Leesfragment: Sakura

19 mei 2020 , door Naoko Abe
|

In onze bestverkochtlijstjes: Naoko Abes Sakura. Hoe een Engelsman de Japanse kersenbloesem redde (vertaling Fred Hendriks). Lees nu een fragment en bestel je exemplaar.

Toen botanicus Collingwood Ingram in 1902 Japan bezocht werd hij verliefd op de kersenbloesem, de sakura. Tijdens een bezoek ruim twintig jaar later was hij geschokt door de achteruitgang in soortendiversiteit. Een gekloonde kers domineerde het landschap en was symbool van de expansiedrift van het land. Duizenden kilometers verderop, op het landgoed van Ingram in Kent, floreerde de oorspronkelijke bloesem nog steeds. De botanicus besloot de soort te repatriëren. Met de Transsiberië Express vervoerde hij een stek in een aardappel naar Japan. Ingram groeide uit tot een van ’s werelds meest toonaangevende kersenexperts.

Dit prachtige boek vertelt het verhaal van een opmerkelijke man, die getuige was van een beladen eeuw vol conflicten en verandering. De lezer volgt de sakura als symbool aan het keizerlijk hof, via de donkere dagen van de Tweede Wereldoorlog, tot aan de hedendaagse fascinatie voor deze iconische bloesem.

 

Proloog

Op een steenworp afstand van de westelijke gracht van het keizerlijk paleis in Tokio stak een toekomstige koning van Engeland een spiksplinternieuwe spade in de koude, natte grond. Prins William keek naar het dunne stammetje van een jonge kersenboom die hij zojuist op het terrein van de Britse ambassade had geplant en glimlachte naar zijn gevolg.
De boomplantceremonie eind februari 2015 was gewoon het zoveelste ritueel voor de tweeëndertigjarige prins op zijn eerste bezoek aan Japan, enkele uren na zijn ontmoeting met keizer Akihito en keizerin Michiko in hun privévertrekken binnen de gracht. De ster van deze gebeurtenis was de boom zelf, en dat was ongebruikelijk.
Deze drie meter hoge plant was geen gewone kersenvariëteit. De taihaku, oftewel de ‘witte reuzensierkers’, was een zeldzame en spectaculaire boom, door puristen geprezen om zijn grote enkelvoudige witte bloemen. Op een bepaald moment was de taihaku uitgestorven in Japan. En zijn onwaarschijnlijke terugkeer, in een land waar kersenbomen een alom aanwezig en blijvend symbool zijn, was te danken aan één man, een Engelsman nota bene: Collingwood ‘Cherry’ Ingram.

 

Inleiding

Elke grote stap in mijn leven is begonnen met kersenbloesem, en dat geldt voor de meeste Japanners. Anders dan in het Westen vinden in Japan veel belangrijke gebeurtenissen plaats in april, wanneer het schooljaar en het parlementaire jaar beginnen en bedrijven nieuwe werknemers verwelkomen. Toen ik in april 1962 in de stad Nagoya, midden op het eiland Honshu, naar de kleuterklas ging, nam een vriend een zwart-witfoto van mij en mijn moeder Akiko onder de ragfijne roze bloembladen van die ene kersenboom vlak bij de schoolpoort. Iedereen deed precies hetzelfde, iedereen. Geen foto laten maken stond haast gelijk aan heiligschennis. Op de foto klamp ik mij vast aan mama’s arm, bang voor de dag die komen ging, maar getroost door de paraplu van bloemen boven mijn hoofd.
Mijn vader Hiroyoshi stond niet op de foto. Als journalist was hij aan het werk, altijd aan het werk, bezig met verhalen over de grote ondernemers die de drijvende kracht vormden achter de Japanse wederopstanding als naoorlogse industriële grootmacht.
In 1964 plaatste de krant waarvoor mijn vader werkte hem over naar Tokio. We lieten ons houten, met tatami’s beklede huis in Nagoya achter en namen de eerste ultrasnelle trein naar de hoofdstad van het land. Tokio stond aan de vooravond van zijn eerste Olympische Spelen, het eervolste moment van het land in decennia. De Spelen bewezen dat Japan weer overeind was gekrabbeld na de vernederende verwoestende nederlaag en nucleaire vernietiging. Bij de lagere school Takamutsa, waar ik dat voorjaar heen ging, stonden mama en ik opnieuw onder de kersenbloesem bij de schoolingang voor de geijkte foto.
Brugschool. Middelbare school. Universiteit. Voor ons is het altijd hetzelfde: april betekent een nieuwe start, een nieuwe stap in het leven. De kersenbloesem. De foto. En daar sta ik weer, in april 1981, vastgelegd onder de volle bloesem door de Canon-camera van het gezin op de dag dat ik professioneel journalist werd.
De Japanse band met kersenbloesems weerspiegelt een unieke en buitengewone obsessie. Wij zijn een homogeen volk – 98 procent van de 127 miljoen inwoners van ons land is etnisch Japans – verbonden door meer dan tweeduizend jaar traditie en een culturele affiniteit met één plant. Andere landen hebben natuurlijk ook hun speciale bloemen. Maar wie zou zich kunnen voorstellen dat vrijwel de hele bevolking van Groot-Brittannië of Duitsland of de Verenigde Staten in één specifiek weekend naar de parken trekt om een bloem te bekijken, hoe mooi die ook is?
Bij de krant in Tokio waar ik werkte en verslag deed van de activiteiten van de minister-president en later van het ministerie van Defensie, stuurden we altijd een jonge medewerker met plastic tafellakens en karton naar een nabijgelegen park naast het keizerlijk paleis. Daar spreidde hij deze matten uit onder een kersenboom en zat er de hele middag naast – met blote voeten, want o wee als iemand met schoenen over ons plastic tapijt zou lopen! Hij moest onze plek verdedigen, in afwachting van ons hanami-feest die avond, het feest van de kersenschouw (in het Japans betekent hana ‘bloem’ en mi ‘kijken’). Hanami was een jaarlijks lenteritueel, een gemeenschappelijke orgie van met kersenbloesem gearomatiseerde rijst, tafelzuur, wijn, sake en snoepjes, luid gezang, verbroedering en reünies van vrienden en familie.
Mijn leven lang had ik de bloesem voor lief genomen. Ik had nooit nagedacht over de reden waarom de meeste van de aangeplante bomen in Japan – zeven van de tien – van dezelfde variëteit waren, de somei-yoshino. Toen ik in 2001 naar Londen verhuisde, was ik verbijsterd over de grote verscheidenheid aan kersenbloesems in het Britse landschap. De bloesems die ik daar aantrof, hadden allerlei kleuren – wit, roze, roodachtig en soms zelfs groenachtig – en de bomen bloeiden in verschillende perioden, gewoonlijk van half maart tot half mei. Sommige soorten kwamen tot volle bloei, lieten vervolgens hun kroonbladeren vallen, waarna andere variëteiten het overnamen. Dat leidde tot een caleidoscopisch cascade-effect van bloesems dat het kersenseizoen verlengde tot twee maanden.
In Japan is het seizoen veel korter. De bloemen van elke somei-yoshino-boom bloeien ongeveer acht dagen, niet langer, en dat ze allemaal tegelijk bloeien en vervolgens allemaal tegelijk hun bloesem verliezen, komt doordat het allemaal klonen zijn. De cultuur van de sakura, de kersenbloesem, in de twintigste en eenentwintigste eeuw draaide dan ook om het korte leven en de snelle, voorspelbare dood van de bloemen. De kersenbloesem was van voorbijgaande aard, net als het leven zelf.
Tijdens mijn onderzoek voor een krantencolumn over de verspreiding van de kers op de Britse Eilanden, stuitte ik op het verhaal van Collingwood Ingram, wiens kruistocht om de taihaku en tal van andere Japanse kersenvariëteiten te redden onder westerse hoveniers legendarisch is. Onder Japanners en mensen elders in de wereld is dit verhaal onbekend. Naarmate mijn onderzoek vorderde, dook Ingrams naam steeds weer op, en voor ik het wist bevond ik me op een grote zoektocht naar de kersenboom, die me langs archieven, botanische tuinen, wetenschappelijke tuinbouwinstituten en tempels in Japan en het Verenigd Koninkrijk voerde. Gaandeweg werd mijn zoektocht steeds persoonlijker. Hij haalde opvattingen die ik sinds mijn geboorte koesterde over een boom die ik zo goed meende te kennen volkomen overhoop.

[...]

Copyright © 2019 Naoko Abe
Copyright Nederlandse vertaling © 2020 Fred Hendriks

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum