Woensdag 26 februari wordt Zij namen het woord. Rebelse schrijfsters in de Franse letteren, het nieuwe boek van Margot Dijkgraaf, gepresenteerd. Aansluitend signeert ze bij Athenaeum. Lees bij ons alvast het voorwoord!
Ze schreven, ze spraken, ze gingen de barricaden op, ze doorbraken taboes, ze waren voor geen kleintje vervaard, ze verlegden grenzen. En ze bieden ook nu nog inspiratie - door hun boeken, hun karakter, hun daden of denkbeelden. De vrouwen die Margot Dijkgraaf in dit boek de revue laat passeren zijn Franstalig. Ze heten George Sand of Françoise Sagan, Simone de Beauvoir of Lydie Salvayre, Madame de Staël of Maryse Condé. De een was een belangrijke vernieuwer van de Europese literatuur, de ander vocht voor de positie van de vrouw als schrijfster, de volgende richtte haar pijlen op onrechtvaardigheid en ongelijkheid, weer een ander eiste voor de niet-westerse stem een plek op in de literatuur. Allemaal waren ze rebels, tegendraads, en velen veroorzaakten in hun tijd een schandaal. Als deze portretten iets laten zien is het de kracht van deze uitzonderlijke vrouwen, van de 18ste tot de 21ste eeuw. Schrijven is gevaarlijk – en hoe!
N.B. Eerder publiceerden we voor uit Lezen in Frankrijk, Spiegelbeeld en schaduwspel. Het oeuvre van Hella S. Haasse en Dijkgraafs nawoord bij Yourcenars Het hermetisch zwart.
In 1810 laat keizer Napoleon Bonaparte alle gedrukte exemplaren van het essay De l’Allemagne (Over Duitsland) vernietigen. Het boek is ‘niet Frans’, vindt Napoleon – een stevige beschuldiging in die tijd. De drukker van het boek gaat failliet. De keizer beveelt niet alleen de vernietiging van het boek, hij bepaalt ook dat de auteur ervan, Germaine de Staël, Frankrijk binnen een etmaal moet verlaten. Ze wordt verbannen. Hij verbiedt haar ook te reizen naar een haven van waaruit ze Engeland zou kunnen bereiken. Ze mag alleen naar Zwitserland reizen, waar ze een kasteel bezit dat ze van haar vader heeft geërfd, Château de Coppet, aan het meer van Genève.Maar Madame De Staël laat zich niet zo gemakkelijk koeioneren en opsluiten – zelfs niet door haar machtige gezworen vijand, de keizer. In 1812, als Napoleon haar bovendien huisarrest geeft, is voor haar de maat vol. Vlak nadat ze bevallen is van haar vijfde kind begint ze aan een gevaarlijke reis door Europa, de ontsnapping uit haar door Napoleon opgelegde gevangenschap: met een vals paspoort vertrekt ze – per koets – naar Wenen in Oostenrijk, vervolgens via Brno naar Polen, en via Oekraïne bereikt ze Moskou en Sint-Petersburg. Ze wordt door tsaar Alexander ontvangen en ontmoet Aleksandr Poesjkin. Ze gaat de grens met Finland over en bereikt via Zweden uiteindelijk Engeland. Daar laat ze haar boek herdrukken. Een paar jaar later is het ook in Parijs te krijgen. Het wordt een enorm succes.Dat is ongeveer de spirit van de vrouwen in dit boek: ze schrijven, zijn bevlogen en voor de duvel niet bang. Ze willen dat hun werk gelezen wordt, ze willen ertoe doen. Dat de mannenwereld waarin ze leven daar niets voor voelt en er een stokje voor wil steken, kan hen niet deren. Germaine de Staël reist, observeert, leert vreemde talen, leest, bevraagt, luistert, vertaalt en vergelijkt. Met haar boek De l'Allemagne, een cultuurhistorische studie die over veel meer gaat dan over Duitsland alleen, verandert Germaine de Staël de blik van de Fransen op Duitsland en de Duitse cultuur. Het wordt tot op de dag van vandaag gelezen en becommentarieerd.Wat is er inspirerender dan je te verdiepen in het oeuvre van dit soort intelligente, ondernemende, schrijvende vrouwen? In dit boek schets ik een portret van tien rebelse vrouwelijke schrijfsters in de Franse literatuur, van Madame de Sévigné (1626-1696) tot Lydie Salvayre (1948). Rebels zijn ze vooral vanwege hun literaire werk, niet vanwege hun gedrag of hun levensstijl. Het gaat me om wat ze hebben veranderd in de literatuur, om de revoluties in onderwerp, denkbeelden, in stijl of aanpak. Dat ze het woord hebben genomen, dat ze naar de pen hebben gegrepen – dat is waar het om draait. Dat daarnaast hun privéleven in de openbaarheid kwam, dat dat soms ophef veroorzaakte, dat er schande van werd gesproken, is bijzaak. Al heeft het een wel met het ander te maken, het een vloeide namelijk vaak uit het ander voort.In vroeger eeuwen – en nog, zeker in andere delen van de wereld – werd het niet gewaardeerd dat deze vrouwen van zich lieten horen. Een vrouw werd, zoals een personage van Balzac het verwoordt, geacht ‘uitzonderlijke kwaliteiten, als ze die al heeft, te off eren op het altaar van de familie. Haar genie, haar talent, alle dichtkunst behoort toe aan haar man en aan de kinderen die ze zal baren’. Je moet het maar durven op te schrijven. Dat een vrouw het door mannen gedomineerde terrein van literatuur, van het denken betreedt, dat ze hen die ruimte betwist, dat ze zich roert in het publieke debat, dat ze hen nota bene van repliek dient, wordt allesbehalve gewaardeerd. Jaloezie is troef. En dus worden deze vrouwen op hun persoon bekritiseerd, wordt hun uiterlijk geridiculiseerd en hun werk afgebrand.Wat deze vrouwen gemeen hebben is dat ze ervoor kozen een oeuvre te scheppen en een leven te leiden zoals ze dat zelf wilden, met een kracht en een moed die bewondering afdwingt. Zeker als je in je achterhoofd houdt in welke tijd ze leefden; sommigen langer dan 300 jaar geleden. Drie van deze vrouwen zijn tijdgenoten, en hen heb ik ontmoet: Maryse Condé, Annie Ernaux en Lydie Salvayre. Een ander, Nathalie Sarraute, sprak ik voor haar dood in 1999. Natuurlijk had ik nog andere Franstalige schrijfsters aan deze portrettengalerij kunnen toevoegen, maar voor dit boek heb ik me tot tien moeten beperken.Wat deze tien vrouwelijke auteurs delen is het feit dat ze in de literatuur iets wezenlijks hebben betekend. Het werk van George Sand is de bron bij uitstek voor wie iets van de negentiende eeuw wil begrijpen. De correspondentie van Madame de Sévigné brengt het leven in de zeventiende eeuw, in een bepaalde klasse, tot leven. Uit het werk van Françoise Sagan komt een tijdsbeeld van de jaren vijftig en zestig naar voren, dankzij Maryse Condé krijgen Franstaligen die buiten Frankrijk zijn geboren een stem. Nathalie Sarraute was de voorvrouw van een nieuwe stroming in de Franse literatuur, Annie Ernaux introduceerde een nieuwe sociologisch-geëngageerde stijl en is hét voorbeeld voor een jongere generatie schrijvers. Lydie Salvayre verbouwt het klassieke Frans door er typisch Spaanse elementen in te weven. Germaine de Staël legde de basis voor de Europese literatuur.Wat de vrouwen bovendien gemeen hebben is doorzettingsvermogen, een harnas, een soort onverstoorbaarheid die hen in staat stelt kritiek, aanvallen – veroorzaakt door hun werk, maar zeker ook door het feit dat ze vrouw zijn – naast zich neer te leggen, van zich af te laten glijden. Germaine de Staël werd verbannen, Annie Ernaux werd van onfatsoenlijk schrijven beticht, Françoise Sagan kon beter gaan breien, George Sand was een sigaarrokende mannenverslindster, Lydie Salvayre schreef slecht Frans, Maryse Condé werd steevast over het hoofd gezien als ze in gezelschap van haar echtgenoot ergens een lezing kwam geven. Deze vrouwen toonden en tonen karakter, ze hebben het lef om daar hun schouders over op te halen.Dat dat alles nog niet tot de verleden tijd behoort, blijkt nog dagelijks. In haar recente lezing als coreferent bij de Van der Leeuwlezing stelde Anna Enquist droogjes vast dat ‘de wereld niet op vrouwelijke intellectuelen zit te wachten’. Volgens de jonge Frans-Marokkaanse schrijfster en journaliste Leïla Slimani is het eenvoudig onmogelijk schrijfster te zijn zónder rebels te zijn: ‘...een vrouw is een wezen dat geacht wordt binnen te blijven, te zorgen, ze is een “agent de l'ordre”, ze hoort de orde te bewaken. Vrouwen die schrijven en publiceren weten dat ze onderwerp van afkeer en spot zullen zijn, dat ze uitgesloten en verketterd zullen worden. Als je schrijft wil je ook iets beweren, dus natuurlijk komt daar rebellie bij kijken. Je accepteert het dat je zult mishagen, dat wat je schrijft niet in de smaak zal vallen, en dat is voor een vrouw veel ingewikkelder dan voor een man.’Of ze nu Simone de Beauvoir of Françoise Sagan heten – om de term feminisme lopen de vrouwen in dit boek het liefst met een boogje heen. Alle labels zijn een keurslijf, zegt Lydie Salvayre, ‘dat geldt ook voor de begrippen vrouw, geëngageerd, esthetisch, politiek, biologisch. Literatuur heeft nu juist het voordeel dat je verschoond blijft van etiketten.’Deze vrouwen leven hun leven, ze zijn een voorbeeld, ze laten in teksten, in daden, in het dagelijks leven zien wat het voor hen betekent als vrouw en schrijver je leven te leiden. Ze reizen, denken na, converseren, zijn woedend en extravert of juist in zichzelf gekeerd. Ze verwachten niets, ze handelen, ze doen, ze schrijven, ze publiceren – betrokken bij wat er in de wereld gebeurt. Opvallend is ook dat ze bijna zonder uitzondering voortdurend in beweging zijn, op pad, op reis, op onderzoek uit. Germaine de Staël pendelde tussen Parijs en Coppet, waar ze de grote intellectuelen uit haar tijd in haar beide literaire salons ontving. Ze reisde door Europa, gedreven door haar frustratie over haar verbanning, maar ook uit nieuwsgierigheid naar andere talen, andere culturen. Ook Madame de Sévigné zwoer bij Parijs en verliet de hoofdstad alleen om bij haar dochter te kunnen zijn, in het Zuid-Franse Grignan. Haar oeuvre is dankzij die afstand ontstaan: waren ze niet bij elkaar, dan schreef ze haar bijna dagelijks lange brieven. Colette was geen groot reiziger, maar ging veel op pad voor haar reportages en bivakkeerde hele zomers in de Provence. Nathalie Sarraute leefde in haar jeugd nu eens in Sint-Petersburg, dan weer in Frankrijk; het zijn de twee polen waartussen haar leven en haar oeuvre zich afspeelt.De meesten van deze auteurs waren zich al vroeg bewust van het feit dat het leven kort is en de mens sterfelijk. Ze bestrijden de melancholie en de angst voor de dood en de eenzaamheid met reizen, nieuwe ontmoetingen en ontdekkingstochten. George Sand ging haar afkeer van de dood te lijf met een veelheid van activiteiten, van schrijven tot tuinieren en marionettenspel. Lydie Salvayre citeert Baudelaires gedicht over de dood (‘C’est la mort qui fait vivre’): wie weet dat de dood in het verschiet ligt, maakt er wat van. ‘In de beweging zit een groot voordeel,’ schrijft Madame de Staël, ‘het gaat niet zozeer om het plezier dat erdoor wordt veroorzaakt, als wel om de gedachten die erdoor worden verjaagd.’Literatuur komt vaak voort uit een kwetsuur, en dat is bij deze vrouwen niet anders. Er is vernedering, schaamte, teleurstelling en woede. Er is uitsluiting, het gevoel vreemdeling te zijn, het idee op de verkeerde plek, in de foute sociale klasse terechtgekomen te zijn. En het levert magistrale literatuur op. Het pendelen tussen twee landen en twee ouders gaf Sarraute een speciale antenne voor onderhuidse conversatie, die ze literair vormgaf. Annie Ernaux put uit een oneindige bron van schaamte en ontheemding. Het oeuvre van Lydie Salvayre draait om woede en vernedering, en de correspondentie van George Sand met bijvoorbeeld Gustave Flaubert is niet alleen geestig, maar toont ook hun persoonlijke en politieke frustraties. Een schrijfster als Colette laat ons zien hoe je van het leven literatuur maakt en hoe je dat vrolijk, zintuiglijk en positief getoonzet doet. Ze geeft haar lezer energie, in plaats van je die te ontfutselen. Ze liegt over de werkelijkheid, past hem aan, verdraait hem, speelt ermee. Ze weet best dat de realiteit keihard is en vaak onaangenaam, maar waarom die niet gewoon verdonkeremanen en juist het elan belichten?Onlangs vertelde Lydie Salvayre me dat ze zich verwant voelt met sommige schrijfsters uit vroeger tijden, met Colette, met Virginia Woolf, Sylvia Plath. Ze stelt zich voor dat ze behoort tot een vrouwelijke gemeenschap van schrijfsters. Die andere vrouwen heeft ze nooit ontmoet. Ze leefden in andere eeuwen, andere tijden. De Spaanse auteur Juan Goytisolo sprak eens van het fenomeen van pollénisation, stuifmeel dat met de wind door de lucht wordt meegevoerd en elders tot leven komt. Een estafettestokje dat wordt doorgegeven. En ja, ook dat zie je bij de schrijfsters in dit boek: George Sand bewonderde Germaine de Staël, Simone de Beauvoir was vereerd Colette te ontmoeten, Françoise Sagan droeg George Sand een warm hart toe en bestudeerde haar werk, Annie Ernaux groeide op met het oeuvre van Simone de Beauvoir. Lydie Salvayre weet wat Nathalie Sarraute heeft geschreven. Zo vliegt de inspiratie van de ene naar de andere eeuw en reiken deze schrijfsters elkaar de hand – elkaar en ons. Als deze portretten iets laten zien is het de kracht van deze uitzonderlijke Franstalige schrijvende vrouwen, van de zeventiende tot de eenentwintigste eeuw. Schrijven is gevaarlijk – en hoe!
Margot Dijkgraaf, februari 2020
© 2020 Margot Dijkgraaf