Leesfragment: In de wacht

18 april 2020 , door Alfred Birney
|

23 april verschijnt In de wacht van Alfred Birney. Lees bij ons alvast een fragment!

Wachtend op een operatie ziet Alan Noland vanaf zijn ziekenhuisbed de multiculturele samenleving aan zich voorbijtrekken. Ongegeneerd etnisch profilerend en wars van politieke correctheid legt hij zijn tijdelijke leefomgeving onder de microscoop. Daarbij spaart hij ook zijn eigen falen op persoonlijk vlak niet. Wat Alan ziet verbaast, ergert en vermaakt hem zodanig dat hij zijn levensgevaarlijke fysieke toestand bijna vergeet.

 

Ze is nog niet gekomen. Soms vraag ik me af of ze wel zal komen, al is het maar één keer. Ik kan me moeilijk voorstellen dat ze wegblijft. Alhoewel, mijn huidige woonadres heeft ze ook nooit weten te vinden. Ik woon er al langer dan tien jaar, maar ik kan me niet herinneren dat ze ooit mijn smalle trap op kwam lopen. Ik vergeet in mijn onredelijkheid voor het gemak maar dat ik Pa nooit heb opgezocht. Niet dat hij dat verdiende, hij zocht immers nooit zijn kleinkinderen op, maar voor een ernstig getraumatiseerde militair gelden andere wetten. Sleet de laatste vijftien jaar van zijn leven in een urbanisatiegebied in de provincie Málaga. Ik kende foto’s van dat gebied. Afgrijselijke hoogbouw voor gestapelde toeristen, Hollandse menukaarten, zuipende Engelsen – wie gaat daar nou zitten? Maar al zat-ie in sprookjesland, ik was tóch niet gegaan. Verstoorde verhoudingen, allengs minder briefwisselingen, verjaardags- en kerstkaarten.
Ik ging nooit naar Spanje, een land dat ik niet kende, en hij kwam nooit terug naar Nederland, dat hij abusievelijk voor zijn vaderland had gehouden. Zijn vader was geboren in Jember op Oost-Java, ging school in Nederland, maar wist niet hoe snel hij terug moest naar zijn geboortegrond toen hij zijn rechtenstudie in Leiden eenmaal achter de rug had. Hij had een Nederlands paspoort, officieel ‘gelijkgesteld aan Europeanen’ zoals dat in de koloniale tijd met rijke lui ging, maar de bon vivant echtte mijn vader niet. Pa’s moeder, een Chinese, gaf hem aan bij de ‘Burgerlijke stand voor de Chineezen’ te Soerabaja, dus hij was een Chinees. Wilde hij niet zijn. Zoals ik geen Nederlander wil zijn. Wat dan wel, dat zou ik niet weten. Stateloos lijkt me heel aardig, maar dan exclusief de papieren ellende. Pa werd uiteindelijk Nederlander, dat kon moeilijk anders met die documenten van de Mariniersbrigade, opgericht in 1943 door de Nederlandse regering in ballingschap, waar hij had gediend. Hij was zo trots op deelname aan die moordbrigade, die drieënhalf jaar als Rambo’s van Oranje tekeer waren gegaan, dat hij zijn doodkist liet versieren met de Nederlandse vlag – voor zover wij dat indirect van zus persona non grata hebben vernomen. Die zit daar in Zuid-Spanje zijn nalatenschap erdoorheen te jagen en zal zich op den duur wel melden bij de sociale dienst hier in Holland. Er zijn mensen die waardeloos in elkaar zitten zonder te beseffen hoe waardeloos ze in elkaar zitten. Ze zijn geluksvogel noch pechvogel, ze zijn eigenlijk te waardeloos voor het predicaat vogel. Zulke mensen hebben alleen recht op het predicaat aasgier. Toen haar prooi stierf – hoeveel cirkels heeft die aasgier van een zus wel niet boven die wegkwijnende ex-marinier getrokken, loerend op zijn erfenis? – was ik kwaad. Niet op mezelf, niet op hem, gewoon om alles.
Die moeder van me met haar universum van een winkelcentrum kwam wél eens langs toen ik net vader was geworden, op mijn oude adres bij het Centraal Station. Het verbaasde me toen nogal hoeveel tips ze mij gaf over hoe met een baby om te gaan. Volgens mij gooide zijzelf mij en mijn tweelingbroer Phil vroeger gewoon in de box en pafte ze in doorlopende spijt van haar huwelijk met die agressieve tropenjongen met de mooie ogen haar zoveelste pakje Laurens weg in de keuken, totdat het tijd werd om eens boodschappen te gaan doen voor dat ellendige multiculturele gezin van haar. Die term was toen geloof ik nog niet uitgevonden. En dat Nederlandse sigarettenmerk bestaat niet meer. Ma rookte ook wel Miss Blanche en stuurde me vaak om sigaretten. In die tijd mocht je nog als zevenjarige sigaretten kopen, want sigarenboeren en zelfbedieningswinkels wisten dat het voor die slovende moeders was die beddenlakens schoon kookten in grote wasketels, sterke armen kregen van de wringer en mooie visioenen hadden van rijke Amerikanen en zo. Later ging Ma over op Caballero. Klonk Mexicaanser. Romantischer dan Amerikaans, vond ze misschien wel. Weer later een iets goedkopere variant: Mantano. Het kwartetten met sigarettenmerken werd voor haar uiteindelijk beslist in het voordeel van Caballero. Zonder filter. Spaans. Vreemd, die connectie met Pa, die zijn laatste vijftien levensjaren sleet als een vermoeide ridder in het Spaanse.
Moeder- of vaderschap vraagt om talent. Dat heeft ze niet. Daarom kan ik me moeilijk voorstellen dat ze zal komen. Toch lig ik te wachten. De enige goede reden die ze kan hebben om niet te komen is dat ze momenteel dood in haar flat ligt. Er gaan in de vaart der generaties steeds meer stemmen op van cyborgs in de knop dat het moederschap niet direct hoeft te worden gekoppeld aan de zorg voor je kind, want dat is denkelijk een mannenuitvinding. Maar we leven nog niet in de tweeëntwintigste eeuw.
Ik neem aan dat Ma nog leeft, al is ze wel zo eenzelvig dat het weken kan duren eer de buren lucht van haar verscheiden zouden krijgen. Ik heb eens gedroomd dat ik haar in de keuken in hopeloze toestand aantrof. Ze keek me met angst en afgrijzen aan, omdat ik te laat was gekomen. Ze had niet gebeld, ik had aan de wolken moeten aflezen dat haar laatste uur had geslagen. Ze is in die droom gestorven. Ze stierf niet mooi, ze stierf onder protest tegen de Almachtige en vol verbittering jegens mij. Ze stierf niet in mijn armen. Flauwekul voor in speelfilms.

[...]

 

© Alfred Birney, 2020

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum