Leesfragment: Ik, alleen

02 augustus 2020 , door Sophie Zijlstra
|

11 augustus verschijnt de nieuwe roman van Sophie Zijlstra, Ik, alleen. Wij publiceren voor!

Het is vrijdag 11 september 1840. Koning Willem I leest in zijn werkkamer op paleis Noordeinde de avondkrant waarin het verslag staat van de bijzondere zitting van de Tweede Kamer. Er is gestemd over een nieuwe grondwet. Hoewel de stemming hem niet onmiddellijk tot aftreden dwingt, is het wel een duidelijk signaal. Er wordt aan de poten van de koninklijke macht gezaagd, door leden van het parlement in het openbaar, door zijn zoon en troonopvolger in de wandelgangen.
De avond gaat over in de nacht, de koning blijft in zijn werkkamer en hij beveelt zijn kamerheer hem zijn kroon te brengen. In de donkerste uren, tussen waken en slapen in, wordt hij geconfronteerd met geesten van overledenen en keuzes uit het verleden. Ondertussen schrijft hij zijn geliefde, Henriette d’Oultremont, de hofdame van zijn overleden vrouw, een brief waarin hij haar een onmogelijke keuze voorlegt: zijn koninkrijk of een huwelijk met haar?
Ik, alleen, een koningsdrama, is het eerste deel van een drieluik over de monarchie onder de koningen Willem I, II en III.

N.B. Wij publiceerden eerder voor uit haar onderwijspamflet Het kind en de rekening en haar tweede roman Potifars vrouw.

 

Voorspel

Het is de slechtste der tijden, meer is het niet. De optimistisch begonnen eeuw, de glorieuze veldslag, de verslagen Corsicaan, de restauratie, de rust in Europa; de rooskleurige verwachting zakt met een diepe zucht in elkaar.
De omarming van het oude, de angst voor het nieuwe; een land in regressie. Een volwassene die zich als een kind gedraagt.
Een oude koning in een paleis. Hij ondertekent stukken alsof de duivel hem op de hielen zit.
Een kroonprins van middelbare leeftijd. Zonder jas zit hij te paard. Dat is wat er na verloop van tijd van een held over is.
Ook hij heeft een oudste zoon.
Hij haat zijn vader. Ook.
Deze zoon is net vader geworden. Van een zoon.
Hij haat niemand.
Dat komt nog.
Een kleine Oranjetelg. Hoera! Blijdschap om de geboorte van alweer een kroonprins.
Of niet?
Er is geen werk. Er is geen geld. Er is geen eten. Geen hoop.
Het land wankelt richting de afgrond.
Staatsbankroet.
Dat woord. Plechtig. Onheilspellend. Rampspoedig.
De kolonie is toch winstgevend?
Jazeker.
Waar zijn deze opbrengsten? Waar is dat geld?
Het is al uitgegeven of het zal uitgegeven worden. Een van de twee.
Hoe bedoel je?
Het valt niet te begrijpen.
Waar is het gebleven?
Het is weg of het zal weg zijn.
Op dus?
Niet per se.
Dan is het ergens. Waar is het?
Doe niet zo vermoeiend.
De macht van de koning taant. Kalft af. Glipt als zand door zijn vingers. Hij kan niets doen.
Nee.
Afgunst vertroebelt. Gêne slijpt af. Spijt vreet weg. Onmacht bijt uit. Miskenning verbittert. Rancune erodeert. Het volk juicht hem niet meer toe. Het is een teken.
Regering, Staten-Generaal: doe iets!
Nee, zij doen niets.
De koning alleen besluit. Men heeft van de koning een zon gemaakt. Niemand neemt het tegen hem op.
Niemand?
Iemand. Iemand ziet de toekomst haarscherp.
Een ziener?
Een hoogleraar staatsrecht. Uit Leiden. Professor Thorbecke. Hij bepaalt hoe het verdergaat. Hij schrijft in de krant: Tweede Kamer: neem uw verantwoordelijkheid. Tweede Kamer: toon moed en plichtsbesef. Tweede Kamer: controleer!
Als een haan die kraait.
De Kamerleden luisteren. De Tweede Kamer keurt de tienjarige begroting af.
Eindelijk.
Twee ministers treden af. Ministeriële verantwoordelijkheid in de praktijk.
Het kan dus wel.
De Dubbele Kamer keurt de herziene Grondwet goed.
De wát?
De Tweede Kamer keer twee.
En de koning?
Hij is smoorverliefd. Belachelijk. Roerend. Hartverscheurend. Hij leeft! Zijn sappen stromen. Alsof hij een boom in de lente is.
Weet de koningin ervan?
Nee.
De overspelige...!
Ze is overleden.
Sorry.
Het geeft niet.
Het geeft wel.
Hij is eenzaam.
Ja.
Zijn nieuwe liefde is de hofdame van zijn overleden vrouw.
Romantisch!
Dat valt wel mee of eigenlijk tegen.
Waarom?
Er is nog een hofdame...
Ook van?
Van zijn overleden vrouw, ja.
Waarmee hij...
Ja, dát.
En vier kinderen.
Niet mis.
Wel mis.
En nu?
De koning is tot over zijn oren.
De Grondwet kan hem zeker gestolen worden?
Dat denk je. Deze koning laat zich niet bestelen.
Nee.
Hij hecht aan hegemonie. Zonder beperking. Zonder gezichtsverlies.
Met opgeheven hoofd. Hij is verknocht aan de kroon.
Waar is zijn kroon?
Dat is de vraag.
Hij is een kind dat zich gedraagt als een volwassene.

 

1

‘Breng me mijn kroon!’
‘Maar Majesteit, dat is onmogelijk.’

Van Doorn verschijnt, hij buigt en zegt: ‘Uw kroon staat veilig achter slot en grendel.’
‘Breng me mijn kroon,’ herhaal ik.
Ik ben vastbesloten op zoek te gaan naar wat er mist.
De secretaris buigt en verdwijnt, vervolgens verschijnt de grootmeester, ook hij buigt.
‘Majesteit,’ zegt hij, ‘uw kroon ligt in de kluis.’
‘Haal de kroon uit de kluis en breng hem mij,’ zeg ik.
‘Majesteit, u denkt toch niet werkelijk dat dit zomaar kan?’
‘Ik denk het werkelijk wél,’ antwoord ik, ‘want wat voor een grootmeester bent u als u dat niet kunt regelen? Wat zegt het over u en wat zegt het over mij wanneer de kroon hier binnen afzienbare tijd niet is? Ik beveel u me mijn kroon te brengen.’
Hij buigt en verlaat het vertrek.

Bij mijn inhuldiging in Amsterdam was er geen kroon. Dat ik soeverein vorst werd en geen stadhouder zoals mijn voorvaders kwam niet als een verrassing voor mij en voor mijn volk, maar we bleken er niet goed op voorbereid en we vergaten, nee, we vergaten het niet, we dachten niet aan alles wat er nodig was voor de inhuldiging van een vorst. Het moest snel gebeuren, in de haast ziet men vaak de meest voor de hand liggende zaken over het hoofd.

[...]

 

Copyright © 2020 Sophie Zijlstra

pro-mbooks1 : athenaeum