Leesfragment: Bloed in de rivier

03 februari 2021 , door Marjoleine Kars
|

Nu in vier Athenaeum Boekhandels: Marjoleine Kars' Bloed in de rivier. Het onbekende verhaal van de massale slavenopstand in een Nederlandse kolonie (Blood on the River, vertaald door Nannie de Nijs Bik-Plasman en Albert Witteveen). Tijd voor een fragment!

In Bloed in de rivier vertelt Marjoleine Kars over een onbekend stuk koloniale geschiedenis. Op zondag 27 februari 1763 kwamen duizenden tot slaaf gemaakten in de Nederlandse kolonie Berbice (het hedendaagse Guyana, naast Suriname) in opstand tegen hun overheersers en de verschrikkelijke omstandigheden waarin ze leefden. Deze revolutionairen zouden een vol jaar standhouden en hun overwinning was bijzonder dichtbij. Uiteindelijk sloegen de Nederlanders de opstand neer met hulp van soldaten uit bevriende buurkolonies en Europa. Slavernijhistoricus Kars baseert zich op een unieke bron: de ruim 900 transcripties van de ondervragingen van slaafgemaakten die plaatsvonden nadat de Nederlanders de macht weer in handen hadden. Zo schetst ze een zeldzaam levendig en spannend beeld van de dagelijkse gebeurtenissen tijdens de opstand en de mensen die er een rol in speelden.

Bloed in de rivier is een belangrijke verrijking van onze kennis van het Nederlandse koloniale verleden, van slavernij en de strijd om vrijheid.

 

Proloog

Terwijl we met negentig kilometer per uur hotsend en klotsend voortraasden in een pick-uptruck met vierwielaandrijving, keek ik opzij naar Alex in de hoop dat hij de wagen niet in een van de diepe geulen in de weg zou doen belanden. We reden over de Ituni-highway, de hoofdweg die van de Guyaanse hoofdstad Georgetown naar Brazilië leidt. Het was alleen in naam een highway. De verharde weg ging na veertig kilometer over in een zandpad met diepe voren dat langs bauxietmijnen, savanne en laaglandregenwoud voerde. Alex had deze route al honderden keren gereden. Elk jaar brengt hij wetenschappers van Georgetown naar Dubulay, zijn veeboerderij van 6900 hectare, die honderdtwintig kilometer stroomopwaarts aan de Berbice in een afgelegen, dunbevolkt bosgebied ligt. Ze komen hier de planten en dieren van Guyana’s uitgestrekte, niet aan banden gelegde wildernis bestuderen. Een van de biologen telde eenenveertig soorten vleermuizen op de ranch; een ander vernoemde een nieuw ontdekte soort hagedis naar Alex. Een groot Amerikaans agrarisch bedrijf runt een onderzoeksstation op de ranch van Alex om te experimenteren met een sterkere soort mais. Ik was de eerste historicus die op bezoek kwam. Dat was naar aanleiding van een onverwachte ontdekking in de archieven.
Een paar jaar eerder was ik bij toeval in het Nationaal Archief in Den Haag gestuit op een aantal verslagen over een grote slavenopstand. Deze vond plaats in 1763-1764 in het Nederlandse Berbice – het huidige Guyana – aan de Wilde Kust, de noordrand van Zuid-Amerika. Ik stond versteld van deze documenten. Ik had nog nooit van de kolonie Berbice of van de slavenopstand in 1763 gehoord. Slechts weinigen hebben er wel van gehoord: niemand heeft ooit diepgaand onderzoek naar de opstand gedaan. Maar het archief was buitengewoon uitgebreid. Naast het dagregister van de gouverneur van de kolonie en bergen correspondentie met Europa bevatte het vijfhonderd handgeschreven pagina’s met verhoren van slaafgemaakten en – nog aanlokkelijker voor onderzoek – brieven die de opstandige ex-slaafgemaakten aan de Nederlandse autoriteiten hadden geschreven. We hebben weinig bronnen uit de achttiende eeuw waarin slaafgemaakte mensen feitelijk aan het woord komen, en hier waren hun stemmen, vervat in oud Nederlands.
Als historicus van de Atlantische wereld was ik me er terdege van bewust dat de meeste grote slavenopstanden binnen een termijn van dagen of zelfs uren waren onderdrukt, waardoor er weinig sporen resteerden van de organisatie ervan of hoe mensen hun vrijheid gestalte gaven. Maar tot mijn verbazing namen de opstandelingen in Berbice de kolonie grotendeels over en hielden ze zich de Nederlanders langer dan een jaar van het lijf. Hoe kregen ze dit voor elkaar? Wat was hun streven? Van eerder onderzoek naar de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog wist ik dat er onder de koloniale Amerikanen in die tijd, anders dan de populaire mythevorming wil doen geloven, geen overeenstemming bestond over de betekenis van ‘vrijheid’ of over hun toekomst na het verwezenlijken van de onafhankelijkheid. De kolonisten vielen niet alleen uiteen in patriotten en loyalisten, velen weigerden ook hun steun aan een van deze twee partijen te geven of twijfelden hiertussen. Ik nam me voor om uit te zoeken of de Berbice-opstand dezelfde complexe situatie vertoonde.
De Dubulay-ranch mag dan een fantastisch oord voor biologen zijn, hij heeft historici zelfs nog meer te bieden. Bijna vierhonderd jaar geleden stichtte de Nederlander Abraham van Pere een kolonie aan de Berbice. Hij bouwde een huis en dreef handel met de inheemse bevolking op de plek die nu wordt ingenomen door de Dubulay-ranch. Mettertijd groeide Van Peres boerderij de Peereboom uit tot een grote suikerplantage. Vroeg in de achttiende eeuw kocht een groep investeerders uit Amsterdam de kolonie van de familie Van Pere, en werd de Peereboom een van de elf plantages die eigendom waren van de Sociëteit van Berbice. Begin 1763 kwamen de slaafgemaakten in Berbice in verzet. De daaropvolgende rebellie hield meer dan een jaar stand en omvatte vrijwel de hele populatie van slaafgemaakten, ongeveer vijfduizend mensen verspreid over 135 plantages. Na verdere bestudering van deze opstand kwam ik erachter dat de Peereboom een prominente plaats innam bij deze gebeurtenissen. De opstandelingen richtten hier ondanks beloften van een vrije aftocht een bloedbad aan en doodden tweeënveertig Europeanen – mannen, vrouwen en kinderen – die na het uitbreken van de opstand hun toevlucht op de Peereboom hadden gezocht. Later bouwden Afrikanen die door andere rebellen werden beschuldigd van kannibalisme, een eigen dorp op de savanne achter de plantage.
Ik was in Georgetown aangekomen na een tussenstop van een hele nacht op de luchthaven van Trinidad. Met een wazige blik rondlopend, had ik alleen een heel vaag idee hoe ik verder zou gaan. Ik had eerder bedacht dat ik naar een plek stroomopwaarts aan de Berbice wilde reizen om het terrein te leren kennen. Maar er rijdt geen bus of trein langs de Berbice, er loopt niet eens een rechtstreekse weg, en er zijn geen hotels (de toeristenindustrie van Guyana is nog in ontwikkeling). Na een maand van e-mailen met een bekende in wildernis gespecialiseerde organisatie was ik uitgekomen op een reisroute en een bijbehorend prijskaartje dat meer was afgestemd op een chique ‘avontuurlijke vakantie’-toerist dan op een historicus met een bescheiden beurs. Op de vooravond van mijn vertrek had ik daarom nog steeds geen defi nitief plan of reserveringen, alleen de verzekering van een Schotse vrouw die al lange tijd in Guyana woonde, en met wie ik op het laatste moment in contact was gekomen, dat ze ervoor zou zorgen dat een chauff eur mij om vijf uur ’s ochtends op het vliegveld kwam afhalen en me naar haar huis zou brengen. Margaret bleek een energieke vrouw van ergens in de zestig te zijn, die ervaring had in het organiseren van een op onderzoek georiënteerd verblijf voor wetenschappers die geïnteresseerd waren in de enorme biodiversiteit van Guyana. Zij was goed bekend met Dubulay. Alex was een oude schoolvriend van haar zoon. Toevallig zou Alex over een uur vanuit Georgetown naar Dubulay vertrekken; daarmee had ik net genoeg tijd om snacks in te slaan bij het plaatselijke Shell-station. Voor de veiligheid liet ik mijn paspoort en wat reservegeld achter bij Margaret, die ik nu vijfenveertig minuten kende, en klauterde in de cabine van Alex’ pick-uptruck. Toen hij zijn geweer achter de zittingen stak, gingen mijn wenkbrauwen omhoog. Alex legde uit dat een roofoverval op de highway geen grapje is in Guyana.
Guyana, dat wel vijf keer zo groot als Nederland is, ligt in het noordelijke deel van Zuid-Amerika aan de Grote Oceaan en heeft gemeenschappelijke grenzen met Suriname, Venezuela en Brazilië. Zo’n 40 procent van de naar schatting 773 000 inwoners bestaat uit immigranten uit India, van wie de voorouders in de negentiende eeuw als contractarbeiders overkwamen na de afschaffi ng van de slavernij. De afstammelingen van de voormalige slaafgemaakten vormen ongeveer 30 procent van de bevolking, en nog eens 20 procent is van gemengde afkomst. Inheemsen vormen bijna 10 procent van de bevolking, en witten en Chinezen 0,5 procent. Ongeveer 90 procent van de Guyanen woont op de laagvlakte aan de kust, waardoor de rest van het land, met uitgestrekte savannen en regenwouden, vrijwel geen inwoners heeft. Guyana heeft slechts achtduizend kilometer aan wegen, en daarvan is minder dan 10 procent verhard. Je reist naar het binnenland per jeep of per boot. De plaatselijke bevolking vaart met boomstamkano’s over de rivieren Berbice, Demerara en Essequebo, die als parallelle linten vanuit het binnenland naar de kust stromen. In de zeventiende eeuw bouwden de Nederlanders hun nederzettingen aan elk van deze grote waterwegen. Deze koloniën gingen in het begin van de negentiende eeuw over in Britse handen, waardoor Guyana het enige Engelstalige land in Zuid-Amerika werd. In 1966 werd Brits-Guyana onafhankelijk.
Een groot deel van de oudste historische gegevens van het land ligt opgeslagen in Nederland. Toen ik het archief in Den Haag bestudeerde, nam mijn verbazing over het verhaal van de opstand in Berbice alleen nog maar toe. Bijna negenhonderd mensen, bijna de helft van de slaafgemaakte volwassenen die in leven waren gebleven, werden kort na de opstand in 1763 verhoord als verdachten of getuigen. In reactie op de specifi eke, en vaak sturende, vragen gaven de opnieuw tot slaaf gemaakten zorgvuldige en strategische antwoorden, die werden overgebracht door een Europese secretaris die het Creools in het Nederlands vertaalde, de antwoorden samenvatte, en vaker in de derde persoon dan in de eerste persoon schreef. Sommige getuigenverklaringen waren uiterst kort, terwijl andere wel enkele bladzijden besloegen.
De Nederlanders gaven niet veel om de interne intriges van het oproer. Ze richtten hun vragen vooral op wat hen interesseerde: strafbare overtredingen als leiderschap, vernieling van eigendommen, en vooral ‘moord op christenen’. Aangezien hun eigen leven en het leven van anderen op het spel stonden, hadden de slaafgemaakten reden te over om allerlei zaken anders voor te stellen of weg te laten, en te liegen. En het is moeilijk te achterhalen hoe de woorden van de mensen moeten worden gelezen, omdat een geschreven getuigenverklaring ons berooft van emotionele aanwijzingen die tot uiting komen in gevoelswaarde, stiltes of aarzelingen. En toch realiseerde ik me, toen ik verder groef in deze verslagen, dat de getuigenverklaringen ondanks de belangrijke beperkingen een kijk uit de eerste hand bieden op de slavernij, het gewapende verzet en de intriges van de opstand met tal van vertrouwelijke, minutieuze details.

[...]

 

© 2020 Marjoleine Kars

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum