Leesfragment: Jaar van het nieuwe verhaal

29 januari 2020 , door Daan Borrel

30 januari verschijnt Jaar van het nieuwe verhaal van Daan Borrel, dinsdag 4 februari gaat ze in gesprek met Thomas Heerma van Voss voor Athenaeum vs. De Revisor. Tijd voor een fragment!

Een vrouw maakt één jaar na haar relatiebreuk de balans op: is ze ondertussen echt geheeld? Heeft ze die ene soort liefde gevonden waarvoor ze die andere soort liefde achterliet? Op de goede dagen van haar menstruatiecyclus denkt ze van wel: dan voelt ze zich onafhankelijk, opgewekt en wild. Maar tijdens die andere dagen niet. Dan is haar buik één bonk laaiende spanning, voelt ze zich vervreemd van zichzelf en verlangt ze driftig naar een kind van haar beste vriend. Komt dit verschil in gemoedstoestand voort uit hormonen of uit verhalen?
Jaar van het nieuwe verhaal is een radicaal kwetsbaar doch krachtig boek waarin Daan Borrel de verhalen over vrouwelijkheid, tijd en verbinding afbreekt en opnieuw opbouwt.

N.B. Eerder publiceerden we een fragment uit Soms is liefde dit.

 

1 augustus 2017

Het is half twee 's nachts, ik lig op de bank van Lou en kan niet slapen. Mijn billen zijn heet en opgezwollen, net als mijn ogen - het verdriet dringt zich vooralsnog alleen op die twee plekken naar buiten. Van buiten strompelen geluiden van vrachtwagens en andere machines die de straat van nieuw asfalt voorzien de kamer binnen, door de grijze gordijnen heen schijnt hun knipperende oranje licht op het plafond. Hartje zomer: de beste tijd voor wegwerkzaamheden.
Rond mijn hoofd zoemt al een uur een mug. Het valt me op dat mensen als ze ouder worden ieder jaar panischer reageren op al het vliegend ongedierte, als protest daartegen probeer ik ongeïnteresseerd te blijven liggen. Honden schijnen ook niks vervelends te doen als je ze niet in de ogen kijkt, als je ze laat. Misschien werkt het ook zo met mannen. Al moet je daar dan natuurlijk wel echt in geloven; dat ze geen gevaar vormen.
Als onderzoek voor een performance, schrijft ze in Walk Through Walls, leefde Marina Abramović een tijdje bij de Aboriginals in Australië, ver van de bewoonde wereld. De eerste twee maanden plakten er constant honderden vliegen aan haar lijf. Het opvallende was dat de vliegen alleen op haar zaten, niet op de Aboriginalvrouwen, waardoor Abramović wist dat het aan haar lag. Op een dag, na ongeveer twee maanden, vlogen de vliegen gezamenlijk van het ene op het andere moment van haar lichaam af; ze verdwenen, schrijft Abramović, op het moment dat zij zich één voelde met de natuur en de situatie. Toen ze zich niet meer verzette. De vliegen keerden niet meer terug.
In feite ben ik net gedropt bij de Aborginalvrouwen, de stalen Range Rover met de vlotte producer die me heeft afgezet verdwijnt steeds verder in de woestijn. De zwerm vliegen op mijn lijf creëert een hels suizend geluid. Doodslaan heeft geen zin. Niemand heeft liefdesverdriet ooit kunnen wegmeppen. Of zou dit nog geen liefdesverdriet heten, waardoor ik niet kan slapen, is het eerder een verdoofde toestand omdat ik het echt heb gedaan?

Ik ben weggegaan.

Drie dagen geleden reden Lou, Maria en ik naar Berlijn. Normaal gaan we in de zomer altijd op een lange vakantie, ook met Krisje erbij; met z'n viertjes vormen we een magisch kwartet: samen representeren we het hele palet aan menselijke eigenschappen, het is bijna kunstmatig, alsof ze ons in de fabriek zo hebben gedrukt en we dus echt bij elkaar horen, of nou ja: dat geloven we graag zelf. Maar Maria was deze lente al ver op vakantie geweest, Krisje ging lang met haar nieuwe geliefde weg, er was geen geld of tijd meer over, dus besloten Lou, Maria en ik spontaan nog tot een weekend Berlijn. We wisten allemaal niet of dat, het doorbreken van die oude rituelen, pijnlijk was of volwassen heette.
Het was bloedheet in de stad en onder de slaapkamer van ons luxeappartement dat vol stond met levensgrote boeddha's en Indonesische poppen zat een café waar de gasten tot na sluitingstijd luidruchtig hun levens overzagen. Op de tweede nacht ben ik uit het raam gaan hangen en heb ik in het Nederlands geschreeuwd dat ze nu godverdomme hun bekken moesten dichthouden. Alsof dat was waarom ik geen oog dichtdeed.

Wel weggaan, niet weggaan. Niet blijven, wel blijven.

Ik bezocht het weekend wel zo'n vijftig keer de wc. De meeste keren belandde ik daar omdat ik dacht dat ik moest poepen, maar als ik eenmaal op de bril zat pufte ik alleen hete scheten. Connie Palmen en Ischa Meijer poepten beiden in hun broek toen ze elkaar voor het eerst zagen, het was een voorteken van hun onvermijdelijke liefdesverbond. Met I.M. in mijn achterhoofd probeerde ik op alle Berlijnse brillen uit te vogelen of mijn darmen de boodschap 'blijf!' of 'ga weg!' uitzonden. Uitgeput en met een rood, verhit hoofd trok ik telkens de wc-deur achter me dicht. Niks lukt als je het te hard probeert.
Afgezien van die overspannen wc-bezoekjes was ik overdag prima te pruimen. Slechts één keer hadden we het expliciet over mijn relatie, op een terras op het dak van een garage waar Lou, altijd op de hoogte van de places to be, ons naartoe had geëscorteerd. We hadden lang gezocht naar een plekje - het leek alsof alle inwoners van de stad op deze horecalocatie waren afgekomen, als mieren op een eenzaam stukje appel op een verlaten grindpad - en onszelf uiteindelijk ergens aan een verhoogde picknicktafel tussen twee stellen in gewurmd, precies in de laatste zonnestralen.
'Volgens mij wordt het tijd dat je voor jezelf kiest,' zei Maria ergens tussen witbier en Aperol Spritz door. Het was de fijnste zin die ik in tijden had gehoord, al wist ik niet welke 'jezelf' van mezelf precies de 'jezelf' was die zij bedoelde. Al is mijn vermoeden dat er één duidelijke 'mezelf' te vinden is misschien wel het grootste probleem - het gebruik van het woord 'mezelf' is de grootste grap die het denken met zichzelf uithaalt.

Op de derde dag zouden we terug naar huis rijden en was ik jarig. In de frisse ochtendzon bestelden we als Frühstück koffie met grote stukken kleffe appeltaart in een café om de hoek van onze Airbnb. Boven ons tafeltje suisden wespen die Lou, beïnvloed door het naderende afscheid van het weekend - als je toch weg moet, dan maar liever meteen - eerst nog beheerst maar later woest en geïrriteerd weg probeerde te wapperen.
Met de ramen van het minikoekblik wijd open en harde muziek aan reden we zonder veel te zeggen terug naar Amsterdam. Op de achterbank las ik op de iPad een recensie in de krant over een nieuwe televisieserie. In die serie, waar ik zelf ook aan was begonnen maar waar ik bij aflevering twee mee was gestopt, verlangt een vrouwelijke psycholoog van eind dertig naar seksuele activiteiten met haar cliënten. Ze begint hen zelfs te bespioneren na de therapiesessies. Aan het eind van iedere werkdag in de grote stad rijdt ze terug naar de buitenwijk waar ze samen met haar man in een degelijk vrijstaand huis woont. Ze vertelt hem niks over haar verlangens.
De woede van de recensente spatte van de digitale krantenpagina's af: door dit soort verhalen waren we straks weer terug bij af. Door dit soort series leek het alsof vrouwen nog steeds gedoemd waren om thuis te zitten wachten tot het geluk bij de voordeur zou aanbellen. Alsof we alleen maar konden verlangen, als vrouwen.

Maak een keuze vrouw, brieste de recensente. Ga lekker met allerlei mannelijke cliënten liggen neuken, of maak wat van je relatie.
Haar bovenlijf kroop uit de iPad, ze keek me woedend aan, en gaf me een ferme klap in mijn gezicht.
Houd op met dat gezeik en getob.
Jullie passen niet meer. Ga iets anders doen met je tijd.
Schok.
Voordat ik in de auto naar Berlijn stapte, was ik nog snel even naar yoga gegaan. Ik was net als alle vorige keren met mijn twijfel aangekomen, maar toen ik aan het einde van de les ontspannen op mijn meditatiekussentje zat, explodeerde mijn onderbuik haast. De boodschap was helder en duidelijk.
Ga weg. Het is oké.
Zo'n zelfde schok.
Maar toen ik na de les thuiskwam, had ik weer gedacht: weggaan bij iets goeds is geen optie.
Ik had de krant blijkbaar nodig om mijn hoofd te overtuigen.

In de 600 kilometers die volgden, bereidde ik in gedachten mijn uitmaakspeech voor. Ergens halverwege stopten we aan de rand van de snelweg om opnieuw verjaardagstaart te eten, ditmaal als avondmaal. Aangekomen bij het huis van Lou fietste ik stoïcijns met mijn weekendtas naar huis, vertelde de Ex dat het over was, huilde om de verjaardagstafel die hij zo zorgvuldig had gedekt, om mijn lievelingsborden met de blauwe verfstrepen, mijn favoriete fragiele wijnglaasjes, ik huilde nog harder om het cadeau op mijn bord dat ik nooit zou uitpakken, of misschien om het idee dat ik hém nooit meer geopend zou mogen zien omdat ik één zin had uitgesproken die niet in ons script paste, pakte mijn weekendtas met stoffige Berlijnkleren weer op en fietste verdoofd terug naar het huis van Lou.

Het lichtblauwe tweepersoonslaken dat ze over de zitkussens van haar bank heeft getrokken is te groot, de klamme stof die naar het wasmiddel ruikt dat we thuis ook gebruiken ligt verfrommeld tegen mijn warme rug. Ik ben 27 geworden en heb besloten dat ik het leven anders ga doen. En ik ga me niet laten opjutten door die strontvliegen aan mijn lijf.

 

Copyright © 2020 Daan Borrel

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum