Leesfragment: Een man zijn

24 november 2020 , door Nicole Krauss
|

Nu in de winkel: Een man zijn, de verhalenbundel van Nicole Krauss (To Be a Man, vertaald door Rob van der Veer)! Lees bij ons een fragment uit het verhaal 'De echtgenoot'.

Wat betekent het om man of vrouw te zijn? Op de vloer van haar slaapkamer bij een hospita vertelt een tienermeisje haar vriendinnen over de zakenman die haar een briefje van 500 franc gaf, met daarop zijn hotelkamernummer. Een oude professor, die op het randje van de dood balanceerde, vlucht met zijn pasgeboren kleinkind naar het dakterras van een appartementengebouw. Twee zussen keren terug naar huis voor het scheidingsritueel van hun ouders. Een moeder belt haar dochter op om te vertellen dat ze een nieuwe echtgenoot toebedeeld heeft gekregen van de overheid.

Een man zijn is een onvergetelijk boek dat onder de huid van de lezer kruipt. Krauss schrijft meesterlijk over man-vrouwverhoudingen, over wat het betekent om vrouw te zijn, om man te zijn.

N.B. Lees bij ons ook onze voorpublicatie uit Donker woud en Ruth Kiefs bespreking van de roman.

 

De echtgenoot

1

Op een maartse winterdag als een ijzig grijs getto belt haar moeder om te zeggen dat de verloren Echtgenoot is aangekomen. Natuurlijk begint ze daar het gesprek niet mee. Ze begint vrij achteloos, op de manier waarop verhalen heel vaak beginnen, verhalen over het dagelijkse leven waarin plotseling iets naar binnen dringt: Laatst ging de deurbel, hoewel ik eigenlijk niemand verwachtte.
Tamar zit te lunchen in de praktijk aan West Seventy-Eight Street waar ze patiënten ontvangt, maar in Tel Aviv is het al avond. Haar moeder woont daar nog, in hetzelfde appartement in de Tchernichovskystraat waar Tamar en haar broer zijn opgegroeid, achter het Gan Meir, waarvan je de bomen kunt zien door de grote, vuile ramen.
Wie is daar, schreeuwde haar moeder in de microfoon. Maar toen ze op de luisterknop drukte, was er niemand. Tamar spietst een stuk ananas en gaat ervoor zitten, net zoals ze dat deed voor de talloze andere verhalen die haar moeder door de jaren heen verteld heeft: dikwijls lange, gewoonlijk grappige of idiote, soms oeverloze verhalen waarvan het enige doel was om Tamars band met het verre leven van haar familie in stand te houden. Wanneer ze naar buiten kijkt, naar een stukje van de hemel waaruit de hele ochtend een sneeuwbrij op de stad is neergekieperd, ziet ze de oude deur van het familieappartement met zijn loslatende bruine laminaat, afgebrokkeld in de onderste hoek, en de plastic intercom vol inktvingers van de krant, en voelt ze een aangename warmte in zich opkomen.
Ik dacht dat er iemand op de verkeerde deurbel had gedrukt, vertelt haar moeder, zoiets gebeurt de hele tijd. Toen de baby van boven net was geboren, werd er op mijn bel gedrukt alsof je er de enige wc op een druk busstation mee kon doortrekken. Maar na verloop van tijd ging het bezoek weer weg, en sindsdien is het stil geweest, afgezien van het gekrijs van de baby. De ouders doen hun best, zei haar moeder, maar soms schreeuwen ze tegen elkaar. Ze waren vroeger heel gelukkig, heel verliefd, maar sinds de baby is geboren, zijn ze het nergens meer over eens.
Dat klinkt bekend, zegt Tamar, want zij en de vader van de kinderen waren het nergens meer over eens toen hun moeilijke eerste baby eenmaal was geboren, hoewel ze het nog zo’n negen, tien jaar hebben volgehouden voordat ze uiteindelijk uit elkaar gingen. Daarna was zowel Tamar als haar moeder alleen, omdat haar vader een jaar eerder aan een hartaanval was overleden. Ze waren met hun vieren geweest in hun gezin – haar moeder, haar vader, haar jongere broer en Tamar – en heel lang waren er drie van hen getrouwd geweest en bleef alleen haar broer ongehuwd. Toen stief hun vader, ging Tamar scheiden en trouwde Sjlomi met zijn vriend, waardoor hij de enige werd met een echtgenoot.
Haar moeder drukte op de spreekknop om te vragen wie er was, maar toen ze op de luisterknop drukte, hoorde ze alleen het geluid van een voorbijrijdende auto, van de avond in de stad, een vochtige avond aan zee. Ze liep terug naar de keuken, hield de ketel onder de kraan en zette hem op het fornuis, maar even later klonk de bel alweer. Nu negeerde ze hem, maar er klonk meer ongeduld in door: een paar keer kort indrukken en daarna een lang en nijdig gezoem. Toe maar, toe maar, schreeuwde haar moeder. Wie is daar? En nog eens drukte ze op de luisterknop.
Speciale dienstverlening, zei een man.
Dus dat is hoe ze tegenwoordig naar binnen komen om oude vrouwen te verkrachten, dacht haar moeder.
Nee, dank u, zei ze in de intercom, ik hoef geen speciale dienstverlening.
Sociále dienstverlening, schreeuwde de man terug.
Nee, dank u, niet nodig, zei ze, want wat is eigenlijk het verschil, hè?
Mevrouw Paz? Ilana Paz? Ik ben Ron Azrak van de sociale dienstverlening. Kunt u alstublieft voor ons opendoen?
Wat wilt u? vroeg haar moeder, maar ze vergat om de spreekknop in te drukken en stond kennelijk nog te luisteren, zodat ze hem zachtjes hoorde zeggen: Misschien wilt u zelf met haar spreken?
Ze mepte nog eens op de knop: Wie hebt u daar bij u?
Daar wil ik het juist met u over hebben, zei de man.
Hij had een vriendelijke stem, verklaart haar moeder aan Tamar, niet de stem van een moordenaar of een verkrachter.
Waar gaat het over? wilde haar moeder weten.
Mevrouw Paz, het zou voor iedereen het beste zijn als we boven mogen komen om persoonlijk –
Vat het maar kort samen, onderbrak ze hem.
De speciale dienstverlening antwoordde dat het een netelige kwestie was en als ze nou maar gewoon de deur voor hen opendeed, zou hij haar met alle plezier zijn kaartje geven. Tamars moeder stond even te dubben of ze hem weg zou sturen, maar haar nieuwsgierigheid kreeg de overhand en ze gaf toe. Maar voordat ze hem binnenliet, draaide ze het gas uit (Tamar wist dat ze nooit de deur uit zou gaan, al was het maar een paar seconden, als het gas aan stond; iemand die ze als meisje had gekend was op die manier bij een brand omgekomen), ging de trap op en klopte aan bij het echtpaar met de baby. De man deed open, met een door boertjes bevlekt lapje over zijn schouder. Hij ziet er verschrikkelijk uit, vertelt Tamars moeder: sinds de geboorte speelt zijn eczeem verschrikkelijk op.
Het spijt me dat ik je lastigval, zei Tamars moeder tegen hem, maar er staat buiten iemand die beweert dat hij van de speciale dienstverlening is. Kun jij je deur open laten staan om te luisteren, voor het geval ik geboefte of gespuis binnenlaat? Als onze eigen boef van een beheerder een veiligheidscamera zou installeren, zou het allemaal niet nodig zijn, maar voordat zoiets gebeurt moet het eerst kermis in de hel zijn, nogmaals excuus dat ik je lastigval, vooral vanwege de baby, wat een lief kindje toch, het is heerlijk om zo’n bloeiend gezin te zien, nou ja dus, hartelijk dank, als het echt geen bezwaar is, ik ga hem nou maar binnenlaten, nee, nee, mee naar beneden komen is nergens voor nodig, blijf maar waar je bent, maar met de deur een eindje open zodat je me kan horen als ik gil.
Weer in haar appartement nam ze contact op met de ingang.
Nou goed, ik druk op de knop en laat jullie binnen. Ga de eerste deur door en wacht dan in het portaal tot hij weer helemaal achter jullie dicht is. Dan druk ik nog een keer op de knop om de binnendeur open te doen.
Het lijkt wel alsof we de kluizen van Bank Leumi binnengaan, zei hij.
Maar zonder dat er geld in ligt, antwoordde haar moeder, om dat idee meteen te torpederen.
Ze wachtte en keek door het kijkgaatje tot er twee vage gestalten verschenen, een lange man met een aktentas en een kleine oude man met een hoed op. De lange haalde een zakdoek tevoorschijn.

[...]

© 2020 Nicole Krauss
© 2020 Nederlandse vertaling Ambo|Anthos uitgevers en Rob van der Veer

pro-mbooks1 : athenaeum