Leesfragment: De val van Thomas G.

28 augustus 2020 , door Nelleke Noordervliet
|

1 september verschijnt De val van Thomas G., de nieuwe roman van Nelleke Noordervliet. Wij publiceren voor!

De ‘affaire-Thomas G.’ schokt het land. Media en sociale media verketteren uitgever Thomas Geel, die een extreem controversieel boek uitbracht met de titel Hedendaags fanatisme, geschreven door een uitgerangeerde historicus. Enkele maanden later komt Thomas om.

In de donkere, stormachtige winter na zijn dood vertrekt zijn vrouw Isa naar Ierland om daar de gebeurtenissen te overdenken. Tegelijkertijd besluit een jonge freelancejournalist de affaire uit te gaan spitten. Hij zoekt contact met Geels opvolgster, die de zaak aanhangig heeft gemaakt, met zijn carrière-bewuste dochter en ongrijpbare zoon. De affaire is voor hen nog lang niet voorbij. Ze botsen, naderen elkaar, liegen, bedriegen, zwijgen, spreken. Totdat de stem van Thomas opklinkt uit zijn nagelaten manuscript.

In De val van Thomas G. duikt Nelleke Noordervliet in de ziel van haar personages, scherp maar met mededogen, en toont zij de kwetsuren van onze tijd.

 

ISA

Ik heb alle fotoalbums verbrand voor ik wegging. Alle grap­pige en ontroerende momenten, die ik op de drempel van de dood nog eens vertederd zou bekijken, heb ik rigoureus op de brandstapel gegooid. Het fikte in veel kleuren. Het plastic van de omslagen smolt en stonk. Behalve Thomas en ik zijn onze kinderen, familie en vrienden, zakenrelaties en kerstvierin­gen, vakanties en fraaie uitzichten in rook opgegaan. Ik voer­ de een taak uit die ik me zelf had gesteld. Het doel was wraak. Op wie, op wat? Op alles. Wraak is een extreme vorm van ver­gelding. Wraak houdt zich niet bezig met proporties of mati­ging. Wraak gloeit. Wraak brandt zichzelf op. ‘Zul je me wre­ken, Isa?’ zei mijn moeder in de agressieve periode van haar dementie.
De weerwraak van de foto’s liet niet lang op zich wachten. Terwijl ik me verder verwijderde van Nederland verschenen op willekeurige momenten scènes uit mijn huwelijk op mijn netvlies. Had ik die albums op de hoogste plank in de kast ge­laten, ze zouden me niet in de weg hebben gestaan, na mijn dood door de kinderen nog even zijn gekoesterd en dan in de vuilnisbak gemieterd. Maar ik moest een daad stellen, hoe symbolisch en zinloos ook. Ach, laat die taferelen toch door me heen stromen. Ik zal de onverschillige bedding van een ri­vier zijn.

Als ik hier de winter doorkom, als ik schrap sta in de storm die de bomen kromtrekt, die jaagt door de sleuven tussen de heu­vels en aan komt rijden op de golven van de oceaan met dui­zend snuivende paarden, die rammelt aan het dak van het huis en loeit en fluit tussen de kieren van de schuur, als ik buig maar niet breek onder de buien die als een gordijn van ijzige kralen ratelend neerslaan, als ik de duisternis van de lange nachten en de somberheid van de korte dagen omhels, als ik afgehard als een plant en sterk als een kogel de zomer tege­moet treed, dan heb ik het ergste gehad. Het is een voornemen dat me angst aanjaagt. Discipline. Elke dag de vaste ronde naar het strand, bij eb de smalle landbrug naar het eiland op en weer terug, linksaf naar het haventje: een grote kuip water achter een betonnen pier voor een handvol scheepjes ter groot­te van een flinke roeiboot, weer omhoog langs een paar hui­zen en dan linksaf naar het onze, het mijne. Tien jaar geleden gekocht als toevluchtsoord aan de uiterste rand van het conti­nent. Een stoer grijs huis, dat half uit water bestaat, zoveel zuigen de muren op. Ik stook het warm en droog. De muffe stank moet weg.

Sally kwam naar buiten zodra ze me zag. Een uitgelubberd wollen vest, een geruite plooirok die scheef hing aan de zoom, een licht waggelende gang vanwege een reumatische aandoe­ning die bijna iedereen hier krijgt.
‘Lang niet gezien, Isa. Hoe gaat het?’ Ze heeft de felblauwe ogen van alle vissers uit haar stamboom, het donkere haar en de bleke huid van de Kelten, de hand die ze me gaf leek op de knoestige tak waarvoor ik altijd moet bukken als ik haar tuin­ hek door wil. Ze is klein en compact, komt bij mij tot borst­hoogte.
Ik zei dat het goed ging en dat ik hoopte dat het met haar nog beter ging.
‘Oh, aye.’ Dat kon van alles betekenen. ‘Schrijven zeker?’ vervolgde ze.
Ze heeft als alle Ieren een groot ontzag voor literatuur en poëzie. Dat ik mijn verhalen voor kinderen zelf illustreer is een bonus. Bijna alle vrouwen die ik in deze uithoek ken teke­nen, schilderen, schrijven, bakken potten of taarten, spinnen en weven, smeden sieraden, spelen viool. De kwaliteit is volko­men ondergeschikt aan het plezier. Ik ben er nog steeds niet achter wat de mannen doen in hun vrije tijd, behalve vissen en drinken. Ja, iets met schapen en paarden en jagen.
‘Zoals altijd,’ antwoordde ik vaag.
‘Blijf je lang?’
‘Misschien wel.’
‘Kop thee een dezer dagen?’
‘Heerlijk.’
‘Er is weinig veranderd,’ zei ze en ze omvatte met haar ge­baar de wijde omgeving. ‘Niets.’
‘Ga gauw naar binnen. Het is koud. Fijn je weer te zien.’
Sally trok haar vest dichter om het lijf en ging naar binnen. B&B stond op een aftands schild naast het tuinhek. ‘Seaview’ was de niet erg originele zij het adequate naam. Veel gasten heb ik er niet gezien. Bij mijn weten doet ze weinig aan recla­me. Ze moet het van passanten hebben, maar wie komt hier nou langs? Bijna niemand. Daar hebben we de plek op uitge­zocht.

Het praatje met Sally is mijn dunne verbindingslijn met de wereld en de mensen. Mail en telefoon houd ik beperkt tot het hoogst noodzakelijke. Met geknepen mond en bezorgde blik heeft mijn zoon mijn plan aangehoord. Of ik het zeker wist en hoe onverstandig het was op dit moment maar dat ik in geval van nood altijd... Mijn vrienden lieten hetzelfde weten, maar ik geloof niet dat het hun iets kon schelen. Mijn dochter vond het een goed idee. Die was blij toe, enerzijds omdat ze van me af was, anderzijds omdat ze altijd op mijn abjecte afhankelijk­heid hamert. Haar zelfstandigheid is agressief, mijn versie van eigenwaarde wil ze niet snappen. Nu heb ik in haar ogen toch iets goed gedaan. Toen ik op de boot van Cherbourg naar Ross­lare katmisselijk van de deining en de stank van het smerige eten aan boord in mijn hut lag, wist ik dat ik de juiste beslis­sing had genomen. Dat er zelfs geen andere mogelijk was. Ik ben aan niemand verantwoording schuldig. Niemand is aan mij verantwoording schuldig. Ik ben alleen. Dat is de grote verandering. Met de uitspraak dat de mens de warmte van een kudde nodig heeft veeg ik voorlopig mijn gat af. Hyena’s zijn het.

Een kist vol boeken heb ik meegenomen, alles wat ongelezen in de kast stond te wachten op mijn ouderdom of een langdu­rige maar weinig hinderlijke ziekte. Hoe dikker en moeilijker de romans hoe beter. Zelfs de hele Proust is erbij, hoewel ik die eerlijk gezegd minder kans geef dan Leven en lot van Grossman of Look Homeward, Angel van Thomas Wolfe. De tweede helft van de Jozef­-romans van Mann zal er nu eindelijk aan moeten geloven. In een heel dikke jas van literatuur verpak ik me. Met al die boeken aan kan ik vallen zonder me te bezeren. Ik zie mezelf staan in een gewatteerd pak terwijl valse politiehon­den op me afspringen en zich grommend vastbijten.
Zal ik citaten markeren in de boeken die ik lees? De ene na de andere wijze, diepzinnige of verrassende uitspraak waar­ mee ik de wanden van mijn brein behang om er rustig naar te kunnen kijken en te knikken: helemaal waar, zo is ’t precies, altijd al gedacht, nu je het zegt, de spijker op zijn kop. Al die citaten vormen dan samen mijn levensfilosofie, geleende kruk­ken om mee voort te strompelen. Wat zouden de bedenkers er zelf aan hebben gehad behalve een vluchtige voldoening: zie­ zo, die vlinder is opgeprikt. Dit bijvoorbeeld is een citaat uit Leven en lot, belangrijk genoeg gevonden door de auteur van het wikilemma: ‘De meeste mensen op aarde doen nooit een poging “het goede” te definiëren. Wat is het goede? Goed voor wie? Bestaat er een algemeen concept van het goede, toepas­baar op alle mensen, alle volkeren, alle levensomstandighe­den? Of bestaat het goede voor mij in het kwade voor jou, het goede voor mijn volk in het kwade voor jouw volk? Is het goe­ de eeuwig en onveranderlijk? Of is wat gisteren goed was van­daag slecht en is het kwaad van gisteren het goede van van­daag?’ Lijkt me qua vraagstelling een open deur. Het goede bestaat niet buiten de mens. Het goede is daarom een belang. ‘Het goede is een belang.’ Zal ik dat zinnetje dan maar met een punaise ophangen? Zal ik het eerst verdoven?

[...]

 

Copyright © 2020 Nelleke Noordervliet en uitgeverij Augustus

pro-mbooks1 : athenaeum