Leesfragment: Chansons!

23 november 2021 , door Matthijs van Nieuwkerk en Rob Kemps
|

Vanaf vandaag bij de Athenaeum Boekhandels: Matthijs van Nieuwkerk en Rob Kemps, Chansons! Op zoek naar het Franse lied door de straten van Parijs. Lees bij ons twee hoofdstukken over Serge Gainsbourg.

Bekend van de gloednieuwe serie Chansons! van BNNVARA. De mooiste verhalen uit de serie, aangevuld met persoonlijke anekdotes, unieke foto’s, nieuwe belevenissen & terugblikken op de bijzondere reis én natuurlijk talloze lijstjes: de beste zanger, de mooiste liedjes en het beste terras van Parijs!

Een prachtig cadeau en bewaarboek voor alle fans van de serie, liefhebbers van het Franse lied én van Parijs!

Matthijs van Nieuwkerk en Rob Kemps laten je in dit boek over de liefde, het leven en de melancholie kennismaken met de muziek van onder andere Édith Piaf, Jacques Brel, Serge Gainsbourg en Charles Aznavour. Samen struinen ze de straten van Parijs af op zoek naar de verhalen achter het chanson. In de vier delen Parijs, Liefde, Joie de Vivre en Melancholie nemen ze ons mee op hun ontdekkingstocht en zien we de stad door de ogen van Rob en Matthijs. Je kunt je geen betere gidsen wensen, beiden zijn verknocht aan de Franse hoofdstad.

N.B. Martin Smit besprak in 2012 Bart Van Loo's Chanson Illustrée, een geschiedenis van Frankrijk in chansons.

 

Uit: Matthijs van Nieuwkerk en Rob Kemps, Chansons!

Serge Gainsbourg

Icoon van de franse muziek

Met ‘Je t’aime… moi non plus’ scoorde Serge Gainsbourg zijn grootste hit. De controversiële hijgplaat was hem op het lijf geschreven, want Gainsbourg was een provocateur pur sang. Maar bovenal was hij een begenadigd componist en tekstdichter.

Serge Gainsbourg, geboren in 1928 als Lucien Ginsburg, is de zoon van Russisch-Joodse ouders die naar Frankrijk vluchtten na de Russische Revolutie. Zijn vader is barpianist en kunstschilder, zijn moeder geeft zangles aan een conservatorium.

Gainsbourg gaat studeren aan de kunstacademie, waar hij zijn eerste vrouw Lise Lévitzky leert kennen. Als hij merkt dat hij tekortschiet als kunstschilder, kiest hij voor een loopbaan in de muziek. Hij gaat aan de slag als jazzpianist in het cabaretcircuit en wordt al snel gevraagd voor een rol in een musical. Met tegenzin neemt hij de rol van zanger op zich; hij ziet zichzelf meer als componist dan als uitvoerder.

Toch maakt hij in 1958 zijn opnamedebuut. Gainsbourg, in die jaren een keurig gekapte klassieke chansonnier, brengt zijn eerste album uit, met als debuutsingle ‘Le poinçonneur des Lilas’: een tragikomisch liedje over het saaie leven van een kaartjesknipper in de Parijse metro. In de eerste helft van de jaren zestig brengt hij nog twee jazzgeïnspireerde soloalbums uit, maar in de hitlijsten doen ze weinig. Uit deze tijd dateert wel een van zijn bekendste nummers: ‘La chanson de Prévert’. Een stuk succesvoller is hij met zijn composities voor andere artiesten, zoals Petula Clark, Juliette Gréco en Dionne Warwick. ‘La Javanaise’ schrijft hij in de nacht dat Gréco zijn avances had afgewezen. Toch zou ze het nummer altijd in haar repertoire houden.

 

Uit: Matthijs van Nieuwkerk en Rob Kemps, Chansons!

Als na zes jaar een einde komt aan zijn huwelijk met Lévitzky, krijgt Gainsbourg een relatie met Françoise-Antoinette Pancrazzi, de dochter van een rijke industrieel. Met haar leidt hij een nieuw, bijna burgerlijk bestaan. De twee houden er een luxe levensstijl op na en betrekken een prachtig appartement aan de Rue Tronchet. Samen krijgen ze twee kinderen, maar het gezinsgeluk duurt niet lang. Na amper twee jaar gaat het huwelijk aan jaloezie ten onder. Gainsbourg heeft niet alleen een onstilbare honger naar drank en sigaretten, maar ook naar vrouwen. Hij is niet de knapste (‘Lelijkheid is beter dan schoonheid, die verlies je tenminste niet in de rest van je leven’), maar er zullen nog vele veroveringen volgen.

Eind jaren zestig raakt Gainsbourg bevriend met actrice en sekssymbool Brigitte Bardot. Met Bardot als zijn muze – later krijgt hij nog een korte affaire met haar – wordt de muziek van Gainsbourg plotseling erotisch en uitzinnig. Samen voeren ze een reeks duetten uit ter ere van iconen uit de popcultuur, waaronder ‘Bonnie and Clyde’ en ‘Harley Davidson’. In 1967 neemt hij met haar het stomende ‘Je t’aime… moi non plus’ op, maar de echtgenoot van Bardot verbiedt het nummer.

Twee jaar later brengt Gainsbourg het alsnog uit, nu gezongen door zijn toekomstige vriendin, de ravissante Britse zangeres Jane Birkin. De plaat veroorzaakt veel ophef vanwege het suggestieve gehijg en de expliciete teksten. Het lied wordt in verschillende landen gecensureerd of verboden en veel radiostations weigeren het te draaien. De controverse zwengelt de bekendheid alleen maar aan en zorgt ervoor dat het nummer in veel Europese landen, waaronder Nederland, een grote hit wordt.

Het is niet het eerste, en zeker ook niet het laatste schandaal rondom de even getalenteerde als recalcitrante componist. In 1965 toonde Gainsbourg nog zijn genialiteit als schrijver van ‘Poupée de cire, poupée de son’, waarmee France Gall het Songfestival won. Maar een jaar later laat hij zijn provocatieve kant zien als hij een nieuw nummer voor haar schrijft: ‘Les sucettes’. Het lied bevat verwijzingen naar orale seks, terwijl de achttienjarige zangeres denkt dat het over lolly’s gaat. Als het kwartje valt, durft Gall een tijd niet meer over straat. Ze voelt zich verraden en verbreekt direct de samenwerking met Gainsbourg.

 

Uit: Matthijs van Nieuwkerk en Rob Kemps, Chansons!

Gainsbourg ontwikkelt zich tot een muzikale kameleon, die allerlei stijlen beheerst: van goed in het gehoor liggende melodieën als ‘Poupée de cire’ tot het gevoelige ‘Je suis venu te dire que je m’en vais’, en van het psychedelische ‘Bonnie and Clyde’ tot het erotische ‘Je t’aime… moi non plus’. Op latere albums experimenteert hij met rock, reggae, disco en electro. Hij schrijft de soundtrack voor bijna zestig films en tv-programma’s. Gainsbourg is een muzikale alleskunner. Een genie.

In 1971 komt hij met Histoire de Melody Nelson, een conceptalbum dat in zeven nummers één verhaal vertelt over een romance met tragische afloop, gebaseerd op de roman Lolita van Vladimir Nabokov. Gainsbourg is zijn tijd ver vooruit en het album wordt alom gezien als zijn meest invloedrijke werk. Enkele jaren later volgt Rock Around the Bunker, waarin hij met zwarte humor herinneringen ophaalt aan het leed dat zijn familie is aangedaan tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Hoewel hij nooit meer het commerciële succes van zijn hoogtepunt in de jaren zestig bereikt, blijft hij de gemoederen bezighouden. Zo leidt het verbranden van een vijfhonderdfrankbiljet op livetelevisie tot grote opschudding. Eind jaren zeventig krijgt hij het aan de stok met het Franse leger als hij een reggaeversie van het Franse volkslied opneemt. Het komt hem op doodsbedreigingen te staan van veteranen uit de Algerijnse Onafhankelijkheidsoorlog. Later brengt hij Whitney Houston in verlegenheid als hij live op tv, zichtbaar dronken, zegt dat hij seks met haar wil.

Gainsbourg zorgt slecht voor zichzelf. Hij rookt niet alleen vijf pakjes Gitanes per dag, maar is ook een verstokte alcoholist. Hij begint de dag met een dubbele pastis van het merk 51; een 102 zogezegd. Hij lengt de anijsdrank niet aan met water, maar met wodka. Op 44-jarige leeftijd krijgt hij zijn eerste hartaanval. Als de ambulance hem thuis ophaalt neemt hij twee sloffen sigaretten mee. Vanuit zijn ziekenhuisbed geeft hij een interview waarin hij verkondigt dat hij voortaan nóg meer gaat drinken en roken.

In 1980 komt er een einde aan zijn relatie met Jane Birkin, die hij in 1968 op de filmset had leren kennen en met wie hij zijn grootste succes vierde. Ze is niet langer bestand tegen de dwangstoornissen van haar man. Voor zijn rust moet alles – de muren, de meubels – zwart zijn. Ook kan hij er niet tegen als er spullen in huis worden verplaatst.

Een paar jaar later raakt hun dochter Charlotte betrokken bij een rel als ze op dertienjarige leeftijd met haar vader het duet ‘Lemon Incest’ opneemt. Gainsbourg wordt beschuldigd van het verheerlijken van pedofilie en incest en wordt er zelfs van verdacht dat het nummer autobiografische trekjes heeft. Charlotte ontkent dit later, maar bevestigt wel dat het lied een ‘provocatie’ was. Gainsbourg woont dan inmiddels samen met de 21 jaar jongere mannequin Bambou, met wie hij zijn vierde kind krijgt: Lucien (‘Lulu’).

In het voorjaar van 1991 wordt een nieuwe hartaanval Gainsbourg fataal. Hij wordt begraven op het Joodse deel van het kerkhof van Montparnasse. Zijn strapatsen zijn hem vergeven, de Franse president François Mitterrand eert hem met de woorden: ‘Hij was onze Baudelaire, onze Apollinaire. Hij verhief het lied tot het niveau van kunst.’

Na zijn dood wordt zijn huis aan Rue de Verneuil nooit opnieuw bewoond. Alles is onveranderd gebleven: zijn pen, zijn parfum, zijn bed van Salvador Dalí: alles staat nog precies op dezelfde plek. Het is een bedevaartsoord. Fans komen er kijken, verzamelen zich en laten een boodschap achter op de muur. De gevel is volledig bedekt met graffiti, gedichten én metrokaartjes, als knipoog naar zijn eerste hit.

Gainsbourg en koningin Juliana

Phonogram, de platenmaatschappij van Philips, gaf in Nederland ‘Je t’aime… moi non plus’ uit. Er was veel verontwaardiging en woede over het nummer; het was de goede smaak voorbij. Veel mensen wilden niets meer met Philips te maken hebben. Het schijnt dat de verkoop van koelkasten, wasmachines en andere Philips-apparatuur eronder te lijden had. Het merk was besmet.

Ook koningin Juliana werd erop aangesproken. De Oranjes waren immers grootaandeelhouder van Philips. Het verhaal wil dat Juliana naar de directie van Philips belde en zich hardop afvroeg wat die snol op dat orgel bij Philips te zoeken had. Of woorden van gelijke strekking. De directie bond in en verplaatste het nummer van Phonogram naar Fontana. Dat was nog steeds Philips, maar dan een B-label. De consternatie werkte alleen maar averechts. De plaat bereikte de tweede plaats in de top 40 en werd uitgeroepen tot Hit van het Jaar in 1969.

 

Uit: Matthijs van Nieuwkerk en Rob Kemps, Chansons!

Kempsbourg

5 bis Rue de Verneuil

Het huis van Serge Gainsbourg mocht natuurlijk niet ontbreken aan mijn Parijse opvoeding. In Nederland kennen de meesten hem alleen van zijn duet met Jane Birkin, maar in Frankrijk was het een superster en absoluut een van de meest kleurrijke en controversiële persoonlijkheden uit de Franse popgeschiedenis. De gevel van zijn huis aan de Rue de Verneuil is volledig bedekt met graffiti en met hier en daar wat metrokaartjes. Die kaartjes verwijzen naar een van zijn grootste hits ‘Le poinçonneur des Lilas’, ofwel de kaartjesknipper van (metrostation) Porte des Lilas. En zijn fans hebben dat gekozen als een soort symbool om hem te blijven eren. Ook op zijn graf, helaas niet op Père-Lachaise, maar op Cimetière du Montparnasse, worden nog steeds metrokaartjes achtergelaten.

Maar hoe populair hij ook was, een keer heeft hij zich bijna vergaloppeerd. Dat was toen hij een reggaeversie maakte van de Marseillaise, het Franse volkslied. Daar moet je bij Fransen eigenlijk niet mee aankomen. Er kwam veel en heftig verzet, onder andere van de kant van militairen van het Vreemdelingenlegioen, voor wie de Marseillaise natuurlijk extra speciaal is. Op 4 januari 1980 komt het tot een confrontatie. In Straatsburg zal hij de gewraakte versie ten gehore brengen. Maar er is zo veel verzet dat het optreden op het laatste moment wordt afgeblazen. Gainsbourg geeft echter niet op en terwijl de band al is vertrokken gaat hij toch het toneel op. In de zaal bevinden zich nog wat fans en ook enkele tientallen militairen die vastbesloten zijn hem tot elke prijs te verhinderen te zingen. Dan doet Serge een meesterzet: hij gaat voor de microfoon staan en zingt a capella de Marseillaise in de originele versie.

Uit: Matthijs van Nieuwkerk en Rob Kemps, Chansons!

De militairen zijn met stomheid geslagen en gaan collectief in de houding staan. Hij heeft ze de wapens uit handen geslagen, om het maar bij een militaire beeldspraak te houden. Maar hiermee is het verhaal nog niet af. Een jaar later wordt de originele door Rouget de Lisle geschreven partituur op een veiling te koop aangeboden en door Gainsbourg gekocht. Voor een astronomisch bedrag. Toen ze hem achteraf vroegen hoe ver hij bereid was geweest te gaan, antwoordde hij: ‘Ik was bereid me vandaag te ruïneren.’ Vanaf dat moment vond hij dat hij zich als eigenaar van het oorspronkelijke werk alles kon permitteren en zong hij weer de reggaeversie. Dit is een verhaal dat zich bijna alleen maar in Frankrijk kan afspelen. Het zal ongetwijfeld hier en daar wat zijn aangedikt, maar het is de Franse aard ten voeten uit, zowel waar het de militairen betreft als de actie van Gainsbourg. Daarom vind ik het zo’n interessant land.

[...] 

 

© 2021 Matthijs van Nieuwkerk en Rob Kemps in samenwerking met BNNVARA en MediaLane en Meulenhoff Boekerij BV, Amsterdam

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum