Leesfragment: Antwerpen

14 augustus 2021 , door Michael Pye
| |

19 augustus verschijnt Antwerpen. De gloriejaren van Michael Pye (Antwerp: The Glory Years, vertaald door Pon Ruiter en Annemie de Vries). Lees bij ons alvast de eerste pagina's!

De stad die Antwerpen ooit geweest is, is vandaag de dag haast onherkenbaar. Verwoest door de vlammen en bombardementen van de wereldoorlogen is haar geschiedenis goed verstopt achter een façade van herbouwde monumenten. Toch was de havenstad ooit het middelpunt van de wereld.

Als handelscentrum kende Antwerpen in de zestiende eeuw geen evenbeeld, en haar rijkdom en weelde leken ongeëvenaard. De stad van Plantijn en Brueghel stond bol van de bedrijvigheid. Bezoekers kwamen met hun koopwaar uit alle uithoeken van de wereld naar de stad waar de geldhandel floreerde. Tegelijkertijd kende Antwerpen ook een schaduwkant: rellen, muiterijen en de inquisitie, die als een donkere wolk boven de joodse en protestante inwoners hing, lieten de uitzonderlijke welvaart van korte duur zijn. Desalniettemin blijkt de invloed van Antwerpen blijvend.

Met Antwerpen ontsluit Michael Pye het verhaal van een stad die tegen alle verwachtingen in opkwam als het kloppend hart van de zestiende eeuw, en in korte tijd de wereld wist te veranderen. Eén ding is volgens Pye zeker: zonder de Antwerpse geschiedenis zou vandaag niets hetzelfde zijn.

N.B. Lees ook een fragment uit Pyes Aan de rand van de wereld.

 

De uitzondering

Giovanni Zoncha was een stoffenverkoper in Venetië, tussen de San Marco en de Rialto, vlak bij het hart van de handelswereld rondom de Middellandse Zee. In 1563, op zijn twintigste, kende hij geen rust. Hij voelde de drang om te gaan reizen, naar het noorden te gaan, naar het hart van een andere handelswereld, die zich richtte op landen aan gene zijde van de oceanen: naar Antwerpen in de Spaanse Nederlanden.
Hij bleef er vier jaar en schreef brieven naar huis over wat hij er had aangetroffen. Hij vond het prettig dat de voorschriften er minder klemmend waren: bij het vasten hoefde je boter, eieren en kaas niet te laten staan en je kon over straat wanneer je wilde en met de wapens die je wilde: ‘Al had je een kanon bij je, niemand zou er iets van zeggen.’ Hij luisterde naar wat de protestanten zeiden, maar was bang dat de Inquisitie niet lang meer op zich zou laten wachten. Wat hij vooral plezierig vond, waren de meisjes, zelfs als het dochters waren van de hoge heren, de primi della terra, en hun heerlijk vrijmoedige gedrag. Tijdens de maaltijd zat je tussen twee meisjes in die je af en toe een kusje gaven, en na het eten ging je op de grond zitten, in de armen van je meisje. Je praatte over van alles, ook als je geen taal gemeen had, en ging wandelen zonder dat er iemand mee moest. De meisjes sloegen zelfs de hoeden van de jongens af en smeten ze in de rivier.
Zoncha vond dat hij een wereld vol vrijheid had gevonden, heel anders dan het verfijnde, formele Venetië, maar toch een stad die op zijn minst de gelijke was van La Serenissima. Antwerpen leek een nieuwe manier bedacht te hebben om rijk, beschaafd en gemakkelijk in de omgang te zijn in het hart van de steeds verder uitdijende wereld die Europa leerde kennen.
Daar zat Venetië al de hele eeuw mee. En die zorg was terecht, want het leven en de commerciële activiteiten van die stad draaiden nog steeds om de Middellandse Zee en de handelsroutes die daar via de Rode Zee op uitkwamen. Antwerpen dreef al handel met India via een route langs de westkust van Afrika, om Kaap de Goede Hoop heen, en ook vanuit Sevilla en Lissabon met Brazilië en Amerika aan de andere kant van de oceaan. De stad maakte deel uit van een nieuwe wereld en een nieuw systeem.
Een voor een brachten de Venetiaanse ambassadeurs thuis verslag uit. Al in 1506 dreef Antwerpen meer handel dan naburige steden. Dat kwam doordat er twee keer per jaar een handelsbeurs werd gehouden. Dan wemelde het in de stad van de kooplieden. In 1525 zag ambassadeur Gasparo Contarini dat de grote rivaal Brugge volledig was overvleugeld door Antwerpen. Zeker, het grootste deel van de handel was in handen van buitenlanders, maar de bewoners van de stad, meldde Contarini, verdienden er toch ook aan doordat ze hun huizen verhuurden.
Hij zag hoe het getij de rivier op kwam en het water van de Schelde terugdrong, zodat de grootste schepen – de karvelen en galeien – gemakkelijk aan de kaaien konden aanleggen. Soms waren ze zelfs vanuit Venetië tegen de hoge zeeën opgetornd. De stad lag een eind stroomopwaarts aan een diepe rivier met veilige ankerplaatsen, zodat karvelen uit India of Afrika of Amerika de Schelde op konden varen, waarna hun lading over zijrivieren van de Rijn in Noord-Italië, de Alpen of nog verder kon komen, of anders via de Noordzee het Balticum kon bereiken. De goederen werden betaald met het zilver en de metalen die in het zuiden van Duitsland werden gewonnen en daarna over water werden getransporteerd. De rivieren en de zee waren gemakkelijker dan de logge Hessische karren die hotsebotsend over de slechte wegen reden, vooral in de winter, en al helemaal in natte winters, ‘als de wegen zo beroerd zijn dat een dubbel aantal trekdieren met moeite een halve lading van zijn plaats krijgt’, waarbij ook nog de touwen zwaar waren aangetast ‘omdat ze lang op de akker hadden gelegen’, en paarden waren verzwakt omdat ze alleen maar stoppels te eten kregen. De rivier bij Antwerpen vroor heel af en toe dicht, maar de zee was altijd toegankelijk, mits je niet te maken kreeg met stormen en de altijd aanwezige piraten.
Halverwege de eeuw schreef de Venetiaanse ambassadeur Navagero naar huis: ‘Hier in Antwerpen drijft de hele wereld handel.’
In een brief aan de Venetiaanse Senaat schetste zijn opvolger Marino Cavalli het karakter van de steden in Vlaanderen en Brabant door ze te vergelijken met steden in Italië: Leuven was net zo geleerd als Padua, Gent was even groot als Verona en de ligging van Brussel was even gunstig als die van Brescia. Bij al deze vergelijkingen was Antwerpen ‘op handelsgebied de evenknie van Venetië’. Cavalli verbaasde zich zeer over het aantal bedrijven dat in geld en alle mogelijke andere goederen handelde. Het leek wel of er ergens een enorme bron was waaruit zakelijke contacten voortkwamen. Er is geen man, ‘hoe armzalig van geboorte en hoe lui ook, die hier niet rijk kan worden van de handel in de haven van Antwerpen’. Als een jonge man het breed wilde laten hangen maar al zijn geld had uitgegeven, kon hij naar een koopman stappen ‘die tegen 12 procent per jaar het probleem oploste’.
De geldhandel was een aparte bedrijfstak, meldde Federico Badoero in 1557. De hertog van Alva, schreef hij, was naar Nederland gestuurd om in het opstandige gebied de ketterij uit te roeien en de rust terug te brengen. Bij zijn komst had hij 14.000 scudi bij zich. Toen hij vertrok, waren dat er 40.000 geworden, ‘doordat hij in Antwerpen geld had geïnvesteerd’. Badoero kon bijna niet geloven ‘op welke schaal hier wordt gehandeld: misschien gaat er per jaar wel meer dan 40 miljoen in goud om, en dat geld is voortdurend in beweging’. Geld kostte veel geld, zelfs voor de Spaanse koning Filips ii, maar elders in zijn gebieden was het nog duurder: in Antwerpen betaalde hij 24 procent, knap veel in vergelijking met de 12 procent die hij in Spanje kwijt was, maar een koopje vergeleken met de 40 procent die hij in Napels moest betalen om belastingrevenuen in handen te krijgen voor die belasting werd opgelegd.
Bovendien was de machine om rijkdom te verwerven ook een centrum voor allerlei handel. Je kon er gewoon niet omheen. Ook al zat Paolo Tiepolo in 1563 alleen maar als ambassadeur in Vlaanderen omdat Filips daar oorlog wilde voeren, hij zag toch duidelijk ‘dat alle handelsstromen, uit buitenland en eigen land, via Antwerpen lopen, waar een menigte kooplieden ervoor zorgt dat die stad een grotere faam geniet dan elke andere stad, en een markt is waar heel Europa komt’. Volgens Tiepolo was het bestaan van de stad de reden dat de keizer – meestal dan – genoeg geld had om oorlog te voeren.
En nu komt de paradox, als je uit Venetië kwam: Antwerpen was wel rijk, maar liet zich daar niet op voorstaan. Badoero zag al het handeldrijven, alle pogingen om op een bepaald gebied een monopolie te verwerven. Hij was getuige ‘van een groot en gevarieerd aanbod van wezenlijk belangrijke, nuttige, handzame en het gemak verhogende artikelen die over land en zee worden aangevoerd’ en noemde Antwerpen ‘de grootste marktplaats ter wereld’. Alleen sprak hij niet in dezelfde superlatieven over de stad zelf. ‘Iedereen heeft een huis dat van alle gemakken is voorzien, maar heeft meer oog voor zuinigheid dan dat hij zijn geld uitgeeft aan opzichtige zaken.’ Het enige wat hem wel opviel aan de huizen, was dat ze blinkend schoon waren. Andere mensen, die niet uit een stad vol palazzi kwamen, waren meer onder de indruk. In 1520 kreeg de grote Albrecht Dürer het nieuwe huis van de burgemeester te zien, ‘onmetelijk groot, uitzonderlijk fraaie, grote vertrekken en een zeer grote tuin. Al met al een zo nobel huis als ik in heel Duitsland nog nooit heb gezien.’
Het echte verschil was dat Antwerpen zich niet erg bekommerde om hoffelijk gedrag, kerkelijke voorschriften of zelfs wat er op tafel kwam. Het viel Badoero op dat vrouwen zich ‘heel zedig’ kleedden, al had die zedigheid op andere gebieden zo haar grenzen. Hij verbaasde zich erover dat mannen met andermans vrouw praatten en zelfs ‘onfatsoenlijke grappen maakten waar ongetrouwde meisjes bij waren’. Giovanni Zorcha had hem kunnen vertellen dat je nog verder kon gaan als je twintig was.
Wat het eten betreft: ‘Ze koken één keer per week, en dan voedsel dat zo goedkoop is dat het niet mee zou vallen om nog schrieperiger te leven.’ Zoals Badoero zei: ‘Aan eten besteden ze niet overmatig veel aandacht.’ Maar hij voegde eraan toe: ‘Maar wel bezatten ze zich elke dag, en vaak zijn de vrouwen daarbij net zo erg als de mannen.’ Maar niet altijd. ‘De mannen zijn zo vaak dronken,’ schreef hij wat later, ‘dat het leiden van een bedrijf aan de vrouwen wordt overgelaten.’

 

Copyright © 2021 Michael Pye
Copyright Nederlandse vertaling © 2021 Pon Ruiter en Annemie de Vries

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum