Leesfragment: De Pest

04 april 2020 , door Albert Camus
| | |

Het lijkt wel alof iedereen op dit moment De pest van Albert Camus leest (La peste, vertaald door Jan Pieter van der Sterre). Inmiddels ook benieuwd naar de roman? Lees bij ons nu het eerste hoofdstuk.

De pest is een kroniek van een kuststad in de greep van een dodelijke ziekte. De slachtoffers sterven een snelle en vreselijke dood, en als gevolg van de quarantaine worden de andere inwoners geplaagd door gevoelens van angst en claustrofobie. Het is een meeslepende vertelling over moed en vastberadenheid en de broosheid van het menselijk bestaan.

Albert Camus (1913-1960) groeide op in een arme wijk in Algiers, studeerde filosofie en werd later journalist. In 1957 werd hij uitgeroepen tot winnaar van de Nobelprijs voor de Literatuur. Drie jaar later kwam hij om bij een auto-ongeluk. In de romans van Albert Camus wordt het absurde van de twintigste-eeuwse samenleving afgezet tegen een persoonlijke moraal van vriendschap en menselijkheid. Een of meer personages worden steevast door de loop van de gebeurtenissen, nooit uit eigen vrije wil, schuldig aan een misdaad. De vreemdeling, De pest en De val zijn de bekendste werken van Camus, en worden nog steeds veel gelezen en besproken.

N.B. Lees ook het stuk dat David Peeperkorn voor ons schreef naar aanleiding van de vijftigste sterfdag van Camus in 2010.

 

De merkwaardige gebeurtenissen die in deze kroniek worden beschreven, vonden plaats in 194., in Oran. Algemeen wordt gedacht dat ze daar niet hoorden. Het waren namelijk nogal ongewone gebeurtenissen, terwijl Oran op het eerste gezicht een gewone stad is, een doorsnee Franse prefectuur aan de Algerijnse kust.
De stad zelf is lelijk, dat kan niemand ontkennen. Er heerst rust, die het moeilijk maakt in één oogopslag te zien wat het verschil is tussen deze stad en zoveel andere handelssteden waar ook ter wereld. Hoe kun je een goed idee krijgen van een stad zonder duiven, zonder bomen en zonder tuinen, een stad waar je geen klapwiekende vleugels en ruisende bladeren hoort, kortom een oninteressante plek? De wisseling van de seizoenen valt uitsluitend af te lezen aan de hemel. Dat de lente in aantocht is, kun je alleen voelen aan de lucht en zien aan de manden met bloemen die de verkopertjes aan de rand van de stad halen: hier wordt het voorjaar op de markten verkocht. ’s Zomers brandt de zon op de te droge huizen en ligt er een grijze aslaag over de muren; dan is er alleen nog leven mogelijk achter de dichte luiken. In de herfst daarentegen stroomt er een dikke laag modder door de straten. Mooie dagen zijn er alleen in de winter.
Een prettige manier om kennis te maken met een stad is kijken hoe de mensen er werken, hoe ze er liefhebben, hoe ze er sterven. Misschien komt het door het klimaat, maar in ons stadje vormt dat één geheel, gebeurt alles op dezelfde manier: heftig en achteloos. Dat wil zeggen dat de mensen zich hier vervelen en ernaar streven gewoontes aan te kweken. Onze stadgenoten werken hard, maar enkel en alleen om rijk te worden. Ze zijn vooral geïnteresseerd in het zakenleven en houden zich naar eigen zeggen vooral bezig met handeldrijven. Uiteraard gaan ze eenvoudige genoegens als vrouwen, de bioscoop en zwemmen in zee niet uit de weg. Maar ze zijn zo verstandig die pleziertjes te reserveren voor de zaterdagavond en de zondag. De andere dagen van de week proberen ze veel geld te verdienen. ’s Avonds, als ze van kantoor komen, verzamelen ze zich op een vaste tijd in de cafés, wandelen over steeds dezelfde brede straat of gaan op hun balkon zitten. De jongeren willen graag korte, heftige pleziertjes, terwijl de ouderen niets kwalijkers doen dan uit eten gaan met vrienden, jeu de boules spelen of voor grof geld kaarten in clubs.
Nu zal er vast wel iemand zeggen dat dit niet typisch is voor onze stad en dat eigenlijk al onze tijdgenoten zo zijn. Dat klopt, het is vandaag de dag de gewoonste zaak van de wereld om van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat aan het werk te zijn en vervolgens te besluiten de rest van je leven te verdoen met kaarten, cafébezoek of kletsen. Maar er zijn steden en landen waar de mensen zo nu en dan het vermoeden hebben dat er meer is. Niet dat hun leven daardoor in het algemeen verandert, maar het vermoeden is er geweest, en dat alleen al is winst. Oran daarentegen is blijkbaar een stad zonder vermoedens, en dus een volstrekt moderne stad. Daarom is het niet nodig uitgebreid in te gaan op onze manier van liefhebben. Mannen en vrouwen verrichten de zogeheten liefdesdaad hartstochtelijk en snel, of ze maken er een lang, onveranderlijk ritueel van. Tussen die twee uitersten bestaat vaak geen middenweg. Ook dat is niet bijzonder. In Oran hebben de bewoners net als elders zo weinig tijd en denken zo weinig na, dat ze van elkaar houden omdat het moet en zonder het te weten.
Wel bijzonder aan onze stad is dat sterven er problematisch kan zijn. ‘Problematisch’ is overigens niet het juiste woord, ‘onaangenaam’ komt dichter in de buurt. Ziek zijn is nooit prettig, maar er zijn steden en landen die je helpen als je ziek bent, waar je je in zekere zin kunt laten gaan. Een zieke heeft behoefte aan vriendelijkheid, wil graag iets om op terug te vallen, dat spreekt vanzelf. Maar in Oran vraagt alles om een goede gezondheid: de sterke klimaatwisselingen, de belangrijke zakelijke beslissingen die er worden genomen, de weinig inspirerende omgeving, de snel vallende schemering en het uitgaansleven. Wie ziek is voelt zich er heel alleen. En denk dan eens aan de stervenden achter honderden muren waarin de hitte knettert; zij zitten in de val terwijl op hetzelfde moment de hele bevolking, per telefoon en in de cafés, palavert over wissels, disconto en cognossementen. In zo’n onvriendelijke omgeving wordt doodgaan, zelfs doodgaan op een moderne manier, extra onaangenaam, dat valt te begrijpen.
Deze summiere informatie is wellicht voldoende om een idee te geven van onze stad. Intussen moeten we niets overdrijven. Het bovenstaande betreft de banale kant van de stad en van het leven, maar de mensen komen hun dagen hier probleemloos door zodra ze gewoontes hebben. En aangezien onze stad gewoontevorming stimuleert, kunnen we stellen dat alles naar omstandigheden klopt. Alles bij elkaar is het leven zeker niet zeer opwindend, maar we kennen in elk geval geen ongeregeldheden. En onze vrijmoedige, sympathieke, actieve bevolking heeft bij reizigers altijd vrij veel respect afgedwongen. Uiteindelijk maakt deze weinig schilderachtige stad, zonder groen en zonder ziel, een rustige indruk, en vroeg of laat dommelt iedereen er in. Maar eerlijkheidshalve moet hieraan worden toegevoegd dat Oran genesteld is in een uniek landschap. Het ligt midden op een kaal plateau, omringd door schitterende heuvels, aan een perfect gevormde baai. Alleen is het misschien jammer dat de stad met de rug naar die baai werd gebouwd, waardoor de zee niet te zien is, zodat je er altijd naar op zoek moet.
Op dit punt aangeland, zal eenieder grif moeten toegeven dat onze stadgenoten onmogelijk voorbereid konden zijn op de incidenten die in de lente van dat jaar plaatsvonden en die, zoals we ons later realiseerden, in zekere zin de voorboden waren van de ernstige gebeurtenissen waarover deze kroniek wil verhalen. Op sommigen zullen deze feiten volstrekt logisch overkomen, op anderen daarentegen onwaarschijnlijk. Maar tenslotte kan een kroniekschrijver geen rekening houden met die tegenstrijdigheden. Hij hoeft alleen maar te zeggen: ‘Het is zo gebeurd’, als hij weet dat iets inderdaad zo gebeurd is, dat het leven van een hele bevolking erdoor is beïnvloed, en dat er dus duizenden getuigen zijn die het diep in hun hart zullen waarderen dat de waarheid wordt gezegd.
De verteller, van wie de lezer in elk geval te zijner tijd de naam zal weten, zou overigens nauwelijks de juiste persoon zijn om een dergelijk karwei te ondernemen als hij niet toevallig een bepaald aantal uitspraken had kunnen vergaren en als hij onder druk van de omstandigheden niet betrokken was geraakt bij alles wat hij van plan is te vertellen. Dat is de rechtvaardiging voor zijn optreden als geschiedschrijver. Een geschiedschrijver, zelfs als hij een amateur is, moet altijd schriftelijke bronnen hebben, dat spreekt vanzelf. De verteller van deze geschiedenis beschikt daar dus ook over: in de eerste plaats is er zijn eigen ooggetuigenverslag, vervolgens dat van de anderen, aangezien alle personen in deze kroniek hem door zijn rol in vertrouwen namen, en ten slotte zijn er de teksten die hij uiteindelijk in handen kreeg. Hij is van plan die naar eigen smaak en goeddunken te gebruiken. Ook is hij van plan... Maar misschien wordt het tijd een eind te maken aan deze uitleg en omzichtige taal en met het verhaal zelf te beginnen. Het verslag van de eerste dagen vereist enige zorgvuldigheid.

 

Copyright © 1947 Gallimard, Parijs
Copyright Nederlandse vertaling © 1992, 2004, 2019 Jan Pieter van der Sterre

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum