Leesfragment: Rustig aan, tijger

05 april 2020 , door Joost de Vries
| |

‘Verklaar ons voor gek, maar Rustig aan, tijger verschijnt gewoon 6 april,’ liet DasMag op hun website weten over het nieuwe boek van Joost de Vries. Maar ze gaan het wel nét een beetje anders doen. Met een boekpresentatie via Instagram bijvoorbeeld en een posteractie met Athenaeum Boekhandel. Lees bij ons in ieder geval alvast een fragment!

De hoofdpersonen van Rustig aan, tijger rijzen op en vliegen de wereld in. Ze wagen zich aan hypotheken, huwelijken en onhandige affaires, ze richten reclamebureaus op, zetten hun eigen memoires in scène, gaan in therapie en ontdekken dat ze per ongeluk in dienst zijn van totalitaire sjeiks. Kortom, dingen die ons allemaal kunnen overkomen.

Aan de hand van wie ze liefhebben en de manier waarop ze afscheid nemen, wat ze creëren en wat ze kapotslaan, proberen ze onmogelijke vragen te beantwoorden: Wat ben ik waard? Welke rol speel ik? En als niet alles om mij draait, om wie dan wel?

Met evenveel empathie als sardonisch genoegen worden in Rustig aan, tijger de kwetsbare zielen ontrafeld van de mensen die vinden dat de wereld van hen is — of op zijn minst zou moeten zijn.

N.B. Eerder publiceerden we voor uit Echte pretentie
, De wereld in jezelf en De republiek.

Brief uit Menorca

(Vrij naar Nooteboom)
1

Wat wil je dat ik zeg? Vrije wil bestaat niet. Neurologen verklaren het leven en programmeurs bootsen onze hersenen zo na dat we ze niet meer hoeven te gebruiken. Het geluid van mijn laptop klinkt als iets wat opstijgt naar de hemel. God is een algoritme, ik heb er niets over te zeggen, ik log in en er wordt me van alles in de schoot geworpen. Nu dus jou. Sylvia. Hé, hallo. Ik kan niet aan jou denken zonder aan de rest te denken, en of de rest aan ons terugdenkt weet ik niet. Vast, soms. Om het zeker te weten kan ik dan maar beter zelf aan jou en mij denken.
John en Olivia hebben nog grootaandelen, ik nog een paar. Appeltje voor de dorst. Elias heeft zich laten uitkopen, zit in Cork – hij was vanbinnen altijd al een Ier, woont aan de kust, er zat eindeloos veel in hem wat moest uitwaaien. John woont nog steeds in Den Haag, hij nachttreint ondertussen al dertig jaar. De directeur in Brussel inmiddels, een grote meneer. De Muis kreeg een knobbeltje in haar borst. Ik zei ooit tegen haar: ‘We moeten het nog zo lang met elkaar uithouden, nog decennia, en dit wereldje is zo klein.’ We stonden bij de brug, na het zoveelste avondje in Het Brood. Ik bedoelde het claustrofobisch. Dat leven als een koket studentenhuis waar we elkaar steeds maar op de overloop tegenkwamen. Ze schokschouderde, ingesleten frons achter haar grote lesbische bril. ‘Laten we het hopen,’ zei ze.
Een zachte wijsheid. Later kwamen we daarop terug en vonden we het op jou slaan. Toen zij ziek werd durfde ik er niet over te beginnen. Je zou trots op haar zijn geweest, onze lieve Muis, een kleine stoïcijn, hard als vuursteen.
En ik zit dus hier. Ik kan de Middellandse Zee horen, maar net niet zien. De nieuwe buren hebben aan de voet van hun terrein een rij bomen gekapt, Russen, betaalden de groenboete lachend. Voor mij hoeft dat niet. Ik ken de zee onderhand, weet hoe het water verkleurt met de seizoenen. Vandaag blijf ik binnen, op de 7G, ‘Ik trek het hele internet leeg’ – bedacht jij die slogan nu of Elias? Zuckerbergs algoritme biedt me een herinnering aan. Ik ken die foto te goed. Zelfs als ik hem niet deel met mijn volgers is het te laat, zelfs als ik hem wegklik zit hij in mijn hoofd. Het orakel van Delphi vertelde je nooit wat je lotsbestemming was, maar wat je moest horen om die lotsbestemming te bereiken. Jij was niet mijn lotsbestemming. Weet ik wel. Klinkt ook pompeus. Maar toch zit ik hier naar je te kijken. Heb ik nooit echt genoeg van gekregen.

Goed dan, daar gaan we. Daar ben je.
Die foto die het algoritme oprispt stond in Elle.
Jaren heeft die spread op kantoor aan de muur gehangen: John en ik keken er dagelijks op uit, Molly had ’m ooit trots opgehangen (over Molly kan ik het niet hebben, sta me dat toe). Jij op de ene bladzijde, de Muis op de andere. Het ging me toen niet om jou, maar juist om die lieve Muis. Ze was kirrend van verontwaardiging van de shoot gekomen, helemaal blij dat ze iets had om boos over te zijn. Ze moest een doorzichtige blouse! Mocht geen beha aan! Niet dat je daar iets van zag op de foto, keurig decent, niets vulgairs. Haar haar leek achterovergekamd met stroop, weg krullen. Haar lippen waren ineens vol en donker als rijpe druiven. Duimpje op haar onderlip, mond een beetje open. De Muis, die zich altijd verstopte in overdreven grote truien en achter uilenbrillen, ineens helemaal glamour, helemaal sexual creature. Eens per jaar, voor het Commercial Makers Gala, kwam haar groene Filippa K-jurkje uit de kast en schoten er subtiel blikken heen en weer tussen Elias en mij: kijk eens aan, dat silhouet van de Muis. Niet dat we er raad mee wisten, niet dat ze op ons zat te wachten. Misschien keken we ook niet zo subtiel. Misschien hadden jullie alles door. John keek nooit, de directeur ook niet – mannen die aan zichzelf genoeg hadden, denk ik nu. En jij dus op de andere bladzijde van Elle, met dezelfde dieppaarse achtergrond. En profil. Je droeg een zwartpaars gewaad, vast onbetaalbaar, had je ene hand onder je kin, zoals denkende schrijvers heel serieus voor hun achterflap worden gefotografeerd. Blote arm met een dikke tegencultuurarmband om je pols. Je haar was omhooggeduwd, een pluk viel omlaag langs je oor, een chassidische pijpenkrul maar dan blond. Slaapkamerogen, donkerroze oogschaduw. Ook jij je mond open, met royaal aangebrachte lipgloss. (Sex sells – wie dat zei op de zaak, was af. Met strafpunten, zonder recht op herkansing. Mensen die dat zeggen denken dat hun succes van niets meer afhangt dan de glans van hun schoenen, die denken dat apen ons werk kunnen doen.) Je oorlel viel me op – een lange oorlel, zoals Vietnam en Cambodja aan de schelp van Azië vastzitten. Iemand vertelde me eens dat dat een teken van muzikaliteit was, André Hazes had zulke oorlellen. Klinkt niet heel sexy als ik het zo zeg, maar voor mij was je ook niet sexy toen – jij was de geliefde van de directeur, was afwisselend hartsvriendin en aartsvijand van Mickey, kaapte een hele serie opdrachten weg voor de neus van de Muis. Ik was solidair, het kwam niet in me op.
Olivia was hier laatst op het eiland. Ik ben nog steeds gek op haar gezicht: zo uitgesproken, zo spits, een diertje dat onder de grond graaft. Jukbeenderen als ijsbrekers. Mensen dachten vaak dat ze een actrice was. Ze liet zich alleen en face fotograferen. Ze zei tegen me: je moet doen alsof je je hoofd door een hoepeltje steekt, dan komt je gezicht mooi los van je nek, geen kans op onderkin, krijgt je gezicht meer expressie. Het hare kreeg er iets confronterends van, alsof ze het in het jouwe stak – had je wat?
Maar Olivia was dus hier. Het was herfst. Ze had een handtekening nodig voor de notaris, een extra aandelenemissie was gewenst. Ze droeg een wit pak, een muisgrijze pashmina waarvoor zeldzame geiten moeten zijn vergast. Creative director, stond onder haar mails. Ze is zo in charge. Ze keek naar mijn huis alsof het een elevatorpitch was en het veertig seconden had haar te overtuigen. Maar het hele idee van dit huis is dat het niet zoveel te zeggen heeft, ik houd het leeg, wat planten, een ribcord bank. Vroeger had je veel meer boeken, zei ze.
Vroeger danste Olivia geweldig – ik ook trouwens, als ik dat mag zeggen. Ze had moves. Bedachte, ingestudeerde, theatrale moves, maar ze danste die met zo veel overgave dat al het theater vanzelf verdween en ze samenviel met haar rol. Mij lukte dat ook, maar vreemd genoeg alleen met haar. Nu droeg ze lange, felgekleurde pleisters die de fysiotherapeut zo had aangebracht dat ze haar versleten spieren bij elkaar hielden.
In de keuken keek ze naar mijn knipselmuur – wall of inspiration noemden we dat op kantoor, ironisch (altijd ironisch). Maar die muur bevat mijn leven. Ansichtkaarten, filmaffiches, advertenties, de eerste bladzijde uit mijn lievelingsroman, de metrokaart uit Buenos Aires, trouwfoto’s, concertkaartjes – en dus die pagina’s uit Elle. Jij en de Muis naast elkaar. Ik maakte quesadilla’s met kaas en kidneybonen. Ze raakte jou aan met haar vinger, volgde je profiel op papier.
‘Ah,’ zei ze, ‘Sylvia toch, where did you go to, my lovely?’
‘Kijk,’ zei ik, ‘ze doet perfect haar hoofd door een hoepeltje.’
‘Ja,’ zei ze, ‘of ze legt het perfect op een hakblok.’
Anna Boleyn, klaar om de prijs voor liefde te betalen. Kort daarna haalde ik de pagina’s van de muur, borg ze op in een mapje, stopte het mapje weg in een lade. Dit huis hoorde leeg te zijn, witte muren, lange tafels, weinig stoelen, geen tv.
Nu dus werpen de socials die foto weer op, het is blijkbaar zoveel jaar geleden, op de dag. Vreemd is dat: dingen van jaren terug lopen met ons mee, one muisklik away, één keer scrollen en je zit weer in tien jaar terug, maar het voelt niet als tien jaar, maar als nu, omdat de beelden van toen in dezelfde context staan als de beelden van nu. Het is een eeuwig heden, niets is ooit afgerond. Hooguit ik verander. Toen vond ik je niet mooi, nu is het katzwijm. Voortschrijdend inzicht. Je kijkt opzij, je hebt je gelipglosste mond open, niet alsof je iets zegt, maar alsof je net bedenkt wat te gaan zeggen. Het is, alle glamour ten spijt, een denkende foto. Je dacht zo leuk, zo origineel, ik kon je nooit voorspellen, je had steeds een ander moraal of sentiment dan verwacht, iets gelezen waarvan ik nog nooit had gehoord. Je gaat iets zeggen op de foto, geen idee wat.

© 2020, Joost de Vries

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum