want het ging om een goocheltruc getiteld De lijdensweg van een vrouw

de in kanten lompen gehulde mummies bungelend aan de muren van de Catacombe dei Cappuccini in Palermo het gezicht van Simone Signoret op het affiche van Thérèse Raquin

de op een voetstuk ronddraaiende schoen in een André-winkel in de Rue du Gros-Horloge in Rouen, en rond dat voetstuk hetzelfde zich onophoudelijk herhalende zinnetje: ‘Baby loopt en groeit vlot met Babybotte’

de onbekende man op Stazione Termini in Rome die de store van zijn eersteklascompartiment half had laten zakken zodat hij tot zijn middel onzichtbaar was, en die, van opzij gezien, aan zijn geslachtsdeel frunnikte ten overstaan van de uit het venster hangende jonge reizigsters in de trein op het tegenoverliggende spoor

de figuur in een bioscoopreclame voor het afwasmiddel Paic die welgemoed vieze borden stukgooide in plaats van ze af te wassen. Een commentaarstem zei streng: ‘Dat is niet de oplossing!’, en de figuur keek wanhopig op naar de toeschouwers: ‘Maar wat is dan wel de oplossing?’

het pal naast een spoorlijn gelegen strand van Arenys de Mar, de hotelgast die leek op Zappy Max

de pasgeborene die als een gevild konijn omhoog werd gehouden in de verloskamer van de Pasteurkliniek in Caudéran, en die een halfuur later helemaal aangekleed op zijn zij lag te slapen in het kleine bedje, met één handje tevoorschijn komend vanonder de tot zijn schouders opgetrokken lakens

de zwierige gestalte van acteur Philippe Lemaire, getrouwd met Juliette Gréco

in een reclamespot op televisie, de vader die tevergeefs, stiekem achter zijn krant, probeert een Picorette op te gooien en met zijn mond op te vangen, net als zijn dochtertje

een huis met een prieel van wilde wingerd, dat in de jaren zestig een hotel was, op nummer 90 A aan de Zattere in Venetië

de honderden verstijfde gezichten, door de overheid gefotografeerd vóór het vertrek naar de kampen, op de muren in een zaal van het Palais de Tokyo in Parijs, ergens halverwege de jaren tachtig

de boven de rivier gebouwde wc, op de binnenplaats van het huis in Lillebonne, en de met papier vermengde uitwerpselen die zachtjes werden meegevoerd door het eromheen klotsende water

alle schemerige beelden uit de vroegste kinderjaren, met de plassen licht van een zomerzondag, de droombeelden waarin overleden verwanten uit de dood opstaan, waarin je over ondefinieerbare wegen loopt

dat van Scarlett O’Hara, hoe ze het lijk van de yankee-soldaat die ze net heeft doodgeschoten door het trappenhuis sleurt – hoe ze door de straten van Atlanta holt op zoek naar een dokter voor Melanie, die op bevallen staat

dat van Molly Bloom, die naast haar man ligt en zich de eerste keer herinnert dat ze door een jongen werd gekust en dan zegt ja ja ja

dat van Elizabeth Drummond, in 1952 met haar ouders vermoord op een weg in Lurs

de werkelijke of de gefantaseerde beelden, de beelden die je achtervolgen tot in je slaap
de beelden van een moment die baden in een licht dat alleen die beelden eigen is

Ze zullen allemaal in één klap verdwijnen, zoals ook zijn verdwenen de miljoenen beelden achter de voorhoofden van grootouders die een halve eeuw geleden zijn overleden, van ouders die intussen ook dood zijn. Beelden waarop je als kleuter voorkwam naast andere mensen die al waren overleden voordat je geboren was, precies zoals in onze herinneringen onze jonge kinderen aanwezig zijn naast onze ouders en onze schoolvriendinnen. En eens zullen wij in de herinneringen van onze kinderen voorkomen te midden van kleinkinderen en van mensen die nog niet geboren zijn. Het geheugen stopt nooit, net zomin als de seksuele begeerte. In het geheugen vindt de koppeling plaats tussen de doden en de levenden, tussen werkelijke en gefantaseerde wezens, tussen droom en geschiedenis.

 

Abrupt zullen tenietgaan de duizenden woorden die dienden om dingen, gezichten van mensen, handelingen en gevoelens te benoemen, die de wereld ordenden, die zorgden voor een bonzend hart en een vochtige vulva

de slogans, de graffiti op de muren van straten en wc’s, de gedichten en de schuine moppen, de titels

anamnese, epigoon, noëma, theoretica, termen genoteerd in een opschrijfboekje met ernaast hun definitie om ze niet steeds in het woordenboek te hoeven opzoeken

de zinswendingen die door anderen losjes werden gebruikt en waarvan je niet dacht dat je dat zelf op een dag zou kunnen, het valt niet te ontkennen dat, dat laat onverlet dat

de verschrikkelijke zinnetjes die eigenlijk vergeten hadden moeten worden, hardnekkiger dan andere, juist door de inspanning die het kostte om ze te verdringen, je ziet eruit als een verlepte hoer

de zinnetjes van mannen ’s nachts in bed, doe met mij wat je wilt, ik ben jouw lustobject

bestaan is jezelf drinken zonder dorst

wat deed u op 11 september 2001?

in illo tempore ’s zondags tijdens de mis

ouwe rot, keet schoppen, de spijker op z’n kop! dom gansje dat je bent! de uitdrukkingen die in onbruik zijn geraakt, bij toeval opnieuw opgevangen, plotseling precieus klinkend als verloren en teruggevonden voorwerpen waarvan je je afvraagt hoe ze bewaard zijn gebleven

de woorden die voor altijd zijn verbonden met individuen, als een lijfspreuk – op een welbepaald punt van rijksweg 14, omdat een passagier ze uitsprak toen je daar op een keer met de auto langsreed en je er niet opnieuw langs kunt rijden zonder weer door diezelfde woorden te worden besprongen, zoals de bedriegertjes in het door Peter de Grote gebouwde tuinencomplex Peterhof, die opspuiten wanneer je erop gaat staan

de grammaticale voorbeelden, de citaten, de scheldwoorden, de liedjes, de zinnetjes opgeschreven in notitieboekjes in de tienertijd

Abbé Trublet stapelde spreuk op spreuk op spreuk

roem betekent voor een vrouw dat ze rigoureus afstand doet van de aanspraak op geluk

onze herinneringen liggen buiten ons, in een regenachtige vlaag van de tijd

[...]

 

Copyright © 2008, Annie Ernaux
Copyright Nederlandse vertaling © 2020 Rokus Hofstede/ bv Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum