Leesfragment: Jacht op de barnsteenkamer

29 oktober 2020 , door Jerker Spits
|

30 oktober verschijnt Jacht op de barnsteenkamer van Jerker Spits. Lees bij ons nu alvast de inleiding!

Het is misschien wel het grootste vermiste kunstwerk uit de geschiedenis: de barnsteenkamer. Een kamer van kostbaar barnsteen die Frederik I van Pruisen in de achttiende eeuw liet bouwen. Zijn zoon gaf het kunstwerk weg aan de Russische tsaar Peter de Grote, waarna het meer dan twee eeuwen bezoekers van het tsarenrijk bleef verbazen. Na 1945 verdween de kamer spoorloos. Hoe kon dit kunstwerk zomaar in rook opgaan?

Jerker Spits brengt het antwoord op die vraag dichterbij. Hij vertelt over de hoop en illusies van schatjagers en hun liefde voor kunst. Jacht op de barnsteenkamer gaat over een zoektocht die zich afspeelt tegen het decor van de Europese geschiedenis van de twintigste eeuw: de Russische Revolutie, de opkomst van het Derde Rijk, de Duitse deling en de Val van de Muur. En passant behandelt Spits alles wat er over barnsteen te vertellen valt.

N.B. Lees ook een fragment uit Spits' boek Staalhelmen en curryworst.

 

Inleiding

Barnsteen, de fossiele hars van naaldbomen, heeft de mensen vanaf de oudheid gefascineerd. Er zijn talloze legendes over het ontstaan ervan: het zouden tranen van de goden zijn, of brokjes van sterren. In het tweede boek van zijn Metamorphosen beschrijft Ovidius hoe Phaëton de Zonnewagen probeert te mennen, en hoe hij bij die rampzalige tocht door Jupiter wordt gedood. Zijn zussen wenen en veranderen langzaam in barnsteenbomen. Hun moeder probeert hen tevergeefs te redden. In de vertaling van M. d’Hane-Scheltema:

‘Moeder, vaarwel!...’ De boomschors overdekt hun laatste woorden.
Sindsdien vloeien hun tranen; van hun jonge takken drupt
een vocht dat in de zon tot barnsteen stolt. Door heldere stromen
wordt het als sieraad voor Latijnse meisjes meegenomen.

In de Odyssee beschrijft Homeros het paleis van koning Menelaos, met een ‘galmende zaal van koper, van goud en zilver, van barnsteen en van ivoor’. Een beschrijving die laat zien dat het barnsteen in de oudheid tot de waardevolste materialen moet hebben behoord.
Aanvankelijk was de kustbevolking van het huidige Duitsland, Polen en Rusland nog onwetend over de kostbare schat uit de Oostzee. In de eerste eeuw na Christus schrijft Tacitus in De Germanen dat de bevolking het barnsteen zelf glesum noemt. ‘Wat de aard daarvan is of hoe het ontstaat, interesseert hun als echte barbaren niet en weten ze ook niet. Lange tijd lag het domweg tussen de rommel die aanspoelt uit zee, totdat onze drang naar luxe er een naam aan gaf. Zelf doen ze er niets mee; het wordt in ruwe vorm verzameld en onbewerkt verhandeld, waarbij de opbrengst hen versteld doet staan.’
De Romeinen gebruikten barnsteen voor sieraden, kettingen en beeldjes. Plinius de Jongere klaagde in dezelfde tijd als Tacitus al ‘dat een klein figuurtje uit barnsteen duurder was dan een slaaf’. De Romeinen waren zo dol op insecten die waren ingesloten in het barnsteen dat er vervalsingen werden gemaakt met ingesloten hagedissen, kikkers en slangen: dieren die soms helemaal niet in het oorspronkelijke barnsteenwoud voorkwamen en veel te groot zijn om aan hars te blijven kleven.
Vanaf de middeleeuwen zouden hertogen, koningen en keizers wedijveren om het bezit van de ‘brandende steen’, waaraan ze een geneeskrachtige werking toeschreven. In de zeventiende eeuw dankten de Hanzesteden Lübeck, Danzig en Königsberg hun rijkdom aan barnsteen. Handwerkslieden van aanzien plakten stukjes barnsteen op hout en versierden er kasten en wanden mee.
Koning Frederik I van Pruisen was een groot bewonderaar van deze Bernsteinmeister. Hij gaf hun de opdracht een kamer van barnsteen te maken, een kunstwerk dat als achtste wereldwonder werd beschouwd. Zijn minder kunstminnende zoon Frederik Willem I schonk de onderdelen van de kamer in 1716 aan de Russische tsaar Peter de Grote. Bezoekers van zijn paleis in Sint-Petersburg dweepten met het barnsteen van de kamer. Het schijnsel van de kaarsen en het door drie ramen invallende licht liet hen in hoger sferen komen.
De Russische kunsthistoricus Sergej Viltsjkovski schreef in 1912: ‘De stijl van de barnsteenkamer is een mengeling van barok en rococo; een echt wonder, niet alleen vanwege de grote waarde van het materiaal, het kunstzinnige snijwerk en de lichtheid van de vormen, maar vooral door de mooie, dan weer donkere, dan weer heldere, maar altijd warme toon van het barnsteen, die de gehele kamer een onuitsprekelijke charme verleent. Hier is niets opdringerigs, schreeuwends, de hele decoratie is zo bescheiden en harmonisch dat menig bezoeker misschien door deze ruimte loopt zonder zich er rekenschap van te geven uit welk materiaal de bekleding van de muren, de raamkozijnen en de deuromlijstingen en ornamenten op de muren bestaat. De bekleding met barnsteen herinnert het meest aan marmer, maar wekt toch nooit de indruk van koelheid en pracht die het marmer eigen is, en overtreft daarbij aan schoonheid alle bekleding met het meest kostbare hout.’ Meer dan twee eeuwen lang bleef de barnsteenkamer bezoekers van het tsarenrijk verbazen. Na 1945 verdween de kamer spoorloos. Niemand weet wat ermee is gebeurd. Hoe kon dit kunstwerk zomaar in rook opgaan?
Dit boek vertelt over de zoektochten naar de barnsteenkamer, en is een poging het antwoord op die vraag dichterbij te brengen. Het vertelt over zoektochten in kloven, bunkers en kelders, in meren en in bossen. Het vertelt over Oost-Pruisen en zijn hoofdstad Königsberg, over de zoektocht van de Stasi in de DDR, die ruim 6 miljoen mark uitgaf om de barnsteenkamer te vinden, over de omgang met roofkunst in het Duitsland van na de Tweede Wereldoorlog en over Russen die hun verloren kunstschat probeerden terug te vinden.
De geschiedenis van de barnsteenkamer is onlosmakelijk verbonden met personen die de lezer in de verschillende hoofdstukken leert kennen. Anatoli Koetsjoemov bijvoorbeeld, de zeer getalenteerde Russische kunsthistoricus die al op jonge leeftijd een van de grootste kunstschatten van zijn land onder zijn hoede kreeg; Erich Koch, als hoogste nazi in Oost-Pruisen verantwoordelijk voor de roof van de barnsteenkamer; Georg Stein, een Duitse schatjager die door de nazi’s geroofde iconen uit een Russisch klooster terugvond maar zijn leven lang tevergeefs zou zoeken naar de barnsteenkamer. Dit boek vertelt over hun hoop en illusies, hun wreedheid en liefde voor kunst. Hun levens spelen zich af tegen de achtergrond van de Russische Revolutie, de opkomst van het Derde Rijk, het einde van de Tweede Wereldoorlog en de Val van de Muur.
Dit boek gaat aan de hand van barnsteen over de aard en betekenis van geschiedenis, oorlog en vrede en het lot van kunstschatten in de twintigste eeuw. Na 1945 is de barnsteenkamer spoorloos verdwenen, terwijl haar politieke en symbolische betekenis alleen maar is toegenomen. Voor Russen werd de barnsteenkamer een symbool van het leed dat de nazi’s hun land hadden berokkend. Voor inwoners van het oude Oost-Pruisen werd het barnsteen een drager van nostalgie, van verlangen naar een streek die ooit bij Duitsland hoorde.

 

© Copyright 2020 Jerker Spits

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum