Leesfragment: De vlinder in de inktpot

03 september 2020 , door Patrick Bassant
|

Patrick Bassants tweede roman De vlinder in de inktpot staat op de longlist van de Boekenbon Literatuurprijs 2020! Tijd voor een fragment.

Het is mei 1937 wanneer de werkeloze Amsterdammer Pit door de communistische partij wordt geronseld om in de Spaanse burgeroorlog als fotograaf de wandaden van de Francisten en de heldendaden van de Republikeinen vast te leggen. Hij heeft nog nooit een camera in handen gehad. In Spanje kruist hij het pad van dr. Johan Brouwer, die als journalist voor een katholieke krant juist de andere kant wil belichten. Maar de werkelijkheid van de oorlog dwingt hen een keuze te maken. Kunnen ze afzijdig blijven zonder hun idealen te verloochenen, of moeten ze de daad bij het woord voegen?

In deze meeslepend geschreven roman vlecht Bassant de avonturen van de fictieve Pit door de geschiedenis van de Spaanse Burgeroorlog, met een hoofdrol voor Johan Brouwer, voor de Tweede Wereldoorlog een bekende katholieke intellectueel, ooit voor moord veroordeeld. Maar ook Pablo Picasso, Joris Ivens, Ernest Hemingway en andere historische personages maken hun opwachting, in de loopgraven aan het front, op de Wereldtentoonstelling in Parijs, in de verhoorkamers van de Komintern, in de smalle bergpassen over de Pyreneeën.

 

Proloog

Viva la Resolución

Johan Brouwer, Madrid, 8 juli 1937

Ook vandaag was de sfeer zoals bij onze aankomst hier in Madrid: opgewonden, fanatiek en tenderend naar een soort directe actie die me hoogst onwenselijk en tegelijkertijd zeer doeltreffend leek. We vergaderden in het Rockefeller-auditorium van de universiteit. De lucht was droog en statisch. Het voelde alsof er nauwelijks een vonkje nodig was om dit hele circus in lichterlaaie te zetten, om deze clowns een geweer te zien pakken en een zekere dood tegemoet te zien rennen. Een goed gemikte bom zou volstaan. Enfin, de gemoederen liepen wat op tijdens dit Tweede Internationale Congres van Antifascistische Schrijvers, en dat zou je evengoed hoopvol als essentieel kunnen noemen. Als we hier allemaal, onder deze omstandigheden en met alle kennis die we hebben, een pijpje gaan stoppen en afkeurende geluidjes maken zonder uit onze zetel op te staan, dan denk ik dat we als mens en als schrijver tekortschieten.
De schrijver en squadronleider André Malraux vroeg korte spreektijd aan. Hij liep naar de microfoon en vertelde een telegram te hebben gekregen van zijn goede vriend Ernest Hemingway, die eigenlijk niet had mogen ontbreken op de deelnemerslijst van dit congres – vooral om de publicitaire waarde en wat minder om het intellectueel gewicht. Het speet de wereldberoemde auteur enorm, maar hij moest zijn film The Spanish Earth afmaken in New York. In augustus zou hij terug zijn en tot die tijd moesten we het maar met zijn kameraadschappelijke groeten doen. Una acción más y el fascismo quedará aplastado, sloot hij het telegram af. Ik geloof niet dat dit een briljant gekozen uitspraak was van de Amerikaan, maar dat kon niet veel mensen wat schelen. Er klonk groot applaus.

Een nog groter applaus volgde toen de dagvoorzitter de volgende spreker aankondigde. In mijn eigen toespraak, eerder deze week in Valencia, had ik José Bergamín mijn tweelingbroer genoemd, een retorische truc: als je jezelf gelijkschakelt met de grote man die al jaren tracht katholicisme en communisme te verenigen, heb je in enkele woorden een voor iedereen duidelijk zelfportret gegeven. Ik denk dat ‘wapenbroeder’ een betere benaming zou zijn geweest. Ik had Bergamín al lang geleden in Nederland ontmoet en zijn dwingend geformuleerde overtuigingen aanvankelijk als waanzin afgedaan, maar in de loop der jaren trof me meer en meer zijn gelijk. En nu was ik op het punt beland dat ik zijn meningen eerder als leidraad beschouwde dan als opvattingen waar ik zelf nog lang en diep over na diende te denken.
De kern van Bergamíns betoog was glashelder. Hij stond er overtuigend bij, met zijn te ruime colbert en zijn met veel brillantine schuin naar achteren gekamde zwarte haar. En die trotse haakneus. Aangezien de situatie op het wereldtoneel nu eenmaal was dat Spanje door de Sovjet-Unie werd gesteund, diende elke aanval op een van die landen beschouwd te worden als een aanval op beide in lot en solidariteit verstrengelde naties. Dientengevolge was Retour de l’U.R.S.S., en het deze week verschenen vervolg Retouches à mon Retour de l’U.R.S.S., het lasterlijke pamflet van André Gide, niet uitsluitend schadelijk voor de Sovjet-Unie, maar eveneens voor het Spaanse volk, betoogde hij. Ik knikte: zo was het! Je kon je ene vriend toch niet helpen door bij je andere vriend de poten onder zijn stoel vandaan te zagen?

Toen mijn wapenbroeder zijn plaats in de zaal weer opzocht en de dagvoorzitter naar de microfoon stapte om het vervolg van het programma met ons door te spreken, werd hem de pas afgesneden door drie mannen, die hevig gesticulerend op hem begonnen in te praten. De voorzitter verleende ze toegang tot de microfoon. Het bleek de Argentijnse delegatie te zijn, drie opgewonden kerels die elkaar in heftige verontwaardiging wegduwden voor de microfoon. Ze stemden volledig in met Bergamíns woorden, maar waar die ervoor had gepleit André Gide voortaan actief dood te zwijgen, dienden zij een officiële resolutie in: om het niet bij een goed voornemen te houden moet er een duidelijk standpunt van alle aanwezige schrijvers opgesteld worden, waarin zijn werk wordt verketterd en de auteur in de ban wordt gedaan. Het communistische equivalent van de middeleeuwse banvloek, dat vermoedelijk niet veel vriendelijker zal zijn. Ik grinnikte om mijn eigen vergelijking met de Inquisitie, die ik hier ten enenmale niet had verwacht. ‘Viva la Resolución,’ sloten ze hun pleidooi af, in koor.
Eindelijk leven in de brouwerij, moeten de fotografen hebben gedacht. Ik zag die kleine blonde dame driftig heen en weer lopen en kiekjes maken, Gerda Taro heet ze, die in haar smaakvolle kleren en met haar grote lach zo mooi afstak tegen het serieuze grauw en donkergroen. En naast haar die jonge vent, die manke Nederlander met wie Jef Last regelmatig staat te praten. Ik weet zijn naam niet, een stille jongen die wat onhandig aan zijn camera stond te frunniken.
In mijn ooghoek zag ik hoe Jef Last flink nerveus begon te worden. Hij stond op, liep naar de Franse hoek van het auditorium en zette het op een smiespelen met twee mensen, ik denk dat het Malraux en Chamson waren. Ik voelde enigszins met hem mee, want aan zo’n resolutie, waarin zijn dikke vriend Gide afgedankt wordt, zal hij zijn instemming dienen te verlenen, omdat loyaliteit aan de partij boven alles en zeker boven vriendschappen gaat. Blinde gehoorzaamheid is een vereiste, geen zwaktebod. Als hij het hier op zou nemen voor Gide, haalde hij zich de woede van de partij op zijn ranke hals. Enfin, toen de Argentijnse kwajongens waren uitgesnaterd, bleven ze zoals kinderen tijdens het wachten op hun beurt in het kegelspel niet stil kunnen staan, enkele stappen achter het spreekgestoelte wiebelen. Stephen Spender, de Britse dichter die dagvoorzitter was, bracht de resolutie in stemming. Hij trachtte nonchalant te klinken, maar terwijl hij sprak, haalde hij diverse keren zijn hand door zijn warrige krullen, in jongensachtige onzekerheid. Toen schoten enkele mannen in de zaal rechtop: Last, Malraux en Chamson. Last vroeg het woord. De voorzitter keek verstoord op, leek hem de mond te willen snoeren, maar bond in toen hij zich realiseerde dat Last niet alleen stond.
‘Kameraad voorzitter, het spijt me u te onderbreken, maar ik vraag me in gemoede af of het een goed idee is om deze resolutie aan te nemen op gezag van enkele Spaanstalige auteurs. Ik acht dat vooral problematisch, omdat de resolutie leunt op twee geschriften van de heer Gide, waarvan het tweede pas een week geleden in Parijs is verschenen. Ik kan voor mezelf niet verantwoorden dat ik mijn stem verbind aan een boek dat ik nog niet gelezen heb – en ik denk eigenlijk dat dat nog sterker zou moeten gelden voor de indieners van deze resolutie, en het zal bovendien gelden voor alle hier aanwezigen die het Frans niet machtig zijn. Begrijp me goed, kameraden, zonder inhoudelijk op de resolutie in te gaan, denk ik dat die pas formeel in stemming kan worden gebracht als de Spaanse vertaling van Retouches à mon Retour de l’U.R.S.S. verkrijgbaar is en inhoudelijk beoordeeld. Tot die tijd is dit congres helaas onbevoegd.’
Het bleef stil in de zaal; iedereen leek Lasts woorden even te herkauwen, of af te wachten wat de meerderheid zou besluiten. Communistische intellectuelen zijn zo volgzaam als schapen. Ik vond Lasts redenering goed bedacht: om zijn eigen mening niet te hoeven uiten haalde hij een procedurele smoes tevoorschijn. Het knapste vond ik nog wel dat hij de resolutie, die wel degelijk op de man gespeeld was, wist om te buigen en de boeken tot onderwerp maakte. Een mooi staaltje van retorisch geweld. Om zijn argumenten kracht bij te zetten was hij nog in officiersuniform ook, strijdlustig en intimiderend oogde dat: een schrijver met een revolver. Ik ving de blik van Michail Koltsov op, de journalist-spion die achter deze poppenkast zat: hij keek als een jongen die verplicht wordt een lepel levertraan weg te werken. Malraux, ook in uniform, doorbrak de stilte.
‘Ik onderschrijf dit. We kunnen niet stemmen over iets wat we niet kunnen kennen.’
Ook Chamson betuigde zijn instemming. Bergamín daarentegen begon giftig te sissen. Onder de Russen klonk dreigend gekuch. Nu was het erop of eronder voor André Gide. Als niemand zou volgen, werd de resolutie in stemming gebracht en bijna zeker aangenomen. Dan zou iedereen die uiting gaf aan een mening die afweek van die van Stalin, monddood worden gemaakt, ongeacht status en nationaliteit – partijlid of niet.
Of het zou eindelijk duidelijk worden wat er van je werd verwacht, als je je verbond aan de linkse zaak. Niet meer dat vrijblijvende gelummel van een stukje schrijven hier en een lezinkje houden daar, maar als een man achter je keuze gaan staan en als een soldaat de lijnen volgen die voor je uitgezet zijn.

Stephen Spender leek nogal opgelaten door deze situatie. De jonge dichter stond besluiteloos naar de zaal te gapen en de zaal wachtte op hem. Dagvoorzitter worden, dat vond hij een hele eer. Maar dit had hij niet aan zien komen. Gerda Taro en die Hollandse jongen liepen druk klikkend door de zaal, zij met kleine, driftige pasjes en hij er trekkebenend achteraan.
Toen, zachtjes vanuit een verre hoek, warrelde er een applausje op, een voorzichtig, voorwaardelijk instemmen. Toen nog een, en nog een. Ikzelf had me voorgenomen me buiten deze stemming te houden, dus ook buiten deze bezwaarprocedure. Ik ben nooit zo’n voorstander van groepsvorming geweest. De fotocamera’s werden niet op mij gericht, ze hadden geen aandacht voor mensen die geen standpunt in wensen te nemen, vermoed ik.
Zodra een substantieel deel van de aanwezigen traag klapte, besloot Spender dat de resolutie niet in stemming gebracht kon worden. Met een zucht van opluchting kon hij verder met zijn programma: diverse spannende excursies en defilés voor na de siësta aankondigen. Last leek te beseffen wat hij zojuist had gedaan: hij had een vriend verdedigd door zijn eigen hoofd op het hakblok te leggen. Koltsov keek alsof hij een hap oorsmeer moest doorslikken.

 

© Patrick Bassant 2020

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum