Leesfragment: Gloria

02 september 2020 , door Koen Sels
|

Gloria van Koen Sels staat op de longlist voor de Boekenbon Literatuurprijs 2020, de hoogste tijd voor een fragment!

Gloria is een persoonlijk relaas in fragmenten over hoofdpersoontje en haar papa — en over nieuw leven, geluk en verlossing in een tijd van depressie, onzekerheid en desintegratie.

 

2.

Gloria werd geboren op 7 juli van het lange, rare jaar 2016. In zijn herinnering bestond die periode uit slapeloze, doodvermoeide stukken tijd zonder chronologie. Het was alsof hij naar een ontdooide ijsvlakte keek, een tijdruimte van drijvende momenten, die hij driftig en excessief had gefotografeerd. Alleen zijn telefoon had de dagen, uren en locaties en hun verhoudingen onthouden.
Begin 2017 lag de slechte slaapster ’s ochtends op het tapijt en stak een rammelaar in haar mond, achter haar de tv die zo vroeg al aanstond, een voorteken van wat hij ging zien: het gezicht van de president, als varkensgehakt en toch digitaal en ontvleesd, zijn getuite, ronde vortex van een mond, zijn zoon die wiebelde en op zijn onderlip beet, beelden van een nerveus kind, die zich zouden verspreiden in de hoofden van miljarden mensen.
Papa was pas opgestaan en katerig, mama schudde het hoofd en zei, zoals zovelen: dit kan toch niet waar zijn?
Hij keek haar aan, trok zijn samengeperste lippen op en hield zijn hoofd schuin, een blik die zei: maar het is zo.
Was de wereld wel onwerkelijk, zo vroeg hij zich af nu hij meer dan een jaar later eens alleen thuis was, zijn dochter in de opvang en zijn vriendin op het werk, de laptop gereed. Was hij niet zelf diffuus en onmogelijk geworden, oud, verdubbeld en losgekoppeld? Waren de tekenen hem te talrijk geworden, werden discussies boven zijn trage hoofd gevoerd, was hij niet meer op de hoogte van modes en ontwikkelingen? Hij zweefde boven oude herkenningspunten, gitaren, boeken, cafés, kunstwerken, vrienden, en zag ze uiteendrijven en oplossen.
2016 was helemaal niet voorbijgegaan. Hij was in een loop beland, spartelde in drijfzand van tijd.
Depressie is een dom, star en oninteressant gebrek aan invalshoek, een afwezigheid waarin je volledig zou kunnen verdwijnen. Misschien moest hij niet willen grijpen naar wat hij dacht te kennen, misschien moest hij toelaten dat zijn deeltjes loskwamen, om als plankton te wiegen in zeeën van eigenaardigheid. Kon hij desintegratie omzetten in technieken? Hij moest het geloven, voor zijn kind: dat pijn slechts een teken was van beterschap, men moest wel veranderen, nog tijdens dit leven, alle nieuwe mensen waren een voorbeeld.

Hij klapte zijn laptop dicht, zat verbaasd aan een harde, gladde tafel en probeerde de dag te meten en dateren. Het was 21 juni, de doffe windvlagen buiten waren herfstig en misplaatst: ze leken zich na de feiten af te spelen. Gisteren was het warm geweest, nu was het 17 graden. Er was weinig waar hij meer van hield dan van die zachte opluchting, die terugkeer naar het dagelijkse.
Zou het nu dan gaan regenen? Hij niesde.
Tussen lage bewolking lichtte hogere bewolking op. Daarna klaarde het op en schoven schaduwen de kamer binnen, de wolken dreven onmogelijk in tegenovergestelde richtingen.
Buiten liep een twintiger met zonnebril en subtiel uit elkaar wijkende lippen, een mond die lichtjes en ontspannen van zichzelf verbaasd leek. Trots en fragiel paradeerde de mooie, droevige jongen de straat uit. Vanuit zijn kamer tastte de vader naar iets particuliers dat hen verbinden kon. Hij stelde zich voor dat ook zijn dochter ooit belang zou hechten aan gaaf, cool, hip of onaangedaan zijn, en probeerde toch van die anonieme verschijning op straat te houden, door hem niet als teken van iets algemeens te zien, door wat hij niet wist leeg te laten, misschien zijn glimlach in te beelden, de gevolgen voor zijn gezicht. Als de haat en depressie in me opborrelen, had hij onlangs gezegd tegen een vriendin, dan denk ik altijd: als dat is wat je van de wereld denkt, als dat is hoe de dingen zich aan je voordoen, dan heb je sowieso iets niet gezien. Maar dat geldt voor alle gedachten, zei ze. Ja, lachte hij, dat is zo.

Argeloos was hij in haar leven verschenen, als een gezant van een andere planeet. Hij had onzekerheden en immense handen, er groeiden donkere haren rond zijn tepels, cortisonekuren hadden zijn rozige, allergische oogleden wak en dun gemaakt, zijn armen vroegen om knuffels, zijn gezicht zocht kusjes. Als ze in de badkamer naar zijn piemel wees en pienon zei, doceerde hij: papa is een jongen, jij bent een meisje. Zij herhaalde: Loja meisje. Kon hij haar wijzen op wat hij niet kon zien?

Hun te vroege wandelingen dat eerste jaar, zoals op een zondag om half zes ’s ochtends, hadden vaak een onmiskenbaar psychedelisch randje. Hij wandelde eens naar het stadscentrum en liep daar achter de kinderwagen aan, langs pleinen en bankjes waar veertigers blikjes Bacardi-Cola dronken met pubers die hun ouders een logeerplek hadden voorgelogen, langs cafés waar het nooit sluitingstijd was en de vroege zondag nagloeide van de MDMA. Hij werd er getuige van laconieke ruzies waarvan de benevelde aanleiding was vergeten en op indrukwekkende wijze vertakt tot een spel van verwensingen en vernederingen. Grote witte ogen met pikzwarte pupillen merkten zijn dochter op, kauwende kaken riepen iets liefs: ze waren niet onzichtbaar geweest, ze liepen daar echt, in dezelfde wereld. Bang dan van het contrastrijke leven dat hij langs de dwaalwegen van zijn slaapgebrek had opgezocht, liep hij snel verder, langs bouwwerven met cirkelende kranen en gespannen kabels, langs vroege poetsdiensten, langs eerste marktkramers, langs parken waar herfstblaadjes waaiden, stads- en houtduiven koerden en kraaien kraaiden.
Dan stond hij stil en stak een vinger in de lucht en gebood glimlachend, met gesperde ogen en een ouderwetse, vaderlijke imperatief: ssjjt, hoort! Gloria hield een vinger naast haar mond en blies op haar speeksel. Soms spitste ze haar oren naar iets wat hij nog niet had opgemerkt en zei hij: ja! En met zwevende gebaren verbond hij vervolgens voor haar de punten van zijn eigen ontwrichting, en wandelde verder, centrifugaal huiswaarts, tot ze opnieuw in slaap viel, en dan parkeerde hij de kinderwagen in de gang en ging liggen.

In onontgonnen gebieden van het internet troffen ze gruwelijk lelijke en repetitieve en elk gevoel van individualiteit versplinterende animaties aan. Learn Colors with Funny Babies & Soccer Balls for Kids, Dierengeluiden Voor Peuters Video 3D. Ze boorden iets elementairs in hem aan, iets wat baby’s leerden, gemedieerd door een lui en volwassen beeld van wat een baby was. Hond. Zijn irissen trilden, alsof het een slechte trip was. Blue. Gloria zachtjes smakkend. Gleed uit zijn lijf.

Die namiddag hing ze hulpeloos aan een stoel en sprak voor het eerst, kreunend, een zin uit die met ik begon: ikke af. Hij zei ik, nooit ikke, ze moest het elders geleerd hebben, een voor hem onvoorstelbaar elders, de kinderopvang, bij zijn ouders. Omdat hij haar niet meteen hielp, formuleerde ze een vaak door hem gestelde vraag als vaststelling, jammerklacht: lukt het beetje, lukt het beetje! Hij had een dagboek met die momenten moeten bijhouden, de data erbij. Ervaren ouders hadden gezegd dat hij ervan moest genieten, van die periode, dat de hele peutertijd van hun kind nu slechts een vage herinnering was.

Op vrijdagnamiddagen, wanneer Gloria niet in de opvang bleef, zijn vriendin les gaf, en zijn deeltijdse werkweek een eeuwigheid geleden leek, nam hij vaak samen met zijn dochter de trein naar zijn ouders.
Die woonden in een fermette in de Kempen met een tuinhuis, kippen en een zwembad. Zijn dochter leefde er helemaal op, schepte er in opperste concentratie en met opengevallen mond de kiezels van het tuinpaadje in een emmer en kieperde ze uit op het gras, schoof met kleverige schokjes van het felgroene, triceratopsvormige miniglijbaantje, stond hulpeloos te balanceren op de te grote step, commandeerde vanop de plastic tractor dat ze geduwd moest worden.
Die vrijdag in juni stond er volgens het KMI een gure noordoostenwind. Als ze zich in een van de bewegende velden zonlicht bevonden, bleek het te warm voor hun jassen. Hij haalde koffie in het station, de vrouwen achter de toog noemden zijn dochter schattig.
Jij maakt overal vrienden, zei hij, en op die manier maakte ook hij een beetje vrienden.
Op de trein zat zijn dochter braaf op het bankje tegenover hem en zag paardjes die er niet waren. Hij gebruikte het hem als bij wonder toegevallen stukje tijd om rustig zijn koffie te drinken en praatte, dankzij haar, met vreemden. Schoorvoetend, alsof het over een vorig leven ging, vertelde hij tegen een jonge Gentse die in Turnhout theater maakte dat hij schreef, zich dwingend om nader te bepalen wat dat inhield. Een ingeweken Egyptenaar was met zijn zoontje onderweg naar Tielen, de mama was Vlaams en woonde in Antwerpen, vertelde hij, hij vond het dorp Tielen een aangename plek. Gloria gaf het jongetje een kus en ging toen rondlopen, klopte op de glazen deur om de aandacht van een groep schoolkinderen in de andere coupé te trekken, de meisjes straalden, de jongens lachten verveeld. Een hem onbekende mevrouw noemde zijn dochter Gloria, ze kende haar blijkbaar nog van een vorige treinrit, een hele tijd geleden.
In de wijk van zijn jeugd wiegden de notelaars, de essen en de inlandse eiken treuzelend met hun zware takken en dansten vervolgens massief, log en onvoorspelbaar als volle, ronde, dronken lichamen. Eerst details en dan gestalten. De lucht was een ritmisch behangpapier van honderden wolkjes op een droge, mariablauwe achtergrond. Ze suggereerden een horizon die men niet kon zien in het Vlaamse landschap. Lichtaart, Tielen, Duitsland en de Middellandse Zee lagen in de verte, zo veel wereld waaraan niet gedacht werd als men hier was.
Aan de overkant van de straat had een negentiende-eeuwse boerderij gestaan waarin een handelaar in xtc en vechthonden woonde. Nu stond er een affrontelijk gebouw met gemengde bestemming. Aan de straatkant zaten appartementen en aan de achterkant, aan de kant van het nieuwe, volkomen onderbenutte publieke plein en de nieuwbouwkerk, was er enige gezapige commerciële activiteit.
Zijn moeder wilde nog snel langs de bakker-met-tearoom, hij besloot om samen met zijn dochter en de pop in de kinderwagen op peuterformaat mee te wandelen.
De blokvormige appartementen waren getrapt op elkaar gestapeld, elke bewoner had zo een relatief groot terras. Daaronder was een schaduwrijke uitsparing, waardoor men naar de andere kant kon lopen. Neerdalende kalkvlekken ontsierden de purperen bakstenen die men de laatste jaren zo vaak zag opduiken in de provincie, waar men voordien steevast had gekozen voor een rustieke, gewassen recuperatiesteen. Hij begreep die subtiele, bekende hang naar wat nieuw en modern was niet, het leek hem een willekeurig effect, een abstracte relatie met wat bestond, en dat getransformeerd moest worden, eenvoudigweg omdat het al bestond. Hij haatte die stroom van differentiatie, maar haatte ook de verdubbeling in zijn gedachten. Hij wilde daar nu aanwezig zijn, niet in een Vlaanderen in wording.
Om zijn dochter te plezieren, testte hij de galm in de doorgang: eecho! heey! hey! Ze merkte het niet, gaf voedsel aan de pop, maakte daarbij smakgeluiden.
Rechts aan het uiteinde van de gang zag hij achter glas, aan een bureau met universeel minimaal design, in glashelder, gemakkelijk licht, een bijzonder goed verzorgde vijftiger zitten. Hij droeg een lichtblauw hemd onder een roze sweater en had een zonnebankbruin gezicht en zat als een latex cyborg aan de computer van het kantoortje van de zaak DIATOOL Carbide Precision Tools.
Links wachtte een vrouw van een jaar of veertig achter een balie op klanten voor het Float & Halo Zentrum. Haar lipstick was fuchsia en haar kapsel van zwartgeverfde, halflange, gelakte pieken wees in meerdere richtingen. Hij las de naam van de zaak op het raam luidop, zijn moeder las de rest: één uur floaten is vijf uur slapen. Zijn lach was dwangmatig. En toch, ma, sprak hij, waarom zouden we die gezegende uren waarin we even van de wereld verlost zijn nu willen opgeven voor méér wakker zijn? Zoals altijd antwoordde ze dat hij gelijk had.
Dramatisch opende zich aan het einde van de tunnel, in het hernieuwde daglicht, het recent aangelegde plein, dat grotendeels parking was, hoewel er ook enkele bankjejes stonden. Tijdens de werkweek, die hier tastbaar ten einde liep, heerste er een griezelige, fluisterende stilte. De grijze spoken van de recente geschiedenis, geesten van dode verkavelaars, betreurde huisdieren en uit de boom gevallen merels, rolden er als een collectief lichaam van verplaatste lucht over de klinkers, het beige gravel, de distels, de stugge struiken waarin zwerfvuil en tot materie verworden leven voorgoed verdwenen. Ooit lag daar aan die sociale woningen het moeras, mompelde hij, of zo noemden we die lap drassige grond toch. Zeven donken, zo had men hem ooit verteld, dat zijn hoger gelegen gronden in een zompig gebied.
Bij de bakker kocht hij voor zijn neefje een donut in de Belgische kleuren en voor zichzelf een muffig eenpersoonsgebakje met biscuit, crème au beurre en marsepein, dat hij stiekem en schuldig zou opeten bij de namiddagse WK-match, als zijn dochter haar dutje deed.
Ze was dromerig en raar toen ze aan tafel gingen. En plots huilde ze hartstochtelijk, snikte alsof ze met de repetitieve driewoordenzinnen in haar hoofd net niet iets kolossaals begreep en daarvoor angstig terugdeinsde. Toen hij haar uit haar stoel verloste, kroop ze met haar knieën op zijn schoot en legde haar hoofd op zijn schouder. Hij geloofde dat hij haar een lauwe veiligheid bood, dat de schaduw van zijn lichaam een besloten ruimte was, weg van de indrukken. Hij dacht dat hij haar geven kon wat alle mensen af en toe nodig hebben. En ook hij ontkwam toen aan een levensgrote terreur, ook hij werd getroost en voelde zich verbonden en toch vrij, vrij van iets dat er daarvoor was, dat onzichtbaar was geweest, en zo werden zij uiteindelijk de contouren van een gedeeld geluk gewaar. Het verspreidde zich in zijn lijf als neon: geëlektrificeerd gas in glas, dun, transparant en hard.

[...]

 

2019 © Koen Sels

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum