Leesfragment: Wittgensteins minnares

24 februari 2020 , door David Markson
| |

Nu in de winkel: David Marksons Wittgensteins minnares, vertaald door Erik Bindervoet en Robbert-Jan Henkes, met een nawoord van Lieke Marsman. Lees bij ons de eerste pagina's.

Kate beweert dat zij de laatste mens op aarde is. Ze woont in de verlaten musea die ze op haar tochten aandoet en klampt zich vast aan haar passie voor beeldende kunst, haar laatste strohalm. Zo probeert ze de tergende eenzaamheid die ze ervaart te lijf te gaan. Over haar verleden is wel iets bekend maar niet veel, en wat ze erover prijsgeeft blijkt niet altijd even betrouwbaar. Kate wantrouwt de taal en ziet er de grote beperkingen van in, een gegeven dat David Markson weet uit te drukken in hypnotiserend prachtig proza.

Wittgensteins minnares bereikte in de jaren tachtig de status van cultboek en kan bogen op lovende kritieken van zowel literatuurminnaars als filosofen. Deze roman is een eindtijdfantasie, een experimenteel literair werk en een huiveringwekkend vervreemdend boek in één.

Lieke Marsman schreef speciaal voor deze uitgave een begeleidend nawoord: ‘Ik kan me de eerste keer dat ik Wittgensteins minnares opensloeg nog goed herinneren. “In het begin liet ik soms boodschappen achter op straat.” Dat is gedurfd, dacht ik, te beginnen op de wijze van het boek Genesis.’

 

Wittgensteins minnares

In het begin liet ik soms boodschappen achter op straat.
Er woont iemand in het Louvre, stond er soms. Of in de National Gallery.
Dat stond er natuurlijk alleen maar als ik in Parijs of in Londen was. Er woont iemand in het Metropolitan Museum zou er staan als ik nog in New York was.
Natuurlijk kwam er niemand. Op het laatst hield ik op met boodschappen achterlaten.
Eerlijk gezegd heb ik alles bij elkaar misschien maar drie of vier boodschappen achtergelaten. Ik heb geen idee hoelang geleden ik dat deed. Als ik moest gokken, zou ik zeggen tien jaar, denk ik.
Maar misschien was het nog wel een paar jaar langer geleden.
En natuurlijk was ik destijds gedurende een bepaalde tijd mijn verstand kwijt.
Ik weet niet hoelang precies, maar het was gedurende een bepaalde tijd.
Onheuglijke tijd. Wat een uitdrukking is die ik misschien nooit goed begrepen heb, nu ik hem toevallig bezig.
Betekent onheuglijke tijd zonder heugenis, dus niet goed bij je hoofd, gek dus, of gewoon vergeten?
In elk geval is er weinig twijfel over die gekte. Zoals die keer bijvoorbeeld dat ik naar een uithoek van Turkije reed om de plek van het oude Troje te bezoeken.
En om een of andere reden daar met name de rivier wilde zien waarover ik ook had gelezen, die langs de citadel naar de zee stroomt.
De naam van de rivier, die eigenlijk maar een modderstroompje was, ben ik vergeten.
En hoe dan ook bedoel ik niet naar de zee, maar naar de Dardanellen, die toen de Hellespont werd genoemd.
De naam van Troje was natuurlijk ook veranderd. Hisarlik heet het nu.
In veel opzichten viel mijn bezoek tegen, omdat de plek verbijsterend klein van afmetingen was. Niet veel meer dan een doorsnee stratenblok en praktisch maar een paar verdiepingen hoog.
Toch kon je vanaf de ruïnes de berg Ida zien, helemaal in de verte.
Zelfs aan het eind van het voorjaar lag er nog sneeuw op de berg.
In een van de antieke verhalen ging er, geloof ik, iemand naartoe om te sterven. Misschien Paris.
Ik bedoel natuurlijk de Paris die de minnaar van Helena was geweest. En die toen die oorlog bijna afgelopen was gewond raakte.
Het was trouwens hoofdzakelijk Helena aan wie ik dacht toen ik in Troje was.
Ik stond op het punt daaraan toe te voegen dat ik zelfs een tijdlang droomde dat de Griekse schepen er nog steeds op het strand lagen.
Nou ja, dat zou een weinig opzienbarende droom zijn geweest.
Het water ligt misschien op ongeveer een uur lopen van Hisarlik. Ik was daarna van plan om met een gewone roeiboot over te steken en dan via Joegoslavië verder Europa in te rijden.
Misschien bedoel ik Joegoslavië. In elk geval liggen er aan die kant van de zee-engte monumenten voor de soldaten die daar in de Eerste Wereldoorlog zijn gesneuveld.
Aan de kant van Troje kun je een monument aantreffen waar Achilles begraven is, heel veel langer geleden. Nou ja, waar ze zeggen dat Achilles begraven ligt.
Toch vind ik het heel bijzonder dat jonge mensen daar in een oorlog zo lang geleden doodgingen, en vervolgens drieduizend jaar later op dezelfde plek opnieuw.
Maar hoe dan ook, ik veranderde van gedachten over het oversteken van de Hellespont. Waarmee ik de Dardanellen bedoel. In plaats daarvan nam ik een motorsloep en ging ik via de Griekse eilanden en via Athene.
Zelfs met een enkele bladzijde, gescheurd uit een atlas, zonder zeekaarten, deed ik er maar twee rustige dagen over om het Griekse vasteland te bereiken. Ongetwijfeld was een heleboel over die antieke oorlog sterk overdreven.
Toch raken sommige dingen een snaar.
Zoals bijvoorbeeld een dag of twee later, toen ik het Parthenon zag liggen in het middagzonnetje.
Diezelfde winter woonde ik volgens mij in het Louvre. En verbrandde in een slecht geventileerde ruimte kunstvoorwerpen en lijsten, voor de warmte.
Maar toen de eerste dooi intrad ging ik door Centraal-Rusland weer op weg naar huis, met steeds een nieuw voertuig wanneer de benzine van het oude opraakte.
Dit is allemaal onaanvechtbaar waar, al is het, zoals gezegd, lang geleden. En al was ik, zoals ook gezegd, waarschijnlijk gek.
Aan de andere kant betwijfel ik of ik gek was op het moment dat ik, daarvoor nog, naar Mexico ben gereden.
Mogelijk daarvoor nog. Om het graf te bezoeken van een kind dat ik was verloren, nog langer geleden dan dit allemaal gebeurde, genaamd Adam.
Waarom schrijf ik dat zijn naam Adam was?
Simon heette mijn kleine jongetje.
Onheuglijke tijd. Wil dat zeggen dat je zelfs de naam van je enige kind tijdelijk kan vergeten, die nu dertig zou zijn geweest?
Dertig vraag ik me af. Eerder zesentwintig of zevenentwintig.
Ben ik dan vijftig?
Er is maar één spiegel, hier in dit huis aan dit strand. Misschien zegt de spiegel vijftig.
Mijn handen zeggen dat. Het is zichtbaar geworden op de rug van mijn handen.
Daarentegen menstrueer ik nog steeds. Onregelmatig, zodat het vaak weken achter elkaar doorgaat, maar dan niet meer voorkomt tot ik het bijna ben vergeten.
Misschien ben ik niet ouder dan zevenenveertig of achtenveertig. Ik weet nog zeker dat ik het op een gegeven moment min of meer probeerde bij te houden, mogelijk de maanden maar in elk geval de seizoenen. Maar ik weet niet eens meer wanneer ik door kreeg dat ik al lang de tel was kwijtgeraakt.
Toch geloof ik dat het iets voor mijn veertigste was dat dit allemaal begon.
De boodschappen liet ik achter met witte verf. In enorme blokletters, op kruispunten waar iedereen ze van alle kanten kon zien.
Natuurlijk verbrandde ik ook kunstvoorwerpen en andere objecten toen ik in het Metropolitan Museum woonde.
Nou ja, ik had daar ’s winters een permanent vuur branden.
Dat vuur was anders dan het vuur dat ik in het Louvre had. In het Metropolitan stookte ik het vuur in de grote hal waardoor je naar binnen en naar buiten gaat.
En ik had er trouwens ook een grote blikken schoorsteen boven gebouwd. Zodat de rook kon opstijgen naar de dakramen hoog erboven.
Daarvoor moest ik gaten schieten in de dakramen, toen ik de schoorsteen eenmaal af had.
Dat deed ik met een pistool, heel precies, in een hoek vanaf een van de balkons, zodat de rook naar buiten kon maar de regen niet naar binnen.
Er kwam regen binnen. Niet veel, maar toch wel wat.
Nou ja, uiteindelijk regende het ook door andere ruiten naar binnen, toen die vanzelf braken. Of door het weer.
Ze breken nog steeds. In dit huis zijn er ook een paar gebroken.
Maar op dit moment is het zomer. Bovendien vind ik regen niet erg.
Boven kun je de oceaan zien. Hier beneden belemmeren de duinen je het zicht.
Feitelijk is dit mijn tweede huis hier op het strand. Het eerste heb ik afgebrand, hoewel ik nog steeds niet weet hoe het is gebeurd, misschien was ik aan het koken. Ik liep even de duinen in om te plassen en toen ik omkeek stond de hele boel in lichterlaaie.
De strandhuizen zijn helemaal van hout natuurlijk. Ik kon alleen maar toekijken vanaf het duin hoe het afbrandde. Het brandde de hele nacht.
Nog steeds zie ik het verbrande huis ’s ochtends als ik over het strand wandel.
Nou ja, ik zie natuurlijk het verbrande huis niet, ik zie wat ervan overgebleven is.
Toch blijf je geneigd over een huis te denken als een huis, zelfs als er niet opvallend veel meer van over is.
Maar dit huis heeft het goed doorstaan, nu ik erbij stilsta. Als ik het goed heb, zal de volgende sneeuwval mijn derde hier worden.
Waarschijnlijk zou ik een lijst moeten opstellen op welke plekken ik verder ben geweest, al was het alleen ter lering van mezelf. Ik bedoel allereerst mijn oude zolderkamer in SoHo, nog voor het Metropolitan. En vervolgens mijn reizen.
Hoewel ik ongetwijfeld ook een groot deel daarvan inmiddels niet meer zal kunnen achterhalen.
Ik herinner me wel dat ik op een morgen in een automobiel met het stuur aan de rechterkant zag hoe Stratford-upon- Avon ondersneeuwde, wat geen alledaags gebeuren moet zijn.
Nou ja, en een keer diezelfde winter toen ik bijna overreden werd door een auto met niemand achter het stuur, die een heuvel af kwam rollen bij Hampstead Heath.
Er was een verklaring voor die auto die de heuvel af kwam rollen met niemand achter het stuur.
De verklaring was natuurlijk de heuvel.
Ook die auto had het stuur aan de rechterkant. Hoewel dat misschien nergens iets mee te maken heeft.
En sowieso heb ik me misschien vergist, eerder, toen ik zei dat ik op straat de boodschap had achtergelaten dat er iemand in de National Gallery woonde.
Want in Londen woonde ik in de Tate Gallery, waar zoveel schilderijen van Joseph Mallord William Turner hangen.
Ik weet heel zeker dat ik in de Tate woonde.
Daar is ook een verklaring voor. De verklaring is namelijk dat je daarvandaan de rivier kan zien.
Als je alleen woont, ben je geneigd de voorkeur te geven aan uitzicht op water.
Maar ik heb Turner ook altijd bewonderd. Misschien zijn het in feite zijn schilderijen van water die een rol hebben gespeeld bij mijn beslissing.

 

© Copyright 2020 Vertaling: Erik Bindervoet en Robbert-Jan Henkes, Amsterdam
© Copyright 2020 Nawoord: Lieke Marsman, Amsterdam

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum