Leesfragment: Bestaat er een raarder leven dan het mijne? Jef Last (1898-1972)

17 januari 2021 , door Rudi Wester
| | | |

19 januari verschijnt Rudi Westers biografie Bestaat er een raarder leven dan het mijne? Jef Last (1898-1972). Wij publiceren voor!

Romancier, dichter, essayist, sinoloog, schilder, polyglotte journalist, vertaler, provo, begeesterd spreker: Jef Last (1898-1972) valt niet te rubriceren. Hij zwierf over de hele aarde, vocht in de Spaanse Burgeroorlog en was een dapper verzetsman. Zijn leven lang was hij een romanticus, hartstochtelijk de vrijheid en gerechtigheid toegedaan, altijd opkomend voor de underdog in de maatschappij: de arbeider, de gekleurde volkeren, de homoseksuelen. Schrijven was zijn wapen, de wereld zijn werkterrein. Een culturele bruggenbouwer tussen Oost en West, met zijn beschouwingen over Chinese filosofen en vertalingen van grote Japanse schrijvers. Hij was cultureel adviseur van Soekarno en leraar op Bali. Onder zijn vrienden telde hij André Gide, Mohammed Hatta, Willem Drees en Willy Brandt. Van vurig socialist evolueerde hij naar aristocratisch humanist, met een tussenstop als communist. Een grillig en niet altijd gemakkelijk mens. Maar altijd integer en trouw aan zijn geweten, zoals naar voren komt in al zijn werk.

In deze eerste biografie over Nederlands letterkundige vechtjas nummer één heeft Rudi Wester op verbluffende wijze het fenomeen Jef Last in kaart gebracht. Daarbij heeft ze uitgebreid geput uit zijn bijzonder openhartige, ongepubliceerde memoires, die een ongekende blik geven op dit turbulente leven.

Rudi Wester studeerde Franse taal- en letterkunde. Ze is literair criticus, oud-directeur van het Institut Néerlandais in Parijs en oud-directeur van het Literair Vertalingenfonds.

 

Enfin! André Gide
(1934)

Het was niet voor niets dat Jef Last zich in het Parijs van begin jaren dertig zeer thuis voelde. Ondanks de crisis zinderde de Lichtstad van culturele activiteiten. De theaters zaten vol, het nachtleven floreerde. In rokerige kelders luisterde men naar jazz en schrijvers uit alle landen discussieerden met elkaar in de literaire salon van de Amerikaanse Gertrude Stein of in de talloze cafés op de Rive Gauche. Het leven in Frankrijk was goedkoper dan elders en er was minder censuur dan in het conservatievere Amerika of Engeland. Beroemde schrijvers als Ernest Hemingway, John Dos Passos, Scott Fitzgerald, T.S. Eliot, Ezra Pound, door Gertrude Stein de Lost Generation gedoopt, genoten van dat Parijs. Hemingways A Moveable Feast over datzelfde Parijs zou zelfs na de aanslagen in 2015 en 2016 weer tot een opbeurend boek worden voor de verslagen Fransen.
Het waren opwindende tijden, ook op het politieke vlak. Na rellen, uitgelokt door extreemrechts, had de sterke communistische partij in Frankrijk in februari 1934 zelfs besloten een ‘eenheidsfront’ te vormen met andere linkse partijen en met de vakbonden, teneinde de republiek te beschermen tegen het fascisme en een anticrisisbeleid te kunnen doorvoeren. Het Franse proletariaat én de linkse intellectuelen streden voortaan eensgezind tegen de rechtse extremisten. Het eenheidsfront was een eigenaardige combinatie, die dan ook tot veel verhitte debatten, tot ruzies, verdachtmakingen en schotschriften leidde. Arbeiders kwamen hierin overigens nauwelijks aan het woord, intellectuelen des te meer. Het lag dan ook geheel in de lijn van de tijd dat vooraanstaande communistisch angehauchte schrijvers als André Malraux en diehard Louis Aragon de uitnodiging aannamen voor het groots opgezette internationale Eerste Congres van Sovjetschrijvers van 17 augustus tot 1 september 1934 in Moskou. De invloedrijke André Gide, een van Frankrijks vermaardste fellowtravellers, had een briefje gestuurd dat hij helaas niet kon komen omdat hij een ‘communistisch individualisme’ aanhing.
Hij kreeg volledig gelijk met zijn afwezigheid, want voor veel intellectuelen werd dit congres een deceptie. In een bomvolle zaal met niet minder dan 591 gedelegeerden uit veertig landen werden de ‘nieuwe regels voor sociaalrealistische kunst’ door Maxim Gorki en consorten hardhandig opgelegd, oftewel: kunst moest altijd optimistisch zijn en een positieve held uit het volk tonen. Maar ook: het volk moest kunst kunnen begrijpen, dus experimenten waren voortaan uit den boze. Deze regels golden zéker voor schrijvers, ‘de ingenieurs van de ziel’ volgens Stalin. Klaus Mann, Boris Pasternak, Ilja Ehrenburg en André Malraux – om maar enkelen te noemen – steigerden echter ter plekke en verdedigden vol vuur de vrijheid van het woord en die van henzelf.
Zo ook Jef Last, de enige Nederlandse schrijver die op dit congres sprak, en dan ook nog namens de ‘arbeiders van Nederlands-Indië, Holland, Friesland en Vlaanderen’. Zijn opzettelijk onjuist geïnterpreteerde verslag erover in het wetenschappelijk blad van de cph, Kommunisme, viel niet in goede aarde bij zijn Genosse als Vanter alias père Van het Reve, die hem publiekelijk de oren waste. Het zou nooit meer goed komen tussen Vanter en Last noch tussen de strenge opvattingen van het communisme over ‘de taak van een schrijver’ en de steeds meer naar artistieke en persoonlijke vrijheid snakkende Jef Last. Niettemin was dit wél de laatste bijeenkomst in de Sovjet-Unie waar kunstenaars en intellectuelen nog vrijelijk en zonder opgepakt te worden over de voor- en nadelen van het socialistisch realisme in de kunst konden discussiëren.
Maar toen ontmoette Jef iemand die zijn hele leven in literair en persoonlijk opzicht zou veranderen. Een cruciale ontmoeting voor de zoekende 36- jarige.

Die 23ste oktober 1934 was een nog tamelijk warme dag in Parijs. Buiten flaneerden jonge Parisiennes zorgeloos over de Champs-Élysées en langs de grote boulevards. Maar binnen, in dat immer verveloze Palais de la Mutualité in het vijfde arrondissement, was het congres van de Association des Écrivains et Artistes Révolutionnaires aan de gang, een serieuze aangelegenheid. Het was benauwd in de sombere zalen, veel deelnemers zuchtten onder de ellenlange, vaak saaie toespraken. Het congres stond onder voorzitterschap van een mokkende André Gide, die met veel moeite was overgehaald. Veel schrijvers die in Moskou aanwezig waren geweest, waren ook hier present.
Toevallig was ook Jef Last in Parijs, niet voor het Congres maar omdat hij net ‘een mannetje’ had afgeleverd en ongeduldig wachtte op iemand die hij mee terug moest nemen. Op het laatste moment echter werd hij door de partij gevraagd op het congres te spreken.
Het Franse tijdschrift Regards van die week publiceerde een foto waarop een wat vermoeid ogende André Gide, een jonge André Malraux en een broodmagere Jef Last aan een tafel zitten, met achter hen staand de Russische schrijver Ilja Ehrenburg. Het is de eerste ontmoeting tussen de dan 64-jarige André Gide en de 36-jarige Jef Last, en het zou een hechte vriendschap tussen hen beiden worden. Een vriendschap soms vol misverstanden, maar wel een échte vriendschap. In de parlandostijl van dit deel van zijn memoires beschrijft Jef Last hun moeizame eerste treffen:

Voor de pauze spraken een stuk of vier schrijvers uit Marokko en Senegal, die over het algemeen altijd weer dezelfde deun afdraaiden van wat wij destijds het ‘partij-Chinees’ noemden. En Gide zat daar aan de voorzitterstafel verveeld en ernstig naar te kijken. [...] Toen ik in de pauze naar Gide toeging en vroeg of ik hem de volgende dag misschien eventjes zou mogen spreken, was hij charmant als altijd. Charmant, maar afwijzend: hij kwam niet meer aan werken toe en had iets heel belangrijks te doen. Maar misschien over veertien dagen? Nou ja, over veertien dagen moest ik allang weer terug zijn in Nederland. Maar na de pauze was ik de eerste spreker, en dat schijnt nogal opgang gemaakt te hebben want de volgende dag stonden zelfs in een blad als Le Temps enkele regels dat de Hollander Jef Last in een afschuwelijk Teutoons accent zeer interessante dingen over de werkloze jeugd in Duitsland had verteld.

Zoals altijd sprak hij voor de vuist weg en hield hij een begeesterd, origineel betoog. Dat verraste Gide kennelijk zodanig dat hij Jef uit zichzelf vroeg een ‘halfuurtje’ naar zijn huis in de rue Vaneau te komen om te praten. Die schreef hierover in zijn memoires: ‘Dat is dan die ochtend dat ik inderdaad om tien uur ben gekomen en om elf uur weg wou gaan, maar hij heeft me gehouden en we zijn samen gaan eten in een chauffeurscafeetje, als ik me goed herinner, en ik ben ’s avonds bij hem gebleven, en een paar weken later kreeg ik voorgoed de sleutel van de bovenverdieping van zijn huis.’
In een brief aan Claude Mauriac memoreerde André Gide van zijn kant de grote indruk die Last tijdens deze eerste ontmoeting op hem had gemaakt, een Last ‘die vanaf het eerste moment dat ik hem zag tijdens de openbare bijeenkomst mij buitengewoon sympathiek overkwam. Wat een bijzondere jongen! [...] Wat een toewijding! Wat een vuur! Wat een generositeit! Hij heeft nooit een cent, hoewel zijn boeken in Nederland heel goed verkopen, omdat hij altijd kameraden zonder onderdak om zich heen heeft aan wie hij te eten geeft en die hij onderdak brengt. Hij heeft alle beroepen uitgeoefend. Hij kent alle talen.’
Maria van Rysselberghe, de trouwe verslaggeefster van het dagelijks leven van Gide in 1 bis rue Vaneau, noteerde in Les Cahiers de la Petite Dame over haar eerste kennismaking met Last: ‘Nederlandse zeeman, schrijver, opwindend, amusant, ironisch in een onmogelijk Frans’. Het hoorde bij het spel der misverstanden waarop de vriendschap tussen Jef Last en André Gide voor een aanzienlijk deel gebaseerd was. Gide wilde in Last een ruwe zeeman zien, een echte ‘proletarische vriend’, zodat hij in zijn Franse intellectuele milieu met ‘deze eenvoudige matroos’ kon pronken, zoals Jef achteraf vaststelde.

[...]

 

© 2021 Rudi Wester

pro-mbooks1 : athenaeum